ECLI:NL:TNORAMS:2016:22 Kamer voor het notariaat Amsterdam 600931/NT 16-3 O 600932/NT 16-4 O

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2016:22
Datum uitspraak: 07-07-2016
Datum publicatie: 15-08-2016
Zaaknummer(s):
  • 600931/NT 16-3 O
  • 600932/NT 16-4 O
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Uit de overgelegde producties alsmede hetgeen ter zitting naar voren is gebracht kan worden opgemaakt dat de notaris niet bij de gewraakte handelingen betrokken is geweest. De kamer is van oordeel dat de kandidaat-notaris genoegzaam  aannemelijk heeft gemaakt dat zij ten tijde van het passeren van de akten alert is geweest op de mate van wilsbekwaamheid van erflaatster en dat zij onvoldoende aanleiding had om aan deze wilsbekwaamheid te twijfelen. Klacht(en) ongegrond.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 7 juli 2016 in de nummers 600931/NT 16-3 O en

600932 / NT 16-4 O van:

[klager],

wonende te [plaats],

klager ,

gemachtigde: mr. H.J.E. de Bruin,

tegen:

1) [notaris] ,

notaris te [vestigingsplaats],

2) [kandidaat-notaris],

kandidaat-notaris te [plaats],

de notarissen ,

gemachtigde: mr. dr. E.W.J. Ebben.

1. Ontstaan en loop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

-          klaagschrift met bijlagen ingekomen op 18 januari 2016;

-          verweerschrift met bijlage ingekomen op 4 februari 2016;

-          bij fax van 13 mei 2016 door de gemachtigde van klager overgelegde producties .

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 26 mei 2016 zijn klager, zijn raadsman, notaris sub 2 en haar raadsman verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd aan de hand van overgelegde “spreekaantekeningen”. Uitspraak is bepaald op 7 juli 2016.

2. De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

a.         Op 20 december 2007 heeft notaris sub 1 in opdracht van de moeder van klager, [naam] (hierna te noemen: erflaatster), een testament opgesteld. Klager is in dit testament benoemd tot executeur van de nalatenschap.

b.         Op 18 augustus 2015 is de vader van klager overleden. Klager heeft voor zijn vader de executele volledig uitgeoefend.

c.         Op 30 oktober 2015 heeft één van de notarissen een bespreking gehad met twee van de drie kinderen van erflaatster, te weten de broer en zus van klager. Tijdens dit gesprek is de (moeizame) verhouding besproken tussen hen en klager als executeur in nalatenschap van hun vader.

d.         Op 2 november 2015 heeft de broer van klager aan het kantoor van de notarissen doorgegeven dat erflaatster een opdracht tot aanpassing van de algemene volmacht alsmede van haar uiterste wil wenste. Vervolgens heeft een juridisch medewerker van de notarissen telefonisch contact met erflaatster opgenomen en de voorgestelde wijziging met haar besproken.

e.         Op 7 november 2015 heeft notaris sub 2 de concepten voor de beide akten tot aanpassing aan erflaatster gestuurd en is een afspraak voor het passeren van de bedoelde akten gemaakt voor 17 november 2015.

f.         Op 9 november 2015 heeft erflaatster zich, in gezelschap van de broer en zus van klager, begeven naar het kantoor van de notarissen, omdat zij beide akten graag die dag wilde laten passeren. Notaris sub 2 heeft diezelfde dag beide akten gepasseerd.

g.         Op 17 november 2015 heeft een gesprek tussen klager en notaris sub 1 plaats-gevonden. Tijdens dit gesprek heeft klager aan notaris sub 1 medegedeeld dat erflaatster zijns inziens niet bij machte kan zijn geweest om voornoemde wijziging redelijkerwijs als wilsbekwaam persoon te accorderen.

h.         Op een door de notarissen bij verweer overgelegde kopie “behandel-beperking” van het ziekenhuis, gedateerd 18 november 2015, is over erflaatster opgemerkt: “patiënt is wilsbekwaam ja”.

i.          Op 4 december 2015 is erflaatster overleden.

j.          Op 29 december 2015 ontving klager van de notarissen een afschrift van voornoemd gewijzigd testament in verband met het aanvragen van een verklaring van erfrecht.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er in hoofdzaak over dat erflaatster niet bij machte is geweest om de aanvulling van het testament van 20 december 2007 redelijkerwijs als wilsbe-kwaam persoon te accorderen en dat het op de weg van de notarissen had gelegen de akten niet te passeren. Klager heeft ter onderbouwing van zijn klacht aangevoerd dat erflaatster van jongs af aan onderhevig aan meervoudige psychiatrische stoornissen leed zoals een persoonlijkheidsstoornis, borderline alsmede een verzamelstoornis en (obsessieve)angststoornis.

