ECLI:NL:TNORAMS:2016:38 Kamer voor het notariaat Amsterdam 600937 NT 16-5

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2016:38
Datum uitspraak: 22-11-2016
Datum publicatie: 17-03-2017
Zaaknummer(s): 600937 NT 16-5
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie:   Het is in beginsel in strijd met de zorg die een notaris jegens een (voormalig) cliënt moet betrachten, om aan hem gerichte correspondentie niet (tijdig) te beantwoorden. Ook dient de notaris deze correspondentie op zorgvuldige en niet op grievende wijze te beantwoorden. Nu klager tegenover de betwisting van de ontvangst van de correspondentie niet nader heeft onderbouwd dat de notaris op enigerlei wijze kennis heeft genomen daarvan, kan niet worden vastgesteld dat de notaris deze bewust onbeantwoord heeft gelaten. Naar de maatstaven van zorgvuldigheid die de notaris bij de afhandeling van correspondentie dient te betrachten is niet passend om op de wel ontvangen correspondentie van klager te reageren op de wijze zoals hij heeft gedaan. Enige inhoudelijke reactie op de aansprakelijkstelling door klager had, zeker gelet op het eerder vastgestelde tuchtrechtelijk verwijtbare handelen van de notaris, voor de hand gelegen. Ook is de reactie van de notaris onnodig grievend en niet ter zake dienend. De notaris heeft – hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld – ook ter zitting geen nadere toelichting willen verstrekken over de aard en de context van de uitlating, dan wel zijn vijandige houding jegens klager.    Het niet inlichten van de verzekeringsmaatschappij op grond van de aansprakelijkstelling van klager is niet tuchtrechtelijk laakbaar.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 november 2016 inzake de klacht met nummer 600937 /NT 16-5 van:

[klager],

wonende te [*],

klager,

tegen:

mr. [notaris],

notaris te [*],

de notaris.

1. Het verloop  van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

- beslissing van het gerechtshof Amsterdam van 4 januari 2016;

- klaagschrift met bijlagen ingekomen op 14 januari 2016;

- verweerschrift met bijlagen ingekomen op 12 februari 2016;

- een brief met bijlagen van de notaris ingekomen op 23 februari 2016;

- een brief van de notaris ingekomen op 21 maart 2016;

- een brief van de notaris ingekomen op 23 augustus 2016.

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 11 oktober 2016 is klager ter terechtzitting verschenen. Voorafgaand aan de terechtzitting heeft de notaris bij voornoemde brief ingekomen op 23 augustus 2016 de kamer laten weten niet te zullen verschijnen. Klager heeft het woord gevoerd en vervolgens is uitspraak bepaald op 22 november 2016.

2. De feiten

De Kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

2.1.        Klager is gehuwd geweest met [*] (hierna te noemen: de ex-echtgenote). Bij vonnis van 18 maart 2009 heeft de rechtbank Almelo de huwelijks-goederengemeenschap verdeeld, waarbij onder meer de voormalig echtelijke woning aan [*] te [*] (hierna te noemen: de woning) en de op de woning rustende hypotheekschuld aan klager is toebedeeld. Verder is in het vonnis bepaald dat, als klager zijn medewerking aan de toedeling van de woning aan hem weigert, het vonnis in de plaats zal treden van zijn voor het passeren van de akte vereiste wilsverklaring. Ook is bepaald dat klager uit hoofde van overbedeling een bedrag van € 34.377,54 aan de ex-echtgenote diende te betalen. 

2.2.        Klager is tegen dit vonnis in appèl gegaan. Bij arrest van 31 augustus 2010 heeft het gerechtshof Arnhem klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, voor zover dit betrekking had op de toedeling van de woning en daarbij voorts de schuld van klager wegens overbedeling op een lager bedrag vastgesteld. De ex-echtgenote diende hetgeen zij meer dan het in eerste aanleg vastgestelde bedrag van klager had ontvangen terug te betalen aan klager.

2.3.        Op 2 februari 2012 is voor de notaris een akte van verdeling (hierna te noemen: de akte) gepasseerd, waarbij ter uitvoering van het bepaalde in genoemd vonnis van 18 maart 2009 (zonder medewerking van klager) de woning en de hypothecaire schuld aan klager zijn toebedeeld.

2.4.        Op 23 augustus 2012 heeft de kamer van toezicht te Arnhem de door klager tegen de notaris ingediende klachten, die -samengevat- zagen op het passeren van de akte, ongegrond verklaard.

2.5.        Tegen voornoemde beslissing heeft klager hoger beroep ingesteld. Op 10 december 2013 heeft het gerechtshof Amsterdam -kort gezegd- geoordeeld dat hetgeen de notaris in de akte met betrekking tot de kwijting heeft opgenomen onjuist is en het daarop betrekking hebbende klachtonderdeel (4.1. sub vi) gegrond verklaard. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond verklaard.

2.6.        Bij brief van 31 januari 2014 heeft de toenmalige advocaat van klager, mr. [*], de notaris verzocht om hetgeen in artikel 3 van de akte is opgenomen aan te passen in die zin dat in de nieuwe akte komt te staan dat klager vanaf heden de hypotheek voor zijn rekening neemt evenals de hypothecaire lening. Daarbij heeft de advocaat de notaris aansprakelijk gesteld voor de door klager geleden schade als gevolg van het foutief opstellen van de akte.

