ECLI:NL:TNORAMS:2016:7 Kamer voor het notariaat Amsterdam 595894/NT 15-76P

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2016:7
Datum uitspraak: 29-03-2016
Datum publicatie: 20-05-2016
Zaaknummer(s): 595894/NT 15-76P
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de notaris dat hij foutieve informatie heeft verschaft, partijdig is geweest en vragen van klager over de afwikkeling van de nalatenschap van erflater niet serieus heeft genomen. De kamer verklaart de klacht ongegrond.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 29 maart 2016 in de klacht met nummer 595894 NT 15-76 van:

in de zaak van

[klager],

wonende te [plaats],

klager,

tegen:

[notaris],

notaris te [plaats],

de notaris.

Partijen zullen hierna afzonderlijk worden aangeduid als klager en de notaris .

1.          De procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

-        klaagschrift met bijlagen van 3 oktober 2015, ingekomen bij de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden op 6 oktober 2015;

-        beslissing van de President van het Gerechtshof Amsterdam van 16 oktober 2015, waarbij de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam met de behandeling van de klacht is belast;

-        verweerschrift met bijlagen van 16 november 2015, ingekomen op 18 november 2015.

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 16 februari 2016 (hierna: de zitting) zijn klager , vergezeld van zijn zus [naam zus], en de notaris verschenen.  Partijen hebben het woord gevoerd. Uitspraak is bepaald op heden.

2.          De feiten

2.1.       Op 28 november 2012 is de vader van klager , [naam] (hierna erflater), overleden.

2.2.       Erflater was ten tijde van zijn overlijden gehuwd met mevrouw

[naam] (hierna [A]).

2.3.       Klager is geboren uit een eerder huwelijk van erflater met mevrouw [naam] (hierna: moeder).

2.4.       De notaris heeft in de periode 1997 tot en met 2013 meerdere diensten aan erflater en [A] verleend, waaronder een wijziging van de huwelijkse voorwaarden staande huwelijk, het passeren van een hypotheekakte en het opstellen van een testament.

2.5.       In de op 30 augustus 2011 door de notaris verleden akte houdende wijziging huwelijkse voorwaarden van erflater en [A] is onder meer het navolgende opgenomen:

“HOOFDSTUK 4. BIJ OVERLIJDEN

Verrekenen alsof

a.      Wat er wordt verrekend

Als het huwelijk eindigt door overlijden en er ten minste één gezamenlijke afstammeling van de echtgenoten in leven is, wordt verrekend alsof tussen de echtgenoten een algehele gemeenschap van goederen heeft bestaan. (..)”

2.6.       De notaris is in opdracht van [A] opgetreden als boedelnotaris ten behoeve van de afwikkeling van de nalatenschap van erflater.

2.7.       [A] trad op als executeur in de nalatenschap van erflater. Medio september 2013 is zij als executeur ontslagen. Er is nadien geen nieuwe executeur benoemd.

2.8.       Klager heeft zich, met zijn broer en zuster, gedurende de afwikkeling van de nalatenschap laten bijstaan door notaris [naam] (hierna: de partijnotaris).

2.9.       Op 1 oktober 2013 heeft een bespreking ten kantore van de notaris plaatsgevonden, waarbij klager , [A] en de overige erfgenamen van erflater aanwezig zijn geweest. Een door de notaris overgelegd e-mailbericht van 28 oktober 2013 aan de partijnotaris bevat - namens [A] - naar aanleiding van de bespreking van 1 oktober 2013 een voorstel voor de afwikkeling van de nalatenschap van erflater.

2.10.     Eind oktober 2013 heeft [A] de aan de notaris gegeven opdracht ( 2.6 ) ingetrokken. De notaris heeft klager daarvan op 31 oktober 2013 op de hoogte gesteld.

2.11.     De notaris heeft aan de erfgenamen van erflater, ter attentie van [A], een factuur -gedateerd op 25 oktober 2013- verzonden waarop onder meer het navolgende staat vermeld: “deze factuur vervangt eerdere versies met hetzelfde factuurnummer”.

