ECLI:NL:TNORARL:2016:29 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/298954/KL RK 16/23

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2016:29
Datum uitspraak: 02-05-2016
Datum publicatie: 26-07-2016
Zaaknummer(s): C/05/298954/KL RK 16/23
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met ontzetting uit het ambt
Inhoudsindicatie:   De notaris heeft gedurende langere tijd een ernstig negatieve liquiditeits- en solvabiliteitspositie zowel wat het kantoor als wat de privé situatie betreft, gehad. Ondanks de benoeming van een stille bewindvoerder die de notaris heeft begeleid, is geen verbetering opgetreden. Die ernstige situatie duurt voort en is structureel. De negatieve posities duren voort en zijn in 2015 verergerd. Er is geen reëel zicht op verbetering. Naast de negatieve financiële posities zijn er zorgwekkende belastingschulden. Vooral het niet – tijdig - afdragen van BTW rekent de kamer de notaris aan. De notaris lijkt zich onvoldoende bewust van de ernst van deze situatie. Aan de notaris zijn voorts sedert 2005 bij herhaling tuchtrechtelijke maatregelen opgelegd. Het risico dat het handelen en nalaten van de notaris het vertrouwen dat aan het notariaat in de rechtsbedeling is opgedragen kan schaden, is dermate groot dat de kamer een langer voortzetten van de notariële praktijk door de notaris niet voor haar verantwoording wil nemen.Gezien deze feiten en omstandigheden acht de kamer de maatregel van ontzetting uit het ambt passend en geboden.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: C/05/298954/KL RK 16/23

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

Het Bureau Financieel Toezicht (BFT),

gevestigd te Utrecht,

gemachtigde: mr. R. Wisse,

tegen

mr.[…],

notaris te […].

Partijen worden hierna klager en notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      de klacht van 8 maart 2016;

-      het verweerschrift van de notaris gedateerd 23 maart 2016, ontvangen per

e-mail op 6 april 2016.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 6 april 2016. Namens klager zijn verschenen mr. R. Wisse en de heer D. van der Veer. Klager heeft een pleitnota overgelegd. De notaris is in persoon verschenen.

2. De feiten

2.1 De notaris is vanaf 2000 als zodanig werkzaam. Op 28 december 2012 heeft  de voorzitter van de toenmalige kamer van toezicht Amsterdam bij wijze van ordemaatregel een stille bewindvoerder voor de notaris benoemd. Deze bewindvoering is op 24 september 2013 door de voorzitter van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem- Leeuwarden verlengd tot

28 december 2013.

2.2 In het kader van en aansluitend op de stille bewindvoering zijn door klager regelmatig onderzoeken ingesteld naar en rapportages uitgebracht over de financiële situatie van de notaris. In de rapportages van klager van 7 maart 2013, 22 mei 2013,

1 oktober 2013, 20 december 2013 en 6 juni 2014 is door klager geconstateerd dat de notaris een negatieve kantoorliquiditeit had. De notaris levert zijn financiële gegevens maandelijks bij klager aan.

2.3 In meer recente rapportages van 6 juni 2014, 22 oktober 2015 en

17 februari  2016 constateert klager dat sprake is van een aanzienlijke verslechtering van deze negatieve kantoorliquiditeit. Sedert 2015 is voorts sprake van een negatieve solvabiliteitspositie van het kantoor. Het kantoor leed een verlies van bijna

€ 65.000,--. De onderzoek rapportage van 17 februari 2016 toont aan dat ook het privévermogen van de notaris sterk negatief (bijna € 400.000,--) is.

2.4 In de onder 2.2 en 2.3 aangehaalde rapportages heeft klager eveneens onderzoek gedaan naar de financiële kantooradministratie van de notaris, alsmede is - deels steekproefsgewijs - de afwikkeling van  individuele dossiers onderzocht.

