ECLI:NL:TNORARL:2016:10 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2015/167 AL/2015/181

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2016:10
Datum uitspraak: 23-02-2016
Datum publicatie: 03-06-2016
Zaaknummer(s):
  • AL/2015/167
  • AL/2015/181
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht gegrond zonder maatregel
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Afwikkeling nalatenschap. De kandidaat-notaris was begin maart 2015 bekend met de namen van de erfgenamen. Het heeft tot begin juli 2015 geduurd voordat hij de erfgenamen heeft aangeschreven. De kamer is van oordeel dat de kandidaat-notaris de erfgenamen niet binnen een redelijke termijn op de hoogte heeft gebracht van het overlijden van de erflater en van de werkzaamheden die hem waren opgedragen. De omstandigheid dat de kandidaat-notaris had begrepen dat er geen contact was tussen de erflater en zijn familie rechtvaardigt zijn handelwijze niet. Wat betreft het verwijt dat de notariële declaratie te hoog is, overweegt de kamer als volgt. Ingevolge artikel 55 lid 2 Wna is er een Verordening Klachten- en geschillenregeling opgesteld en is er een Geschillencommissie in het leven geroepen. Krachtens die Verordening kunnen geschillen over (de hoogte van) een declaratie van een notaris worden voorgelegd aan de Geschillencommissie. Het betreft hier een geschillenregeling waarmee cliënten van notarissen toegang hebben tot een onafhankelijke, laagdrempelige voorziening (Vgl: MvA I, 32 250, E, p. 8). Klager had/heeft de mogelijkheid de hoogte van (zijn deel van) de declaratie door deze commissie te laten beoordelen. De kamer kan de klacht slechts marginaal beoordelen, namelijk voor zover de declaratie naar haar oordeel excessief zou zijn. De kamer overweegt dat sinds de invoering van de Wet op het notarisambt in 1999 een notaris ingevolge de uitdrukkelijke wens van de wetgever een grote vrijheid heeft in het vaststellen van de tarieven voor zijn werkzaamheden. Uit de overgelegde nota van de notaris met urenspecificatie blijkt de kamer voorshands niet dat er onjuist of excessief zou zijn gedeclareerd. De notaris heeft klager geantwoord op diens bezwaren tegen de hoogte van de declaratie. De kamer vindt dat het antwoord niet getuigt van een professionele reactie zoals van een notaris mag worden verwacht. Een verwijzing naar chantage binnen de horeca respectievelijk het noemen van bedreiging behoort daarbij niet. De notaris had klager verder dienen te wijzen op de mogelijkheid om zijn bezwaar tegen de hoogte van de nota voor te leggen aan de Geschillencommissie. Bij klager is ten onrechte de indruk ontstaan dat de nalatenschap niet zal worden verdeeld en uitgekeerd als hij niet instemt met de door hem betwiste declaratie.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: AL/2015/167 en 181

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

1. (…),

wonende te (…), (…),

2. (…),

wonende te (…),

3.   (…),

wonende te (…),

klagers,

tegen

1. mr. (…),

notaris te (…),

2. mr. (…),

kandidaat-notaris te (…).

Partijen worden hierna genoemd: klagers, dan wel afzonderlijk klager onder 1., klager onder 2. en klaagster onder 3., de notaris en de kandidaat-notaris.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit, onder andere:

-      een e-mail van 27 november 2015 van klager onder 1.

-      een e-mail van 29 november 2015 van klager onder 1.

-      een e-mail van 7 december 2015, met bijlagen, van klager onder 1.

-      een e-mail van 7 december 2015, met bijlagen, van klagers

-      een brief van 18 december 2015, met bijlagen, van de notaris en kandidaat-notaris

-      een e-mail van 28 december 2015 van klagers.

1.2 De klacht is behandeld ter openbare zitting van de kamer van 15 januari 2016. Ter zitting zijn verschenen de notaris en de kandidaat-notaris. Zij hebben het woord gevoerd. Klager onder 1. is (pro se en als gemachtigde van klager onder 2. en klaagster onder 3.) met bericht van verhindering niet verschenen. Klager onder 2. en klaagster onder 3. zijn evenmin verschenen.

2. De feiten

2.1 Gelet op hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd en op basis van de overgelegde stukken, gaat de kamer uit van de volgende feiten.

2.2 Op 12 december 2014 is (…) (verder te noemen: de erflater) overleden. De erflater verbleef op dat moment in een instelling voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ-instelling).

2.3 Klagers zijn de broers en zuster van de erflater. Zij zijn, samen met de twee kinderen van een vooroverleden broer, de erfgenamen van de erflater. De erfgenamen zijn door de GGZ-instelling niet van het overlijden van de erflater op de hoogte gebracht.

