ECLI:NL:TNORARL:2016:14 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2016/3

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2016:14
Datum uitspraak: 02-06-2016
Datum publicatie: 08-06-2016
Zaaknummer(s): AL/2016/3
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie:   De door de notaris zelf geconstateerde gebrekkige borgstelling had moeten leiden tot het ophouden van de betaling en tot contact met klaagster daarover. Daarnaast had de notaris zich moeten vergewissen van de bedoeling van klaagster met betrekking tot de geldlening. Klacht gegrond. Maatregel berisping.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN                              

Kenmerk: AL/2016/3

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

[…],

wonende te […],

gemachtigde: mr. J.M. Pol, advocaat te Assen,  

tegen

[...],

notaris te [...],

gemachtigde: mr. J.M.A.H. van der Ploeg, advocaat te Amsterdam,

Partijen worden hierna klaagster en notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-      de klacht, met bijlagen, van 15 januari 2016

-      een e-mail van klaagster van 21 januari 2016

-      het verweer, met bijlagen, van 15 februari 2016.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 15 april 2016 behandeld. Klaagster heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door haar gemachtigde en haar directeur, de heer [A], wonende te […]. De notaris is in persoon verschenen tezamen met zijn gemachtigde.

2. De feiten

2.1 Op 6 januari 2015 is klaagster, rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur, als geldgever een leningsovereenkomst aangegaan met de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [ X ] (hierna te noemen: [ X ]), rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur de heer [ B ] (hierna te noemen: [ B ] ), als geldnemer en met de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [ Y ], rechtsgeldig vertegenwoordigd door voornoemde [ B ], als borg en met [ B ] in privé als borg.

2.2 In de overeenkomst is onder meer vermeld dat geldgever een bedrag van

€ 250.000,00 heeft verstrekt en dat is overeengekomen dat het bedrag van de lening wordt voldaan middels een door de geldgever aan geldnemer te verstrekken lening per genoemde datum, op rekening bij de ING Apeldoorn ten name van [ Y ].  Ook is overeengekomen dat de hoofdsom met de verschuldigde rente uiterlijk op 28 augustus 2015 door geldnemer moet worden terugbetaald.

2.3 In een e-mail van 7 januari 2015 van [ B ] aan klaagster wordt aangegeven dat het geld naar de derdenrekening van de notaris dient te worden overgemaakt omdat het geld vandaar centraal wordt overgeboekt. In een e-mail van dezelfde datum stemt klaagster daarmee in.

2.4 Op 7 januari 2015 maakt klaagster het bedrag ad € 250.000,00 over naar de derdengeldenrekening van de notaris met vermelding van het kenmerk “Leningsovereenkomst 06-01-2015”.

2.5 Bij e-mail van 14 januari 2015 heeft de notaris van [ B ] een leningsovereenkomst van 6 januari 2015 ontvangen. [ B ] deelt mee dat het geld op zijn verzoek niet naar [ Y ] is overgemaakt maar naar de notaris.

2.6 In een e-mail van 14 januari 2015 wijst de notaris [ B ] er op dat de geldnemer de Oostenrijkse B.V. is terwijl [ B ] het geld privé gaat gebruiken. Het doorlenen moet dus worden vastgelegd. Ook wijst de notaris er op dat de echtgenote van [ B ] de overeenkomsten moet tekenen.

2.7 Op verzoek van [ B ] heeft de notaris het bedrag ad € 250.000,00 overgeboekt naar de heer [ C ], een schuldeiser van [ B ] of van één van zijn vennootschappen.

2.8 In oktober en november 2015 blijkt aan klaagster en de notaris dat er twee leningsoverkomsten van 6 januari 2015 door [ B ] in omloop zijn gebracht. De overeenkomst die door klaagster is ondertekend bevat de bijzondere voorwaarde dat de gelden zijn verstrekt ten behoeve van de financiering van aankoop van 6 appartementen in [ … ] te […] . In de overeenkomst die naar de notaris is gezonden is deze voorwaarde niet opgenomen. Daarvoor in de plaats is slechts vermeld dat de geldgever € 250.000,00 heeft verstrekt.