2.5 De onder 2.4 bedoelde financiële administratie en afwikkeling van boedeldossiers voldeed naar het oordeel van klager niet aan de te stellen eisen. Klager heeft de notaris gewaarschuwd en een termijn gegeven om zijn administratie op orde te brengen.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klager heeft gezien de uitkomst van de door hem ingestelde onderzoeken de onderhavige klacht tegen de notaris ingediend. De klacht bestaat uit drie onderdelen.

Klachtonderdeel 1

Klager stelt vast dat al geruime tijd sprake is van een negatieve solvabiliteit en liquiditeit, zowel zakelijk als privé. Door het laten voortduren van deze toestand handelt de notaris in strijd met artikel 23 Wet op het notarisambt (Wna).

Klachtonderdeel 2

Klager stelt vast dat ondanks waarschuwingen en een gegeven hersteltermijn de financiële administratie van de notaris niet is gaan voldoen  aan de ingevolge de Wna en geldende verordeningen te stellen eisen. Ook is de afwikkeling van oudere (boedel) dossiers onvoldoende ter hand genomen.

Klachtonderdeel 3

Klager heeft een individueel dossier(nummer […]) onderzocht. Klager verwijt de notaris onregelmatigheden in de afwikkeling van dit boedeldossier. Klager stelt dat de onder de verantwoordelijkheid van de notaris werkzame kandidaat-notaris betalingen uit de boedel heeft verricht zonder toestemming van de rechthebbenden en voorts zonder toestemming van deze rechthebbenden declaraties van het kantoor heeft verrekend met gelden uit de boedel, terwijl in die declaraties ten onrechte kosten ter zake van een klachtprocedure in rekening zijn gebracht. 

3.2 De notaris heeft de klachten gemotiveerd betwist. De notaris voert daarbij aan dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht dan wel dat de klachten ongegrond moeten worden verklaard.

3.3 De (overige) door klager en door de notaris ter onderbouwing van (de reactie op) de genoemde klachtonderdelen gestelde feiten en omstandigheden, voor zover voor de beoordeling van deze klacht van belang, komen hierna aan de orde.

4. De beoordeling

4.1 Relevante bepalingen

Ingevolge artikel 93 lid 1 van de wet op het Notarisambt (Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

Deze norm wordt nader ingevuld door artikel 23 lid 1 Wna waarin wordt bepaald dat het de notaris verboden is, rechtstreeks of middellijk, handelingen te verrichten of na te laten waarvan hij redelijkerwijs moet verwachten dat deze ertoe kunnen leiden, dat hij te eniger tijd niet zal kunnen voldoen aan zijn financiële verplichtingen.

Artikel 24 Wna bepaalt dat de notaris verplicht is van zijn kantoorvermogen en van alles betreffende zijn werkzaamheden daaronder begrepen het beheer van gelden van derden al dan niet vallend onder artikel 25 Wna, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op een zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behoren de boeken, bescheiden en andere gegevens dragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde op eenvoudige wijze zijn rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.

Artikel 1 Administratie verordening(Av) bepaalt dat de notaris zorg dient te dragen voor het instellen van een toereikende administratieve organisatie en een stelsel van interne controle maatregelen waardoor alle opdrachten direct worden vastgelegd en met de vereiste zorgvuldigheid worden uitgevoerd en alle financiële rechten en verplichtingen volledig, juist en tijdig worden vastgelegd en intern worden verantwoord.

Artikel 2 Av bepaalt dat de notaris verplicht is zijn administratie zodanig in te richten dat de verslaggeving kan geschieden conform door het bestuur van de KNB vastgestelde staten voor de indeling van de balans en de staat van baten en lasten en voorschriften met betrekking tot de wijze en frequentie van berekening van de bewarings- en liquiditeitspositie.

Artikel 3 Av bepaalt dat de notaris een zaken-/dossieradministratie dient te voeren die compleet en in voldoende mate gedetailleerd is, opdat op elk moment de financiële status en de voortgang van de in behandeling genomen opdrachten blijkt.