2.12.     Klager en de overige erfgenamen in de nalatenschap van erflater zijn sedert 8 maart 2013 in een juridische procedure met [A] verwikkeld over de afwikkeling van de nalatenschap. Inmiddels heeft de rechtbank te Zutphen daarin uitspraak gedaan.

3.          De klacht

3.1.       De klachten van klager strekken er -samengevat- toe dat de notaris niet heeft gehandeld zoals een notaris betaamt nu hij:

1.     foutieve informatie heeft verstrekt omtrent de erfenis en de boedel van erflater en [A];

2.     de schijn van partijdigheid heeft gewekt;

3.     vragen en opmerkingen van klager niet serieus heeft genomen.

3.2.       Zowel hetgeen klager aan voormelde klachten ten grondslag heeft gelegd, als het verweer van de notaris , zal hierna voor zover van belang aan de orde komen.

4.          De beoordeling

4.1.       Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de Wna gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van diegenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient te beoordelen of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van voornoemd artikel oplevert.

4.2.       foutieve informatie (klacht 1)

Klager heeft aan deze klacht samengevat ten grondslag gelegd dat de notaris foutieve informatie heeft verstrekt over de omvang van de erfenis van erflater en de boedel van erflater en [A] . Ten onrechte heeft de notaris nagelaten informatie te geven over verscheidene bankrekeningen ten name van erflater en [A] . Evenmin heeft de notaris (voldoende) toegelicht waaraan de in de periode 2011-2012 toegenomen hypothecaire schuld door erflater/ [A] is besteed alsmede waarom de inboedel van erflater ten tijde van zijn overlijden –anders dan een jaar daarvoor- geen waarde meer vertegenwoordigde, aldus nog steeds klager .

4.3.       Naar het oordeel van de kamer is de klacht ongegrond. Terecht heeft de notaris bij wijze van verweer aangevoerd dat hij als boedelnotaris (in beginsel) mocht vertrouwen op de juistheid van de informatie die [A] als executeur aan hem verschafte. Als boedelnotaris bevond de notaris zich in een afhankelijke positie van [A] als executeur, waar het aankomt op de omvang en de waardering van de nalatenschap. Niet is gebleken dat de notaris wist of had behoren te vermoeden dat de opgave van [A] als executeur niet juist was. Anders dan klager kennelijk betoogt, brengt de positie van een boedelnotaris niet reeds met zich dat hij zich eigenhandig exact van de omvang en de waarde van de nalatenschap dient te vergewissen. Dit geldt te meer nu klager zich liet bijstaan door de partijnotaris die -zo blijkt uit de in het geding gebrachte correspondentie- door de notaris op deze punten werd geïnformeerd.

4.4.       partijdigheid (klacht 2)

Klager heeft aan zijn klacht in essentie ten grondslag gelegd dat -naar de kamer begrijpt- de notaris erflater en [A] destijds heeft geadviseerd over de wijziging van de huwelijkse voorwaarden ( 2.5 ) en dat hij daarom als partijdig moet worden beschouwd. Dit geldt te meer nu hij naderhand een uitleg heeft gegeven over de onder 2.5 genoemde bepaling die er volgens de notaris toe strekt dat erflater en [A] hun vermogen bij helfte wilden verdelen, terwijl deze bedoeling geenszins uit de akte blijkt. Daar komt bij dat bij het verzoek aan de rechtbank om de huwelijkse voorwaarden te wijzigen door de notaris een valse schuldbekentenis is gevoegd en de notaris ten onrechte heeft geweigerd stukken in het geding te brengen waaruit blijkt dat erflater de akte heeft ondertekend, aldus nog steeds klager .