2.4 Op 7 januari 2015 heeft de kandidaat-notaris van de sociale dienst van de gemeente waarbinnen de erflater verbleef de opdracht ontvangen tot de administratieve afwikkeling van de nalatenschap van de erflater, waaronder het opsporen van erfgenamen.

2.5 De kandidaat-notaris heeft vervolgens een erfgenamenonderzoek gedaan. Begin maart 2015 waren de namen van de erfgenamen bij hem bekend.  

2.6 Bij brief van 1 juli 2015 heeft de kandidaat-notaris de (in Nederland woonachtige) erfgenamen op de hoogte gesteld van het overlijden van de erflater en hun verzocht om de contactgegevens van klager onder 1. Na verkregen informatie heeft de kandidaat-notaris op 3 juli 2015 per e-mail ook klager onder 1. geïnformeerd.

2.7 Nadat klager onder 1. de kandidaat-notaris om nadere informatie had verzocht heeft de  kandidaat-notaris op 7 juli 2015 klager onder 1. onder meer bericht dat de opdracht tot administratieve afwikkeling van de nalatenschap, waaronder het opsporen van erfgenamen, aan hem is verleend door de sociale dienst van de gemeente en dat deze dienst en de instelling waar de erflater verbleef hem hebben meegedeeld dat de erflater geen contact met familieleden had. Verder heeft de kandidaat-notaris klager onder 1. laten weten dat de kosten van de boedelafwikkeling op uurbasis worden berekend en dat die kosten normaliter tussen € 2.500,- en € 4.000,- zullen bedragen.  

2.8 Bij e-mail van 31 juli 2015 heeft klager onder 1. bij de kandidaat-notaris geïnformeerd naar de duur van het onderzoek naar de erfgenamen.

2.9 De kandidaat-notaris heeft daarop bij e-mail van 3 augustus 2015 onder meer het volgende aan klager onder 1. meegedeeld:

"In reactie op uw onderstaande bericht kan ik niet anders dan erkennen dat het berichten van de erfgenamen langer heeft geduurd dan noodzakelijk was. Hiervoor wil ik u mijn verontschuldigingen aanbieden.

Bij de vertraging heeft meegespeeld dat er volgens de mij bekende informatie geen contact was tussen de overledene en zijn familie. In dat licht heb ik andere werkzaamheden een hogere prioriteit gegeven."

2.10 Op 24 november 2015 heeft de kandidaat-notaris aan klager onder 1. de rekening en verantwoording met de verdeling van de nalatenschap toegezonden. Daarbij was gevoegd de declaratie van de notariële en overige kosten. Deze vermeldt een honorarium (met btw) van € 3.206,50, inclusief een verleende korting van € 250,-, en een totaalbedrag van € 188,64 aan overige kosten.

2.11 Bij e-mail van 25 november 2015 aan de kandidaat-notaris heeft klager onder 1. de opgegeven urenverantwoording in twijfel getrokken en zich op het standpunt gesteld dat de  verleende korting niet in verhouding staat tot de negatieve gevoelens die de te late informatie over het overlijden van de erflater bij klagers heeft veroorzaakt. De kandidaat-notaris heeft klager onder 1. hierop geantwoord dat hij met de notaris zal overleggen.

2.12 Nadat klager onder 1. op 30 november 2015 de notaris, op 4 december 2015 de kandidaat-notaris en op 5 december 2015 nogmaals de notaris per e-mail had aangeschreven dat hij nog geen reactie heeft ontvangen, heeft de notaris op

5 december 2015 klager per e-mail als volgt geantwoord:

"Ook ik leef mee met de familie [naam klagers] en ik bevestig de oprechtheid van de verontschuldigingen van mijn collega [naam kandidaat-notaris]. Zoals u ook weet nemen gedane zaken geen keer en zullen wij allen moeten leren leven met de feiten.

Ten aanzien van de afrekening het volgende. De coulance korting die de heer [naam kandidaat-notaris] heeft gegeven vind ik een mooi gebaar en ook dit ondersteun ik van harte. Hij had dit niet hoeven doen aangezien hij zijn (verdere) werkzaamheden uiterst secuur en accuraat heeft uitgevoerd.

 (…)

Het zou voor iedereen goed zijn om spoedige tot een finale kwijting te komen."