Artikel 4 Av bepaalt dat van iedere opdracht de financiële feiten dienen te worden vastgelegd in de financiële (sub)administratie(s) teneinde de financiële rechten en verplichtingen te kennen. Periodiek dient afstemming plaats te vinden van deze registratie met de in artikel 3 Av genoemde zaken-/dossieradministratie.

Artikel 3 Reglement Verslagstaten 2010 stelt regels omtrent het toereikend zijn van de bewaringspositie van de notaris.

Met inachtneming van deze regelgeving oordeelt de kamer als volgt.

4.2 Klachtonderdeel 1

Klager stelt vast dat er voor de notaris reeds geruime tijd sprake is van een negatieve solvabiliteit en liquiditeit, zowel zakelijk als privé. Door het laten voortduren van deze toestand handelt de notaris in strijd met artikel 23 Wet op het notarisambt (Wna).

4.2.1 Klager wijst ter onderbouwing van dit klachtonderdeel op de maatregel van stille bewindvoering en op de rapportages genoemd onder 2.1 en 2.2.

In deze rapportages is bij herhaling  geconstateerd dat het kantoor van de notaris zowel wat betreft kantoorliquiditeit als solvabiliteit ernstig negatief was. Ook het privé vermogen van de notaris was zwaar negatief. Klager heeft erop gewezen dat - hoewel in de rapportage van 20 december 2013 nog een opgaande lijn werd geconstateerd - de resultaten sinds 2014 weer achteruit zijn gegaan.

Zo is in de onder 2.3 genoemde rapporten van 6 juni 2014, 22 oktober 2015, 17 februari 2016  geconstateerd dat sprake is van een aanzienlijke verslechtering van de steeds negatieve kantoorliquiditeit, met name in 2015.

Klager heeft aangegeven dat met de notaris is afgesproken (bij gelegenheid van het onderzoek van 22 oktober 2015) dat zijn privé-opnamen beperkt dienden te worden. De daarover met klager gemaakte afspraken zijn echter niet nagekomen, hetgeen mede een verklaring is voor de forse achteruitgang van het negatieve kantoorvermogen per eind 2015.

De rapportage van 17 februari 2016 ziet op de nadere onderzoeken die zijn gedaan op 18 januari 2016 en 26 januari 2016. Deze onderzoeken zijn ingesteld in verband met de verslechtering die de maandelijkse rapportages aan klager aangaven en de informatie dat sprake was van aanzienlijke achterstanden in de afdrachten van BTW en loonheffing ondanks een met de belastingdienst afgesproken betalingsregeling. Ultimo 2015 bedroeg de schuld aan loonheffing en BTW (inclusief verhogingen, boetes en rente) € 160.301,00.

Klager wijst voorts op het feit dat één van de schuldeisers van de notaris beslag heeft laten leggen op het kantoorpand.

Dit alles brengt klager tot de slotsom dat in feite sprake is van een ‘technisch faillissement’. De notaris heeft al geruime tijd grote financiële problemen. Gezien het negatieve kantoorvermogen en de problematische liquiditeitspositie verkeert de notaris in een situatie  - althans kan de notaris gemakkelijk in de positie komen te verkeren - waarbij hij niet langer aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen. De notariële onafhankelijkheid komt door dit alles ernstig in gevaar. Zicht op herstel is er niet.

De notaris stelt hiertegenover dat zijn slechte financiële positie slechts een oorzaak heeft. De notaris heeft altijd een goed lopende praktijk gehad. In 2006 heeft hij een woonhuis gekocht, dat hij vervolgens liet restaureren. Na verloop van tijd bleken de financiële lasten van het woonhuis, aangekocht voor de mondiale financiële crisis te hoog. In 2013 heeft de notaris het huis met een groot verlies verkocht. Hierbij is een hoge restschuld aan de hypotheekgever en aan het restauratiefonds ontstaan.