2.7.        Bij aangetekende brief van 30 november 2015 heeft klager de notaris (wederom) aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade voortvloeiend uit de door de notaris gepasseerde akte.

2.8.        Bij e-mail van 30 november 2015 heeft de notaris daarop – voor zover van belang – als volgt gereageerd:

‘Geachte heer [*] Ik herken mij in niets wat U schrijft,Ik verzoek U mij niet meer te mailen ,schrijven of bellen,Uw gehele optreden  was beneden elk niveau !’

3. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de notaris:

I: de brief van zijn advocaat d.d. 31 januari 2014 onbeantwoord heeft gelaten;

II: bij e-mail d.d. 30 november 2015 een reactie naar een cliënt heeft gegeven die niet passend is;

III: de verplichting heeft zijn aansprakelijkheidsverzekering in te lichten.

4. Het verweer

4.1. De notaris, die naar eigen zeggen een behandeling opnieuw met deze klager niet wenst te accepteren, stelt zich naar de kamer begrijpt op het standpunt dat, indien hij de brieven van klager al zou hebben ontvangen, hij deze had teruggezonden omdat hij de uitlatingen van klager tijdens de verschillende procedures onacceptabel vindt en hij niets meer met klager te maken wenst te hebben. Daarnaast stelt de notaris dat zijn e-mail van 30 november 2015 voor klager duidelijk genoeg had moeten zijn.

5. De beoordeling

5.1          Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2          Bij de beoordeling wordt voorop gesteld dat het niet aan de kamer is een oordeel te vellen over de vraag of de notaris al dan niet aansprakelijk is voor de schade die klager als gevolg van de door de notaris in 2012 verleden akte stelt te hebben geleden.

Klachtonderdeel I

5.3.        Met betrekking tot klachtonderdeel I overweegt de kamer dat het in beginsel in strijd is met de zorg die een notaris jegens een (voormalig) cliënt moet betrachten, om aan hem gerichte correspondentie niet (tijdig) te beantwoorden.

5.4.        De notaris heeft betwist de brief van de advocaat van klager van 31 januari 2014 ontvangen te hebben. Nu klager tegenover deze betwisting niet nader heeft onderbouwd dat de notaris kennis heeft genomen van de brief, kan niet worden vastgesteld dat de notaris deze ontvangen heeft en vervolgens evenmin dat hij deze bewust onbeantwoord heeft gelaten. Gelet op het vorenstaande is klachtonderdeel I dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel II

5.5.        Ten aanzien van klachtonderdeel II overweegt de kamer dat een notaris in beginsel aan hem gerichte correspondentie op zorgvuldige en niet grievende wijze dient te beantwoorden.

5.6.        Als onweersproken staat vast dat de notaris bij e-mail van 30 november 2015 heeft gereageerd op de brief van klager van 30 november 2015 als hiervoor onder 2.8 opgenomen.

5.7.        De kamer is van oordeel dat het naar de maatstaven van zorgvuldigheid die de notaris bij de afhandeling van correspondentie dient te betrachten niet passend was om op de brief van klager  te reageren op de wijze zoals hij heeft gedaan. Enige inhoudelijke reactie op de aansprakelijkstelling door klager had, zeker gelet op het eerder vastgestelde tuchtrechtelijk verwijtbare handelen van de notaris, voor de hand gelegen. Met name de zinssnede “Uw gehele optreden was beneden elk niveau !” is naar het oordeel van de kamer onnodig grievend en, zeker waar iedere toelichting van de zijde van de notaris ontbreekt, niet ter zake dienend. De notaris heeft – hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld – ook ter zitting geen nadere toelichting willen verstrekken over de aard en de context van de uitlating, dan wel zijn vijandige houding jegens klager. 

5.8          Gelet op het vorenstaande is klachtonderdeel II dan ook gegrond.

Klachtonderdeel III

5.9          Ten aanzien van klachtonderdeel III overweegt de kamer dat klager geen feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit volgt dat zijn belang is gelegen in de handhaving van de beroepsnormen en -regels voor het notariaat. Al zou de notaris zijn verzekeringsmaatschappij niet hebben ingelicht over de aansprakelijkstelling door klager, dan nog kan niet worden vastgesteld dat de notaris daarmee op enigerlei wijze tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld heeft. Klachtonderdeel III is dan ook ongegrond.

Maatregel

5.10       Ten aanzien van klachtonderdeel II volstaat de kamer met de constatering dat dit klachtonderdeel gegrond is. Het opleggen van een maatregel wordt in dit geval niet nodig geacht.

Mitsdien wordt als volgt beslist.

BESLISSING

De Kamer voor het Notariaat:

             verklaart klachtonderdelen I en III ongegrond;

             verklaart klachtonderdeel II gegrond, zonder oplegging van een maatregel.

Deze beslissing is gegeven door mrs. S.P. Pompe, voorzitter, M.V. Ulrici, E.H. Huisman, J.D.M. Schoonbrood en L.G. Vollebregt, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Pieterse, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2016.

mr. D. Pieterse,                                                              mr. S.P. Pompe

secretaris                                                                          voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).