2.9 Klaagster heeft het geleende bedrag niet terug ontvangen. Klaagster is gebleken dat [ B ] verschillende geldleningen heeft afgesloten die niet zijn terugbetaald. Tegen [ B ] zijn strafrechtelijke onderzoeken ingesteld.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klaagster verwijt de notaris dat hij ter zake van het naar de derdenrekening van de notaris overgemaakte bedrag van € 250.000,00 onzorgvuldig heeft gehandeld. Klaagster noemt de door [ B ] naar de notaris gezonden versie van de leningsovereenkomst van 6 januari 2015 waar de juiste bestemming van de gelden uit verwijderd was. De notaris heeft niet opgemerkt dat er in deze overeenkomst was geknoeid. Daarnaast geeft klaagster aan dat de notaris ook met haar contact had moeten opnemen over de bestemming van het geld en niet alleen met [ B ]. In dit verband wijst klaagster op het e-mailbericht van de notaris van 14 januari 2015 (zie 2.6) waarin is vermeld dat [ B ] het geld niet zomaar voor privédoeleinden kan gebruiken en ook dat de handtekening van de echtgenote van [ B ] ontbreekt onder de akte. Klaagster is van mening dat bij de notaris alle alarmbellen hadden moeten rinkelen en dat hij contact had moeten opnemen met klaagster en er zeker niet voor had mogen kiezen het geld over te maken naar de firma van [ C ]. Ook acht klaagster van belang dat de notaris, als vaste notaris van [ B ], vrijwel zeker op de hoogte was van de financiële problemen die er al geruime tijd waren bij [ B ].

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Voor zover door klaagster is gesteld dat het voor de notaris duidelijk had moeten zijn dat er was geknoeid in de door [ B ] naar de notaris gezonden gewijzigde versie van de overeenkomst van 6 januari 2015, volgt de kamer klaagster niet. De verschillen betreffen de eerste pagina met diverse korte zinnen en alinea’s. Daar blijkt niet zonder meer uit dat daarin niet passende wijzigingen zijn aangebracht.

4.3 Het voorgaande betekent niet dat de notaris op basis van de hem toegezonden overeenkomst niet anders had moeten handelen dan hij heeft gedaan. Gelet op het verweer en het verhandelde ter zitting constateert de kamer dat ook de notaris van mening is dat toentertijd andere keuzes hadden moeten worden gemaakt. De notaris heeft destijds de keuze gemaakt om de voorstellen van [ B ] te volgen omdat [ B ] zowel [ X ] als [ Y ] rechtsgeldig vertegenwoordigde. Deze keuze zou hij thans niet meer maken. Ook de kamer is van oordeel dat destijds niet juist is gehandeld door de notaris. Met het zonder meer volgen van de voorstellen van [ B ] heeft de notaris onzorgvuldig gehandeld en heeft hij onvoldoende acht geslagen op de belangen van klaagster. Het vertrouwen dat de notaris kennelijk had in het doen en laten van [ B ] mocht er niet toe leiden dat geen afstemming plaats vond met klaagster. Ten minste had de door de notaris zelf geconstateerde gebrekkige borgstelling moeten leiden tot het ophouden van de betaling aan [ C ] en contact met klaagster daarover. Daarnaast had de notaris zich moeten vergewissen van de bedoeling van klaagster met betrekking tot de geldlening nadat [ B ] de keuze maakte om het geld aan een schuldeiser over te laten maken. Bovendien lag aan die keuze geen contract ten grondslag, hetgeen de notaris zelf ook al had geconstateerd. Het voorgaande leidt er toe dat de kamer de klacht gegrond zal verklaren.

4.4 Op de gegrondverklaring past in beginsel een tuchtrechtelijke reactie. De kamer acht de handelwijze van de notaris kwalijk en op negatieve wijze van invloed op het vertrouwen in het notariaat. De kamer acht echter ook van belang dat niet gebleken is dat de notaris structureel op deze manier handelt alsmede dat ook de notaris de gekozen werkwijze betreurt. In het licht van het voorgaande is naar het oordeel van de kamer het opleggen van de maatregel van berisping gepast en geboden.

4.5 Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

-        verklaart de klacht tegen de notaris gegrond

-        legt de notaris de tuchtmaatregel van berisping op.

Deze beslissing is gegeven door mr. D.T. Boks, voorzitter, mrs. D. Vergunst, J.G.T.M. Castrop, A.W. Drijver en V. Oostra, leden, en in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op

2 juni 2016.

De secretaris,                                                            De voorzitter,