Met de bank wordt overleg gevoerd over de aflossing. De notaris zegt tot 1 juli 2016 rente over de openstaande bankschuld te betalen; vervolgens moeten nadere afspraken worden gemaakt.

De notaris stelt zich daarbij voor dat de bank zijn schuld zal halveren. De bank doet daaromtrent echter thans geen uitspraak, zij het dat de bank heeft laten weten geen enkel belang te hebben bij een déconfiture, omdat haar vordering in dat geval vrijwel volledig moet worden afgeboekt.

Het restauratiefonds heeft gezien de hoogte van de schuld van de notaris executoriaal beslag op het kantoorpand gelegd.

Afgezien van de schulden aan de bank en het restauratiefonds heeft de notaris privé geen schulden.

Op het kantoorpand rust een hypotheek van de ING; de betaling van de aflossing en rente op deze lening verloopt zonder problemen.

De notaris wijst - voor wat betreft het kantoorresultaat - op het feit dat sinds zijn benoeming in het jaar 2000 alle jaren tot en met 2014 winstgevend zijn geweest.       In 2015 is voor het eerst sprake van verlies. Dit verlies is volgens de notaris veroorzaakt door een drietal beslissingen van de kamer voor het notariaat die tot gevolg hebben gehad dat de notaris vanaf augustus 2015 gedurende een periode van ruim vier maanden geschorst is geweest. In die periode heeft de notaris zich maar zeer beperkt met zijn kantoor kunnen bemoeien. Daar heeft de acquisitie en de instroom van nieuwe zaken onder te lijden gehad. Volgens de notaris tonen de cijfers niet alleen het negatieve effect van de schorsing maar ook het positieve effect van zijn werkhervatting aan.

Betreffende de privé opnames heeft de notaris gewezen op zijn - hoge - alimentatieverplichtingen en alle kosten die samenhingen met het woonhuis die in verband met de verkoop van het woonhuis zijn gemaakt. Nu het huis is verkocht, zijn deze laatste kosten niet langer aan de orde, zodat de privé opnamen lager zullen worden.

Voor de toekomst schetst de notaris een positief beeld.

Door de beëindiging van de arbeidsovereenkomsten van een drietal medewerkers zal naar verwachting op jaarbasis een besparing van € 126.000,00 gerealiseerd worden.

De notaris heeft voorts gewezen op het project [C]. Hij stelt een exclusiviteitsovereenkomst met de Nationale Grondbank gesloten te hebben; op grond van die overeenkomst zal de notaris akten gaan verlijden waarbij de overdracht van onroerende zaken gesplist wordt in een eigendomsoverdracht en erfpacht. De notaris verwacht extra omzet, wanneer deze ‘[C] transporten’ van start gaan zodat  het project in de nabije toekomst (zomer 2016) een positieve invloed zal hebben op de resultaten van zijn kantoor.

De notaris heeft in zijn verweer prognoses voor het jaar 2016 overgelegd. Hij verwacht winst te maken, zelfs ongeacht of het project [C] van start gaat. In dat verband heeft hij op zijn grote omzet gewezen. De verwachte winst laat naar de opvatting van de notaris ruimte om tekorten in te lopen en tevens afspraken te maken met zijn schuldeisers, de bank en het restauratiefonds. Bedoelde afspraken zullen vanwege de omvang van de restschuld een lange looptijd moeten hebben.

De notaris verweert zich dan ook tegen de stelling van klager dat hij technisch failliet zou zijn; er is geen aanwijzing dat enig schuldeiser zijn faillissement gaat aanvragen.

Ten slotte merkt de notaris op dat klager het recht de onderhavige klacht in te dienen heeft verwerkt omdat klager reeds geruime tijd op de hoogte is geweest van zijn financiële positie en daarop in de periode vanaf 2013 geen actie heeft ondernomen.