2.12 Op 6 december 2015 heeft klager onder 1. bij e-mail onder meer het volgende aan de notaris geschreven:

"Dank voor uw bericht en medeleven. Ik vond in uw schrijven geen enkel excuus voor de wel erg verlate afwikkeling van het dossier en dientengevolge de zeer late en gebrekkige wijze waarop de familie werd geïnformeerd omtrent het overlijden van onze broer door mr. [naam kandidaat-notaris].

(…)

Ik wijs u er nogmaals op dat het "gebaar" dat door uw collega mr. [naam kandidaat-notaris] is gemaakt door de familie als onvoldoende wordt ingeschat.

(…)

In Augustus gaf mr. [naam kandidaat-notaris] dat de nota naar verwachting tussen 2500 en 4000 euro zou uitkomen.

Dat is een brede marge. Voorts is de afwikkeling van het dossier van mijn broer een zeer eenvoudige geweest.

(…)

Ik doe een laatste beroep op u hier iets aan te doen. Bij gebreke van uw opvolging in deze, laat u de familie geen keus en zal ik, namens de familie, een klachtprocedure opstarten bij de Kamer voor het Notariaat voor de regio Arnhem.

(…)

De familie zal de verdelingsakte tekenen voor akkoord. Maar de familie gaat niet akkoord met uw nota.

De nota zelf staat los van de verdelingsakte, hoewel uw kantoor ze ineen behandelde en onderdeel maakte van de afrekening.

Een al omvattende korting van 1000 euro op de nota in plaats van de geboden 250 euro wordt als acceptabel gezien."

2.13 Bij e-mail van 6 december 2015 heeft de notaris aan klager onder 1. het volgende geantwoord:

"Ruim 60 procent van de horecaondernemers zegt gechanteerd te worden via een slechte internetrecensie. Die conclusie trekt Koninklijke Horeca Nederland (KHN) na een eerste peiling onder haar leden

Vanwege aanhoudende signalen over de dreiging van een negatieve recensies besloot Koninklijke Horeca de omvang van het probleem te inventariseren. Uiteindelijk reageerden 770 horecaondernemers.

60 procent daarvan zegt steeds vaker met slechte recensies gedreigd te worden of geconfronteerd te worden met slechte online recensies die niet zouden kloppen.

Gratis kopje koffie

Gasten zouden fors korting bedingen of een gratis kopje koffie eisen in ruil voor het niet plaatsten van een negatieve recensie op invloedrijke beoordelingswebsites als lens.nl en Thuisbezorgd.nl. Ondernemers zien dat als bedreiging voor de goede naam van hun zaak en willen dan nog wel eens zwichten.

Bovenstaand bericht komt uit het AD.

Kennelijk krijgt nu het notariaat te maken met cliëntèle door onder dreiging van een klacht korting te bedingen.

Uw tekst:

Ik doe een laatste beroep op u hier iets aan te doen. Bij gebreke van uw opvolging in deze, laat u de familie geen andere keus en zal ik, namens de familie, een klachtprocedure opstarten bij de Kamer voor het Notariaat voor de regio Arnhem.

Een al omvattende korting van 1000 euro op de nota in plaats van de geboden 250 euro wordt als acceptabel gezien.

Een ding dat zeker is dat ik nooit en te nimmer zal zwichten voor welke bedreiging dan ook. Mijn rechtvaardigingsgevoel is daarvoor veel te groot.

Nu de Kamer voor het Notariaat aan het woord is wens ik niet meer met u te communiceren."

2.14 Op 6 december 2015 heeft klager onder 1. met de voorgestelde verdeling van de nalatenschap, met uitzondering van de notariële declaratie, ingestemd. De overige erfgenamen hadden reeds eerder hun akkoord voor de verdeling, inclusief de declaratie, gegeven. De kandidaat-notaris heeft op 8 december 2015 de erfdelen aan de erfgenamen uitgekeerd. Het door klager betwiste deel van de notariële declaratie bevindt zich nog onder de notaris.

3. De klacht

3.1 De klacht valt in vier onderdelen uiteen.

Klachtonderdeel 1

De kandidaat-notaris heeft het nalatenschapsdossier op 7 januari 2015 onder zich gekregen. Hij wist dat de nabestaanden (nog) niet op de hoogte waren van het overlijden van de erflater. Desondanks heeft hij andere werkzaamheden prioriteit gegeven. Aldus heeft de kandidaat-notaris verwijtbaar nalatig gehandeld.  

Klachtonderdeel 2

De nota voor de werkzaamheden is te hoog in relatie tot de complexiteit van het dossier. De erflater was patiënt bij een GGZ-instelling en zijn vermogen stond onder bewind. De administratie was op orde en er was geen eigen woning. De erflater woonde in een open bewoning op het terrein van de instelling.

