ECLI:NL:TNORAMS:2016:19 Kamer voor het notariaat Amsterdam 601474/NT 16-11 OJ

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2016:19
Datum uitspraak: 14-07-2016
Datum publicatie: 15-08-2016
Zaaknummer(s): 601474/NT 16-11 OJ
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De kamer is van oordeel dat de notaris genoegzaam  aannemelijk heeft gemaakt dat zij ten tijde van het passeren van de testamenten alert is geweest op de mate van wilsbekwaamheid van erflater en dat zij onvoldoende aanleiding had om aan deze wilsbekwaamheid te twijfelen. Bij het oordeel van de kamer, die daar eveneens vanuit gaat, is de verklaring van de notaris van belang, dat het testament inhoudelijk niet ingrijpend is gewijzigd. Klacht ongegrond.

  KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 14 juli 2016 in de klacht met nummer 601474/NT 16-11 OJ van:

  1. [klager 1],

wonend te [plaats];

  1. [klager 2],

wonend te [plaats];

en

  1. [klager 3],

wonend te [plaats];

raadsman: mr. P.R. Starink,

hierna: klagers,

tegen:

[de notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna: de notaris.

 

1. Het verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

-        klacht met bijlagen van 26 januari 2016;

-        verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 17 februari 2016;

-        overlegging productie notaris bij brief, ingekomen op 14 april 2016;

-        overlegging producties klagers bij brief, ingekomen op 23 mei 2016.

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 2 juni 2016 zijn verschenen: Klagers, bijgestaan door hun raadsman, en de notaris. Partijen hebben het woord gevoerd aan de hand van pleitaantekeningen. Uitspraak is bepaald op 14 juli 2016.

2.  De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

  1. Klagers zijn de kinderen van de heer [naam], geboren op 8 januari 1937 en overleden op 18 juli 2015 (hierna: erflater).
  2. Erflater heeft op 20 mei 2015 over zijn nalatenschap beschikt in een testament, verleden door de notaris, nadat hij op 6 mei 2015 met een kandidaat-notaris een voorgesprek had gehad, waarna deze hem op 12 mei 2015 een concept van het testament had gezonden.
  3. In het testament, waarin erflater al zijn eerdere wilsbeschikkingen (het laatste testament was gedateerd 1 november 1990) heeft herroepen, zijn de echtgenote van erflater, klagers en twee stiefkinderen tot enige erfgenamen benoemd.
  4. In het testament is bepaald dat de wettelijke verdeling op de nalatenschap van erflater van toepassing is, zodat alle tot de nalatenschap behorende goederen door zijn echtgenote worden verkregen en de voldoening van de schulden van de nalatenschap voor haar rekening komt. Ieder van de overige erfgenamen krijgt een geldvordering op de echtgenote van erflater, telkens ter grootte van de waarde van zijn erfdeel.
  5. Na het overlijden van erflater heeft de echtgenote van erflater, [naam] (hierna: de echtgenote van erflater), de notaris verzocht een verklaring van erfrecht op te stellen.
  6. Klagers hebben zich tot een collega-notaris, [notaris A], gewend om advies in te winnen over het al dan niet (beneficiair) aanvaarden van de nalatenschap van erflater.
  7. In een e-mailbericht van 27 augustus 2015 heeft de notaris [notaris A] verzocht om klagers te bevragen naar hun beweegredenen om de verklaringen omtrent de aanvaarding al dan niet te tekenen.
  8. [Notaris A] heeft de notaris op 22 september 2015 geschreven dat klagers hun vraagtekens zeten bij de geldigheid van het op 20 mei 2015 verleden testament. Hij stelt namens klagers voor een overeenkomst op te stellen tussen de echtgenote van erflater en klagers waarin de uitkering van hun vorderingen op een eerder tijdstip dan bepaald in het testament wordt overeengekomen, echter op een zodanig moment dat zij daarvan “geen echt nadeel ondervindt”.
  9. In een e-mailbericht van 15 oktober 2015 heeft de notaris aan [notaris A] geantwoord: “Ik heb uw brief de dato 22 september in goede orde ontvangen. Naar aanleiding van hetgeen door u geschreven is nog het navolgende: Het stappenplan is gezien de wilsbekwaamheid van [erflater] niet aan de orde geweest; [erflater] was ten tijde van het tekenen van het testament volledig wilsbekwaam. Uw verzoek om tot een oplossing te komen door het sluiten van een overeenkomst tussen [de echtgenote van erflater] en de kinderen van [erflater] leg ik voor aan [de echtgenote van erflater].”