4.2.3 De kamer stelt vast dat klager en de notaris niet van mening verschillen over de inhoud en strekking van de rapportages van klager. De cijfermatige onderbouwing van de klacht is niet door de notaris betwist.

Uit de jaarcijfers zowel van het kantoor van de notaris als privé blijkt dat gedurende meerdere opeenvolgende jaren sprake is van een ernstig negatieve liquiditeits- en solvabiliteitspositie. De kamer onderschrijft daarom de stelling van klager dat de kans dat de notaris zijn financiële verplichtingen niet zal kunnen nakomen, reëel is.  Het gevaar dat de notariële onafhankelijkheid verloren gaat is nu het gewenste overschot in liquiditeit en solvabiliteit ontbreekt, is geenszins ondenkbeeldig.

Er is sprake van een situatie waarin in redelijkheid verwacht moet worden dat de notaris te eniger tijd niet zal kunnen voldoen aan zijn financiële verplichtingen. Het bepaalde in artikel 23 Wna wordt dan ook geschonden.

De kamer acht van groot belang dat in de afgelopen jaren getracht is de problemen van de notaris door de hulp van een stille bewindvoerder op te lossen. De bewindvoering heeft echter geen blijvend resultaat gehad. Sedert het einde van de bewindvoering in december 2013 is de financiële positie van de notaris verslechterd, in 2015 zelfs ernstig verslechterd.

De ernst van deze situatie spreekt naar het oordeel van de kamer niet louter uit de teruglopende cijfers, maar ook uit het feit dat de notaris hoge belastingschulden heeft. De schulden betreffen niet alleen de loonbelasting maar ook de afdracht van BTW, waarbij het gaat om afdracht van gelden die door derden reeds aan de notaris zijn voldaan. Naast de bestaande belastingschulden is bij de behandeling van de klacht gebleken dat in 2016 nog geen belasting betaling heeft plaatsgevonden.

Het feit dat de notaris in 2015 gedurende een deel van dat jaar door de schorsing niet heeft kunnen werken, zal naar het oordeel van de kamer zeker voor een deel een verklaring voor de omzetdaling in dat jaar zijn geweest, maar neemt niet weg dat problemen rond liquiditeit en solvabiliteit al van eerder datum dateren evenals de problematische privé vermogenspositie.

Voor de kamer is daarentegen van groot belang dat geen sprake is van duidelijke tekenen van verbetering binnen redelijke termijn. Weliswaar heeft de notaris begrotingen voor de jaren 2016 en 2017 overgelegd, maar de kamer is daardoor onvoldoende overtuigd. Bij de behandeling van de klacht kwam al snel naar voren dat het feitelijk resultaat over 2015 en de schuldenpositie die aanvang 2016 bestond niet in de begroting 2016 was verwerkt, zodat grote twijfel aan de juistheid van deze begrotingen is ontstaan.

Daarbij komt dat klager terecht gewezen heeft op het feit dat - zelfs als de door de notaris gestelde winsten zouden worden gerealiseerd - de maandelijkse verplichtingen van de notaris zo hoog zijn dat een aanzienlijke verbetering van liquiditeits- en solvabiliteitspositie onmogelijk lijkt. Evenmin beschikt de notaris over enige reserve. Hij heeft ook geen kredietfaciliteit meer.

De kamer verwerpt het verweer van de notaris dat klager hem thans niet meer kan aanspreken op zijn financiële positie omdat klager daarvan reeds geruime tijd op de hoogte is. Klager heeft gedurende lange tijd geprobeerd de notaris een kans te geven om zijn positie te verbeteren. De notaris kan klager dan ook niet tegenwerpen dat klager geduld met hem gehad heeft, maar thans geen verder risico wil nemen.

Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat dit klachtonderdeel gegrond is.

4.3 Klachtonderdeel 2

Klager stelt vast dat ondanks een waarschuwing van haar kant en een gegeven hersteltermijn (tot 31 januari 2015) de financiële administratie van de notaris nog niet voldoet aan de ingevolge de Wna te stelen eisen. Ook is de afwikkeling van oude (boedel)dossiers onvoldoende ter hand genomen.