4. Het verweer

4.1 Notaris sub 1 stelt zich op het standpunt dat de uiterste wil, waarvan klager meent dat die is gepasseerd  op het moment dat erflaatster wilsonbekwaam was, niet door hem is gepasseerd en dat hij geen inhoudelijke bemoeienis met de onderhavige zaak heeft gehad. Daarnaast stelt notaris sub 1 zich op het standpunt dat hij slechts éénmaal contact met klager heeft gehad, omdat klager hem verweet toch een uiterste wil te hebben verleden terwijl zijn moeder wilsonbekwaam was.

4.2 Notaris sub 2 stelt zich op het standpunt dat van psychische stoornissen, waaraan erflaatster volgens klager heeft geleden tijdens het passeren van de onderhavige akten, niet is gebleken en dat zodanige stoornissen tijdens de voorbereidende gesprekken met erflaatster ook niet aan de orde zijn geweest. Notaris sub 2 stelt daarnaast dat zij ten tijde van het passeren van de akten de wilsbekwaamheid van erflaatster heeft getoetst en in orde heeft bevonden. Ook stelt notaris sub 2 zich op het standpunt dat de leeftijd en gezondheidstoestand van erflaatster niet zodanig waren dat zij ten tijde van het passeren van de akten op dergelijke stoornissen alert had behoeven te zijn. Notaris sub 2 zag geen aanleiding om het Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid te volgen, omdat er bij haar geen twijfel bestond over de wilsbekwaamheid van erflaatster. Deze heeft geen melding gemaakt van enige psychische klacht en heeft tijdens de gesprekken en het passeren van de akten niet de indruk gewekt vergeetachtig te zijn, niet te begrijpen wat het onderwerp van het gesprek was en zij vertoonde ook anderszins geen symptomen van dementie  Notaris sub 2 wijst voorts op de verklaring van het ziekenhuis van 18 november 2015, welke datum is gelegen na de datum waarop de akten zijn gepasseerd.

5. De beoordeling

5.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notarissen een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

Notaris sub 1

5.2 Uit de overgelegde producties alsmede hetgeen ter zitting naar voren is gebracht kan worden opgemaakt dat notaris sub 1 niet bij de gewraakte handelingen betrokken is geweest. De kamer zal de klacht met betrekking tot notaris sub 1 dan ook ongegrond verklaren.

Notaris sub 2

5.3  Volgens vaste jurisprudentie van de Notariskamer van het Gerechtshof te Amsterdam heeft iedere meerderjarige aan wie op grond van de wet de bekwaamheid daartoe niet is ontzegd, het recht om een uiterste wil te formuleren en te laten vastleggen bij testament. Een notaris dient in beginsel zijn ministerie te verlenen en zal dus op verlangen van een testateur moeten doen wat is vereist om de uiterste wil vast te leggen. Zoals bij elke akte heeft de notaris echter de wilsbekwaamheid van de betrokkene ten aanzien van de beoogde rechtshandeling te beoordelen. Het komt daarbij in eerste instantie aan op de eigen waarneming van de notaris, die daarvoor een redelijke beoordelingsvrijheid toekomt. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid is in het algemeen verder onderzoek aangewezen, zoals ook volgt uit het “Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid” ten  behoeve van notariële dienstverlening, vastgesteld door de KNB in mei 2006, geactualiseerd in april 2013 (hierna te noemen het stappenplan).  De kamer dient in deze procedure dan ook te beoordelen of notaris sub 2 ten tijde van het passeren van de akten voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het vaststellen van de wilsbekwaamheid van erflaatster.

5.4 De kamer is van oordeel dat notaris sub 2 genoegzaam  aannemelijk heeft gemaakt dat zij ten tijde van het passeren van de akten alert is geweest op de mate van wilsbekwaamheid van erflaatster en dat zij onvoldoende aanleiding had om aan deze wilsbekwaamheid te twijfelen. De door klager op geen enkele wijze onderbouwde stelling dat erflaatster van jongs af aan leed aan psychiatrische stoornissen doet hieraan onvoldoende af. Notaris sub 2 heeft ter zitting uiteengezet dat en hoe zij zich van de wilsbekwaamheid heeft vergewist en dat zij daarover geen twijfels had die noopten tot toepassing van het stappenplan. De kamer slaat daarbij mede acht op de omstandigheid dat een daartoe bevoegde arts op 18 november 2015, dus negen dagen na het passeren van de akten, heeft verklaard dat niet is gebleken van enige beperking van de wilsbekwaamheid van erflaatster. Dat deze ten tijde van het passeren van de akten wilsonbekwaam zou zijn geweest komt de kamer dan ook onaannemelijk voor. De kamer zal ook de klacht tegen notaris sub 2 daarom ongegrond verklaren.

5.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

wat betreft de notaris:

-       verklaart de klacht ongegrond.

wat betreft de kandidaat-notaris:

-       verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. C.E. van Oosten-van Smaalen, voorzitter, T.H. van Voorst Vader, A.M.J.M. Ploumen, E.H. Huisman, en W.R. Bruinink, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. van Sintemaartensdijk, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2016.

  Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).