Klachtonderdeel 3

De notaris is in de onderhandeling over de nota, toen deze werd betwist op 25 november 2015, afzijdig gebleven. De klagers hebben diverse malen moeten mailen, ook naar kantoorgenoten. Het heeft uiteindelijk tot 5 december 2015 geduurd voordat er een reactie kwam. Daarin wordt de klagers indirect "chantage" en "bedreiging" verweten.

Klachtonderdeel 4

De notaris weigert vooralsnog tot uitkering van de nalatenschap over te gaan, zelfs nu alle erfgenamen hebben getekend en het eens zijn met de voorgestelde verdeling. De notaris gebruikt die weigering als drukmiddel naar de klagers zodat zij zullen instemmen met de nota.

3.2 De notaris en de kandidaat-notaris hebben gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht. De kamer zal daarop, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, hierna ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93, eerste lid, van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer zal de klacht tegen de notaris aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Klachtonderdeel 1

4.2 Onbetwist staat vast dat op 7 januari 2015 de kandidaat-notaris de opdracht heeft aanvaard de nalatenschap van de erflater af te wikkelen. De kandidaat-notaris is daarop een erfgenamenonderzoek gestart en begin maart 2015 waren hem de namen van de erfgenamen, onder wie die van klagers, bekend. Het heeft vervolgens tot begin juli 2015 geduurd voordat de kandidaat-notaris de erfgenamen schriftelijk heeft geïnformeerd. De kamer acht de handelwijze van de kandidaat-notaris onvoldoende zorgvuldig. Het had op zijn weg gelegen klagers binnen een redelijke termijn op de hoogte te stellen van het overlijden van de erflater en van de werkzaamheden die hem waren opgedragen. De omstandigheid, zoals de kandidaat-notaris stelt, dat hij uit informatie had begrepen dat er geen contact was tussen de erflater en zijn familie, levert geen afdoende reden op om de opgedragen taken niet voortvarend ter hand te nemen, nog daargelaten dat de kandidaat- notaris niet met zekerheid kon weten dat de verkregen informatie juist was. Het klachtonderdeel is daarom gegrond. Daaraan doet niet af het betoog van de kandidaat-notaris dat hij in zijn e-mail van 3 augustus 2015 zijn excuses heeft gemaakt voor het verzuim en dat klager onder 1. hem heeft bedankt voor zijn oprechtheid en evenmin het betoog dat klagers de afwikkeling van de nalatenschap in handen van de kandidaat-notaris hebben gelaten.             

Klachtonderdeel 2

4.3 Klagers maken bezwaar tegen de hoogte van de declaratie van de notaris. De kamer stelt voorop dat onbetwist vaststaat dat klager onder 2. en klaagster onder 3. de opgestelde rekening en verantwoording inzake de nalatenschap met de daarbij gevoegde declaratie van de notariële werkzaamheden voor akkoord hebben getekend. Nu zij met de declaratie hebben ingestemd, kunnen klager onder 2. en klaagster onder 3. daartegen thans geen bezwaar meer maken bij de kamer. Zij zullen daarom in zoverre in hun klacht niet-ontvankelijk worden verklaard.

Klager onder 1. heeft niet met de declaratie ingestemd en betoogt dat de nota te hoog is in verhouding tot de ingewikkeldheid van de zaak. De kamer overweegt het volgende. Ingevolge artikel 55 lid 2 Wna is er een Verordening Klachten- en geschillenregeling opgesteld en is er een Geschillencommissie in het leven geroepen. Krachtens die Verordening kunnen geschillen over (de hoogte van) een declaratie van een notaris worden voorgelegd aan de Geschillencommissie. Het betreft hier een geschillenregeling waarmee cliënten van notarissen toegang hebben tot een onafhankelijke, laagdrempelige voorziening (Vgl: MvA I, 32 250, E, p. 8). Klager onder 1. had/heeft de mogelijkheid de hoogte van (zijn deel van) de declaratie door deze commissie te laten beoordelen. De kamer kan de klacht slechts marginaal beoordelen, namelijk voor zover de declaratie naar haar oordeel excessief zou zijn. De kamer overweegt dat sinds de invoering van de Wet op het notarisambt in 1999 een notaris ingevolge de uitdrukkelijke wens van de wetgever een grote vrijheid heeft in het vaststellen van de tarieven voor zijn werkzaamheden. Uit de overgelegde nota van de notaris met urenspecificatie blijkt de kamer voorshands niet dat er onjuist of excessief zou zijn gedeclareerd. In ieder geval is de declaratie met een bedrag van € 3.206,50 aan honorarium en € 184,64 aan overige kosten binnen de marge gebleven die door de kandidaat-notaris vooraf is aangegeven. Een en ander brengt mee dat het door klager onder 1. aangevoerde klachtonderdeel niet kan slagen en dus ongegrond moet worden verklaard.            