4.3.1 Klager heeft in de rapportage van 6 juni 2014 bij wijze van waarschuwing de notaris een handhavingsmaatregel opgelegd houdende de verplichting om vóór

31 december 2015 de financiële administratie (met name langlopende dossiers/ oude posten) bij te werken en oude boedeldossiers (vooral nalatenschappen) af te handelen.

Klager heeft met de rapportage van 22 oktober 2015 vastgesteld dat de notaris de aldus gestelde hersteltermijn niet zou gaan halen. Bij gelegenheid van het aan laatstgenoemde rapportage ten grondslag liggende onderzoek is met de notaris nogmaals gesproken over de noodzaak van een degelijk herstelplan.

Klager geeft verder aan dat de financiële administratie van de notaris nog steeds niet op afdoende wijze is ingericht. Dit blijkt onder meer uit het feit dat voor de bepaling van de bewaringspositie en liquiditeitspositie gebruik wordt gemaakt van afzonderlijk ingevulde lijsten, hetgeen de foutgevoeligheid vergroot. Bovendien bestaat op verschillende tijdstippen geen aansluiting tussen de grootboekadministratie en de financiële administratie

Klager wijst tenslotte op het feit dat de notaris de afspraak om oude boedeldossiers af te handelen niet (volledig) is nagekomen.

4.3.2 De notaris verweert zich tegen dit klachtonderdeel allereerst door te wijzen op het feit zijn kantoor in oktober 2015 getracht heeft een overstap te maken naar een nieuw automatiseringspakket. De bedoeling was dat daarbij tegelijkertijd oude posten zouden worden afgewerkt, juist om een goede start te maken met het nieuwe pakket. De voorgenomen conversie is echter mislukt. Op dit moment wordt weer gewerkt met het oorspronkelijke automatiseringsprogramma. Omdat de accountant maandelijks de cijfers, de liquiditeit en de bewaringspositie controleert, behoeft dit niet tot moeilijkheden te leiden. De notaris wijst erop dat hij voor de bewaringspositie een ruime marge aanhoudt. De bewaringspositie is dan ook nooit in gevaar geweest.

Voor het afwerken van oude dossiers heeft de notaris naar medewerkers (kandidaat notarissen) verwezen.

4.3.3 De kamer overweegt dat de notaris niet althans onvoldoende weersproken heeft dat  hij de termijnen die klager hem gaf om de administratie op orde te brengen en om oude dossiers af te werken, niet gehaald heeft.

Voor zover de notaris het afwerken van dossier verwijt aan zijn medewerkers, verwerpt de kamer dat verweer. De afhandeling van de oude dossiers was de verantwoordelijkheid van de notaris. Hij kan daarbij niet verwijzen naar medewerkers, zelfs al zouden dat goed ingewerkte kandidaat-notarissen zijn. De notaris heeft dan ook niet aan zijn door klager opgelegde verplichtingen voldaan binnen de daarvoor gestelde termijnen.

Door de mislukking met het invoeren van het nieuwe computersysteem is de administratie van het kantoor van de notaris nog steeds ingericht op een wijze die volgens klager(toezichthouder) niet voldoende is. De notaris heeft geen argumenten aangedragen die de kamer de overtuiging geven dat de terugkeer naar de oude situatie na de mislukte conversie ertoe zal leiden dat de kantooradministratiesystemen binnen afzienbare termijn aan de geldende normen gaan voldoen.

De klacht op dit onderdeel wordt daarom eveneens gegrond verklaard.