3 . De klacht

3.1 Klagers menen dat er sprake was van meerdere indicatoren uit het “Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid” (hierna: het Stappenplan), zowel afzonderlijk als in combinatie, op grond waarvan de notaris aan de geestesgesteldheid en dus wilsbekwaamheid van erflater had moeten twijfelen op het moment van passeren.

Volgens klagers blijkt uit de door hen overgelegde producties:

  • dat erflater al in 2005 meerdere lacunaire infarcten (kleine herseninfarcten) had gehad;
  • dat hij al jaren warrig was en last had van concentratiestoornissen, cognitieve problemen, verlies van het vermogen om taken uit te voeren (apraxie) bij Korsakov en vasculaire afwijkingen in de hersenen;
  • dat hij geen inzicht had in bezittingen en schulden; niet in staat was zelfstandig te wonen en in het dagelijks leven compleet werd aangestuurd door zijn echtgenote;
  • dat uit een MMSE-test (“dementietest”) in februari 2014 een score van 19 volgde, waarna een verdere “geriatrische screening” zou volgen;
  • dat erflater in de periode maart en april 2015 in rap tempo zowel geestelijk als fysiek achteruitging (inclusief spoedopname in ziekenhuis) en er geen afspraken meer met hem te maken waren;
  • dat erflater een neurologisch onderzoek had ondergaan en op een scan van de hersenen van erflater duidelijk sporen van hersenbloedingen te zien waren en er voor hem feitelijk geen toekomstverwachtingen meer waren.

Klagers verwijten de notaris dan ook dat zij onvoldoende zorgvuldig te werk is gegaan. Zij had zich ervan dienen te vergewissen of erflater in staat was zijn wil te bepalen.

3.2 Ook in de onderlinge communicatie richting (de eigen notaris van) klagers heeft de notaris in strijd met de zorgvuldigheid gehandeld door op de brief van de notaris van klagers slechts te reageren met één enkele zin, zonder verdere uitleg, dat zij meende dat erflater ten tijde van het tekenen van het testament volledig wilsbekwaam was.

4. Het verweer

4.1 De notaris heeft zich als volgt verweerd. Zowel tijdens het gesprek op 6 mei 2015 met een kandidaat-notaris van haar notariskantoor als later bij het ondertekenen van het testament op 20 mei 2015, kwam erflater over als helder, stellig, resoluut, consequent en eenduidig in zijn beslissingen tot de vererving van zijn nalatenschap. Er was dan ook geen twijfel over de wilsbekwaamheid van erflater.

Wel viel op dat erflater slecht ter been was en dat hij langzaam sprak; hij legde uit dat dit voortvloeide uit een vorm van de ziekte van Parkinson.

Het was de wens van erflater dat zijn kinderen en stiefkinderen gelijk te behandelen, maar hij vond ook dat zijn echtgenote verzorgd achter moest blijven.

4.2 Toetsing aan de indicatoren uit het Stappenplan zou volgens de notaris niet tot een andere conclusie hebben geleid, want:

  • het vermogen van erflater was niet onder bewind gesteld;
  • zijn leeftijd gaf geen aanleiding tot nadere alertheid;
  • erflater woonde (met zijn echtgenote) zelfstandig, met hier en daar aanpassingen in huis in verband met zijn lichamelijke beperkingen;
  • navraag naar een medische indicatie in verband met zijn geestelijke gesteldheid was niet aan de orde (erflater zei: “ik praat langzaam, maar dat wil niet zeggen dat ik nergens meer iets van begrijp”);
  • erflater is weloverwogen tot de wijziging van het testament gekomen;
  • hij is samen met zijn echtgenote naar het notariskantoor gekomen voor een bespreking, hetgeen gebruikelijk is voor echtparen. Beiden hebben hun testament aangepast, de inhoud van het testament is door erflater zelf aangegeven;
  • het vorige testament is aangepast naar de huidige wetgeving en is een gebruikelijke wijziging;
  • een week na ontvangst van het concept is een afspraak gemaakt om te tekenen, hetgeen ook gebruikelijk is.