Klachtonderdeel 3

4.4 De kamer acht de termijn van tien dagen waarbinnen de notaris heeft gereageerd op de

e-mails van klagers over de hoogte van de notariële declaratie, niet onaanvaardbaar lang. In zoverre is het klachtonderdeel ongegrond. De kamer is wel van oordeel dat de brief van de notaris van 6 december 2015 aan klager onder 1. niet getuigt van een professionele reactie zoals van een notaris mag worden verwacht. Ook al is de notaris van mening dat hij door klager onder 1. in diens brief onder druk wordt gezet een korting te verlenen op zijn declaratie, dan behoort het tot de notariële attitude daarop gepast te reageren. Een verwijzing naar chantage binnen de horeca respectievelijk het noemen van bedreiging behoort daarbij niet. Het klachtonderdeel is in zoverre gegrond.  

Klachtonderdeel 4

4.5 Klager onder 1. heeft in zijn e-mail van 25 november 2015 zijn bezwaar tegen de hoogte van de declaratie aan (het kantoor van) de notaris kenbaar gemaakt. Naar het oordeel van de kamer had het vervolgens op de weg van de notaris gelegen klager onder 1.

te wijzen op de mogelijkheid om het bezwaar voor te leggen aan de Geschillencommissie,  genoemd in artikel 55 lid 2 Wna. De notaris heeft dit in zijn e-mails van 5 en 6 december 2015 niet gedaan en is (stilzwijgend) gebleven bij de rekening en verantwoording met daarin opgenomen de verdeling en de declaratie, zoals die eerder aan klager onder 1. was toegezonden. Daardoor is bij klager onder 1. ten onrechte de indruk ontstaan dat de nalatenschap niet zal worden verdeeld en uitgekeerd als hij niet ook instemt met de (door hem betwiste) declaratie. De notaris heeft klager onder 1. aldus onvoldoende geïnformeerd. Het klachtonderdeel is in zoverre gegrond. Anders dan klager onder 1. hebben klager onder 2. en klaagster onder 3. met de declaratie ingestemd. Zij kunnen de notaris daarover geen verwijt meer maken en zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit onderdeel van de klacht.            

4.6 Zoals hiervoor is overwogen treft het klachtonderdeel 1 gericht tegen de kandidaat-notaris doel. De kamer acht het verwijt echter niet zodanig ernstig dat de kandidaat-notaris daarvoor een tuchtrechtelijke maatregel moet worden opgelegd. Hierbij is mede van belang dat de kandidaat-notaris heeft erkend dat hij onvoldoende voortvarend heeft gehandeld en daarvoor zijn excuses aan klagers heeft aangeboden. De klachtonderdelen 3 en 4 gericht tegen de notaris treffen eveneens gedeeltelijk doel. Ook hier overweegt de kamer dat de verwijten, die gegrond zijn verklaard, niet van dien aard zijn dat daarop een tuchtrechtelijke maatregel moet volgen. De kamer neemt daarbij wat betreft klachtonderdeel 4 mede in aanmerking dat de notaris ter zitting heeft toegezegd dat hij klager onder 1. er schriftelijk op zal wijzen dat klager zijn bezwaar tegen de declaratie aan de Geschillencommissie kan voorleggen en dat hij het betwiste deel van de declaratie vooralsnog op de derdenrekening zal reserveren.    

De beslissing luidt daarom als volgt.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

wat betreft de kandidaat-notaris :

verklaart het klachtonderdeel 1 gegrond, zonder oplegging van een maatregel,

wat betreft de notaris :

verklaart klager onder 2. en klaagster onder 3. niet-ontvankelijk in hun klacht, wat betreft de klachtonderdelen 2 en 4,

verklaart het klachtonderdeel 2, voor zover ingediend door klager onder 1., ongegrond,

verklaart het klachtonderdeel 3 gedeeltelijk gegrond, zonder oplegging van een maatregel, en voor het overige ongegrond,

verklaart het klachtonderdeel 4, voor zover ingediend door klager onder 1., gegrond, zonder oplegging van een maatregel.

Deze beslissing is gegeven door mrs. M.L.J.C. van Emden-Geenen, voorzitter, E.J.M. Kerpen, C.J. Hofman-Wels, V. Oostra en K.H.H.J. Kuhlmann, leden, en in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. Oor, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2016.

de secretaris                                                                                                  de voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer van toezicht kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam. Postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.