4.4 Klachtonderdeel 3

Klager verwijt de notaris onregelmatigheden in de afwikkeling van een individueel boedeldossier. Klager voert daarbij aan  dat de onder de verantwoordelijkheid van de notaris werkzame kandidaat-notaris zonder toestemming van de rechthebbenden betalingen uit de boedel heeft verricht en voorts zonder toestemming  declaraties heeft verrekend met gelden uit deze boedel, terwijl in die declaraties kosten die gemaakt zijn in verband met klachtprocedures in rekening werden gebracht.

4.4.1 Klager stelt zich op het standpunt dat de notaris, althans de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame kandidaat-notaris in het boedeldossier waar het hier om gaat, ten onrechte heeft nagelaten de erfgenamen op de hoogte te stellen van de declaratie van 27 januari 2015, die bovendien zonder toestemming van de erfgenamen is verrekend met derdengelden die de notaris terzake van de nalatenschap in kwestie onder zijn beheer had/heeft. In deze declaratie zijn volgens klager kosten gemaakt in verband met een door de rechthebbenden tegen de notaris ingediende klacht, in rekening gebracht.

4.4.2 De notaris verweert zich tegen dit klachtonderdeel door te wijzen op het feit dat het betreffende boedeldossier in behandeling was bij de kandidaat-notaris op wiens deskundigheid de notaris, gelet op de ruime ervaring van deze kandidaat -notaris heeft mogen vertrouwen. De notaris heeft bij de kandidaat-notaris regelmatig geïnformeerd naar de voortgang van de afwikkeling van de oude dossiers en hierop zodanige antwoorden gekregen, dat hij aannam en heeft mogen aannemen dat een en ander naar behoren verliep. De kandidaat-notaris heeft bovendien zelf de gesprekken met klager gevoerd over het boedeldossier waar de klacht op ziet.

Verder merkt de notaris op dat de kandidaat-notaris niet meer op zijn kantoor werkzaam is. Voor zover thans nog oude boedeldossiers afgewikkeld moeten worden, gebeurt dit door een andere ervaren kandidaat-notaris in samenwerking met een jurist. Hierbij wordt bij oude nalatenschappen waar nodig de administratie opnieuw opgezet om een volledig beeld van elke nalatenschap te hebben. Op iedere zaak wordt tijd geschreven. Uren die in het verleden niet zijn geschreven worden in beginsel niet geschat en ook niet aan de klant doorbelast.

Tenslotte bestrijdt de notaris dat in de zaak waar het hier om gaat aan de erfgenamen kosten in rekening zijn gebracht van een door hen tegen de kandidaat-notaris ingestelde klachtprocedure. Hiervan blijkt volgens de notaris niet uit de stukken.

4.4.3 Ambtshalve is de kamer bekend dat het onderhavige klachtonderdeel in gelijke bewoordingen en met dezelfde bijlagen niet slechts tegen de notaris maar eveneens tegen de kandidaat notaris die het dossier in behandeling heeft gehad, is ingediend.

Niet betwist is dat de notaris de werkzaamheden in het betreffende dossier aan de kandidaat notaris heeft opgedragen en dat deze werkzaamheden door de kandidaat-notaris zijn verricht. Bij de behandeling van de klacht tegen de kandidaat-notaris, die voor deze kamer op dezelfde dag als de behandeling van de klacht tegen de notaris plaatsvond, is - kort samengevat -  het volgende komen vast te staan.

Bij de afwikkeling van het betreffende dossier zaak is de kandidaat-notaris gebleken dat de zaak naar de rechthebbenden(de erfgenamen) in 2003 werd afgewikkeld, waarbij de erfgenamen hebben ingestemd met verrekening aan het notariskantoor toekomende bedragen met een depot onder de notaris. Intern is verrekening achterwege gebleven. De kandidaat-notaris heeft deze situatie beëindigd door het in depot staande bedrag dat lager was dan het bedrag dat aan het notariskantoor toekwam, over te boeken naar de rekening van het notariskantoor. Omdat de stukken uit 2003 niet meer beschikbaar waren, heeft de kandidaat-notaris om de ontvangst van het depot boekhoudkundig te verantwoorden een fictieve rekening, geadresseerd aan het notariskantoor opgesteld. Deze rekening is niet aan de erfgenamen verzonden. De door de kandidaat-notaris gewerkte uren behoefden niet vastgelegd te worden, omdat aan de erfgenamen voor deze werkzaamheden geen declaratie is gestuurd. In de omschrijving van de werkzaamheden heeft de kandidaat-notaris ten onrechte aan klager aangegeven dat de werkzaamheden in het dossier ook een klachtprocedure betroffen. De kamer heeft de door klager tegen de kandidaat-notaris ingediende klacht ongegrond verklaard.