4.3 Na haar bericht van 15 oktober 2015 heeft de notaris [notaris A] laten weten dat de echtgenote van erflater niet openstond voor een gesprek met klagers. De notaris heeft steeds gecommuniceerd met [notaris A] over het al dan niet aanvaarden van de nalatenschap door klagers en ziet dan ook niet in hoe dat onzorgvuldig is geweest.

5.  De beoordeling

5.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 Wna zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de Wna gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van diegenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient te beoordelen of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van voornoemd artikel oplevert.

5.2 Klagers hebben ter zitting hun klacht aangevuld; zij stellen dat de notaris haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden door inhoudelijk met makelaar [naam] over de zaak te spreken, hetgeen onder meer zou blijken uit de zin “Vertrouwende u hiermee van dienst te zijn” in zijn brief van 30 maart 2016, als productie door de notaris overgelegd op 14 april 2016. Nu deze klachtvermeerdering pas ter zitting is gedaan en de notaris zich daarop in haar verweer niet heeft kunnen voorbereiden, zal de kamer dit verwijt aan de notaris in de onderhavige beslissing buiten beschouwing laten. Het ligt op de weg van klagers om, indien zij dat wensen, daartoe een nieuwe klacht in te dienen.

5.3 Volgens geldende jurisprudentie van de notariskamer van het Hof Amsterdam geldt als uitgangspunt dat iedere meerderjarige aan wie op grond van de wet de bekwaamheid daartoe niet is ontzegd, het recht heeft om een uiterste wil te formuleren en te laten vastleggen bij testament. Een notaris dient in beginsel zijn ministerie te verlenen en zal dus op verlangen van een testateur moeten doen wat is vereist om de uiterste wil vast te leggen. Zoals bij elke akte heeft de notaris echter de wilsbekwaamheid van de betrokkene ten aanzien van de beoogde rechtshandeling te beoordelen. Het komt daarbij in eerste instantie aan op de eigen waarneming van de notaris, die daarvoor een redelijke beoordelingsvrijheid toekomt. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid is in het algemeen verder onderzoek aangewezen, zoals ook volgt uit het Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening van de KNB van 2006, aangepast in april 2013 (in samenspraak met Alzheimer Nederland samengevoegd met het VIA/EPN protocol beoordeling wils(on)bekwaamheid).

5.4 Ter zitting heeft de notaris bevestigd dat erflater en zijn echtgenote hun in 1990 verleden testamenten wilden laten aanpassen naar de huidige wetgeving. Omdat het een technische wijziging betrof en er dus inhoudelijk geen sprake was van grote wijzigingen, zijn de testamenten in aanwezigheid van beide echtgenoten besproken en ook gepasseerd, hetgeen volgens de notaris te doen gebruikelijk is. Naar waarneming van de notaris was erflater, hoewel lichamelijk beperkt, op het moment van passeren wilsbekwaam. Ook bij haar (ervaren) kandidaat-notaris bestond in het eerste gesprek met erflater geen twijfel over de wilsbekwaamheid van erflater, aldus de notaris.

5.5 De kamer is van oordeel dat de notaris genoegzaam  aannemelijk heeft gemaakt dat zij ten tijde van het passeren van de testamenten alert is geweest op de mate van wilsbekwaamheid van erflater en dat zij onvoldoende aanleiding had om aan deze wilsbekwaamheid te twijfelen. Bij het oordeel van de kamer, die daar eveneens vanuit gaat, is de verklaring van de notaris van belang, dat het testament inhoudelijk niet ingrijpend is gewijzigd. Daaruit leidt de kamer af (hoewel de notaris de kamer ter zitting desgevraagd meedeelde dat zij dat niet mocht bevestigen) dat de stiefkinderen reeds in het testament van 1990 als erfgenamen betrokken waren. Uitgaande van de beperktheid van de wijzigingen ten opzichte van het eerdere testament ziet de kamer onvoldoende grond om tot een ander oordeel te komen op grond van het feit dat de notaris erflater op geen enkel moment onder vier ogen, althans buiten tegenwoordigheid van zijn echtgenote, heeft gesproken. De kamer zal de klacht tegen de notaris dan ook ongegrond verklaren.

Beslissing

De kamer voor het notariaat:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. O.J. van Leeuwen, voorzitter, J.J. Dijk, R.H. Meppelink, Th.W. van Grafhorst en N.T. Vink, leden, in tegenwoordigheid van

mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2016.

Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden

kennisgeving.