4.5.       De kamer overweegt als volgt. Anders dan klager kennelijk betoogt, ziet de kamer niet in dat de omstandigheid dat de notaris destijds ten behoeve van erflater en [A] de akte wijziging huwelijkse voorwaarden heeft verleden, in de weg staat aan zijn optreden als boedelnotaris in de nalatenschap van erflater. Uit deze omstandigheid valt ook niet af te leiden dat hij geacht moet worden alleen oog te hebben (gehad) voor de belangen van [A] . Voor een dergelijk verstrekkende conclusie heeft klager geen enkele motivering gegeven. Waar het gaat om de door de notaris gegeven uitleg van de onder 2.5 genoemde bepaling, geldt dat de notaris kennelijk op verzoek van een advocaat in de bodemprocedure tussen [A] en klager heeft verklaard wat de bedoeling van partijen bij het opstellen van de desbetreffende akte was. Ook in zijn reactie op de klacht heeft hij uitvoerig toegelicht dat sprake was van een kennelijke verschrijving nu het gelet op de leeftijd van erflater en [A] ten tijde van het passeren van de akte (77 en 57 jaar) niet voorstelbaar was dat zij samen nog een afstammeling zouden krijgen. Deze uitleg is van de zijde van klager niet weersproken en komt de kamer aannemelijk en logisch voor. Dat de notaris in dit opzicht partijdig heeft gehandeld volgt de kamer dan ook niet. Voor zover de gestelde partijdigheid van de notaris zou volgen uit voornoemde schuldbekentenis kan klager daarin niet worden gevolgd, nu de notaris heeft toegelicht dat deze schuldbekentenis door erflater en [A] is opgesteld ten behoeve van een destijds door de rechtbank gevraagde vermogensopstelling en dat hij daarbij niet betrokken is geweest. De betrokkenheid van de notaris is noch bij de totstandkoming noch de inhoud van de schuldbekentenis vast komen te staan. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat klacht 2 ongegrond zal worden verklaard.

4.6.       opmerkingen en vragen niet serieus genomen (klacht 3)

De kamer volgt klager niet in zijn betoog dat de notaris opmerkingen en vragen van klager niet serieus heeft genomen. Zowel uit de stukken als uit de door klager ter zitting gegeven toelichting leidt de kamer af dat de afwikkeling van de nalatenschap -mede gelet op de verhouding tussen de direct betrokkenen- niet eenvoudig verliep en dat de afwikkeling vele vragen/opmerkingen bij klager deed ontstaan. Dat de notaris hierop onvoldoende heeft gereageerd is niet gebleken. De door partijen in het geding gebrachte correspondentie van de zijde van de notaris  (waaronder de brieven van 15 mei 2013, 28 oktober 2013 en 10 april 2014) geeft naar het oordeel van de kamer eerder aanleiding voor het tegendeel. De uitvoerigheid van de reacties van de notaris kan, mede gelet op hetgeen de kamer hiervoor onder 4.3 heeft overwogen, het betoog van klager niet onderschrijven.

4.7.       Voor zover klager zijn klacht heeft gebaseerd op de omstandigheid dat de notaris hem in het ongewisse heeft gelaten welke eerdere facturen ( 2.12 ) hij voor zijn werkzaamheden heeft verzonden, geldt dat de notaris heeft toegelicht dat dit een standaard tekst betreft, die in het geval van klager, waar geen eerdere facturen zijn verzonden, tot een misverstand heeft geleid. Hoewel de zinsnede nooit eerder tot vragen, laat staan een klacht, heeft geleid, heeft de notaris deze naar aanleiding van onderhavige klacht aangepast.

4.8.       Voor zover de klacht (mede) ziet op de handelwijze van de notaris in de periode ná intrekking van de hem gegeven opdracht ( 2.10 ) heeft klager onvoldoende toegelicht welke verwijten hij de notaris maakt.

4.9.       Hetgeen de kamer hiervoor heeft overwogen leidt tot de slotsom dat klacht 3 ongegrond is.

5.          De beslissing

De kamer voor het notariaat verklaart de klachten ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. S.P. Pompe, voorzitter, C.J. Baas, L.A. Galman, C.E. Jonker, P.J. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. van Aldijk, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2016.

Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.