De kamer constateert dat de tegen de notaris  ingediende klacht de verantwoordelijkheid van de notaris voor zijn kandidaat-notaris betreft. Omdat de klacht tegen de kandidaat-notaris gebaseerd is feiten die zo niet (geheel) juist waren dan wel in een zodanig daglicht zijn komen te staan dat geen tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van de kandidaat-notaris kan worden aangenomen, kan de onderhavige klacht tegen de notaris evenmin doel treffen.

4.5 M aatregel

De kamer overweegt in de eerste plaats dat de notaris gedurende langere tijd een ernstig negatieve liquiditeits- en solvabiliteitspositie zowel wat het kantoor als wat de privé situatie betreft, heeft gehad. Ondanks de benoeming van een stille bewindvoerder die de notaris heeft begeleid, is geen verbetering opgetreden. Die ernstige situatie duurt voort en is structureel. De negatieve posities duren voort en zijn in 2015 verergerd. Er is geen reëel zicht op verbetering.

Naast de negatieve financiële posities zijn er zorgwekkende belastingschulden. Vooral het niet – tijdig - afdragen van BTW rekent de kamer de notaris aan.

De notaris lijkt zich onvoldoende bewust van de ernst van deze situatie.

Als voorbeeld noemt de kamer alleen al het feit dat de notaris aan de kamer begrotingen overlegt die reeds bij eerste beschouwing van onjuiste uitgangspunten (het achterwege laten van het feitelijk resultaat 2015 en de schuldenpositie aanvang 2016) getuigen.

Daarbij komt de op niets gebaseerde optimistische inschatting van de schuldenpositie van de notaris. Concrete aanwijzingen over kwijtschelding van privé schulden zijn er niet.

De kamer heeft voorts overwogen dat aan de notaris sedert 2005 bij herhaling tuchtrechtelijke maatregelen zijn opgelegd.

De notaris heeft aangevoerd dat vergelijking met de beslissing van het hof Amsterdam van 8 maart 2011, waarop klager zich beroepen heeft, niet opgaat. De kamer overweegt dat ook al verschillen de feiten, de overwegingen van het hof omtrent het in het notariaat te stellen vertrouwen, die de kamer overneemt, ook ten aanzien van de notaris gelden. Het risico dat het handelen en nalaten van de notaris het vertrouwen dat aan het notariaat in de rechtsbedeling is opgedragen kan schaden, is dermate groot dat de kamer een langer voortzetten van de notariële praktijk door de notaris niet voor haar verantwoording wil nemen.

Gezien deze feiten en omstandigheden acht de kamer de maatregel van ontzetting uit het ambt passend en geboden.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden;

- verklaart de klacht op de onderdelen 1)  en 2) gegrond en legt ter zake de notaris de maatregel van ontzetting uit het ambt op;

- verklaart de klacht op onderdeel 3) ongegrond;

- bepaalt dat de secretaris van de kamer, nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, aan de notaris bij aangetekende brief de datum zal mededelen waarop de opgelegde maatregel van kracht wordt.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden - Geenen, voorzitter,

mrs. W.J. Hordijk, T.K. Lekkerkerker, C.J. Hofman – Wels en F. Drost in

tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, uitgesproken in het openbaar op

2 mei 2016.

De secretaris,                                                            De voorzitter,