ECLI:NL:TNORAMS:2016:18 Kamer voor het notariaat Amsterdam 596353/NT 15-78 Th

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2016:18
Datum uitspraak: 02-06-2016
Datum publicatie: 20-06-2016
Zaaknummer(s): 596353/NT 15-78 Th
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Gesteld noch gebleken is dat klager door de akte van bekrachtiging in enig belang is getroffen. Voorts heeft klager geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat zijn belang is gelegen in de handhaving van de beroepsnormen en -regels voor het notariaat. Niet is vast komen te staan dat klager enig (indirect en/of afgeleid) belang heeft bij de klacht. Klager niet-ontvankelijk. Aan een verdere inhoudelijke behandeling komt de kamer daarom niet toe.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 2 juni 2016 in de klacht met nummers 596353/NT15-78 Th van:

[klager] ,

wonende te [plaats],

klager ,

tegen:

[de notaris] ,

notaris te [plaats],

de notaris .

1. Het verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

-          klaagschrift met bijlagen ingekomen op 23 oktober 2015;

-          aanvullingen van het klaagschrift ingekomen op 31 oktober 2015 en 1 november 2015;

-          verweerschrift met bijlage ingekomen op 24 november 2015;

-          de repliekmail van klager met bijlagen ingekomen op 11 januari 2016;

-          de brief van de notaris ingekomen op 26 januari 2016;

-          bij e-mailbericht van 18 april 2016 overgelegde producties door klager.

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 21 april 2016 zijn klager en de notaris verschenen.  Partijen hebben het woord gevoerd aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen. Uitspraak is bepaald op 2 juni 2016.

2. De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

a.         Op 26 januari 2012 is er in verband met het overlijden van de vader van klager (verder: erflater) door notaris [A] van notariskantoor [A] een verklaring van erfrecht afgegeven aan de broers van klager. Klager stelt dat hij, ondanks herhaalde verzoeken, geen verklaring van erfrecht van notaris [A] heeft mogen ontvangen.

b.         Op 7 oktober 2015 ontving klager in verband met ingediende klachten tegen notariskantoor [A] de verklaring van erfrecht zoals die op 26 januari 2012 aan zijn broers was afgegeven. In deze verklaring van erfrecht staat dat de erflater als laatste woonadres [adres] had. De erflater zou dus als Nederlands ingezetene zijn overleden.

c.         Op 11 mei 2012 is ten overstaan van notaris [B] (plaats) de akte van Aanvaarding van erfenis verleden, waarbij de erfgenamen werden vertegenwoordigd door een mondeling gemachtigde. In augustus 2012 heeft klager deze akte ten overstaan van notaris [B] in Spanje bekrachtigd. In de Spaanse akte staat dat de erflater als laatste woonadres [adres](Spanje) had. De erflater zou dus als Spaans ingezetene zijn overleden.

d.         Op 30 augustus 2012 hebben de broers van klager de Spaanse akte ten overstaan van de notaris bekrachtigd.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er in hoofdzaak over dat de notaris een akte van bekrachtiging heeft verleden, die in tegenspraak is met eerdere notariële akten (verklaring van executie en verklaring van erfrecht) opgesteld door notaris [A] c.q. [collega-notaris van A], waarin zijn vader ten onrechte als Nederlandse ingezetene stond vermeld. Hierdoor is klager, als erfgenaam, naar zijn oordeel ten onrechte in Nederland erfbelasting verschuldigd.

4. Het verweer

4.1 De notaris stelt zich samengevat op het standpunt dat het in het onderhavige geval gaat om de vraag in welk land, Spanje of Nederland, klager erfbelasting verschuldigd is. De notaris stelt dat hij met de afwikkeling van de nalatenschap van de ouders van klager geen enkele bemoeienis heeft en dat klager hem hierover dan ook geen verwijten kan maken.

4.2 Daarnaast stelt de notaris dat uit het klaagschrift kan worden opgemaakt dat klager zelf in augustus 2012 de Spaanse akte van aanvaarding nalatenschap heeft bekrachtigd. Nu de door klager bekrachtigde Spaanse akte ten grondslag ligt aan de akte van bekrachtiging van de notaris, begrijpt de notaris niet wat klager hem nu precies verwijt.

4.3 De notaris stelt voorts dat klager reeds bij e-mail van 14 juli 2012 op de hoogte is gesteld van het feit dat er op 30 augustus 2012 een akte van bekrachtiging bij hem op kantoor zou worden getekend.

5. De beoordeling van de ontvankelijkheid

5.1 De onderhavige klacht is ingediend na 1 januari 2013. De vraag of klager belanghebbende is, dient daarom te worden getoetst aan het sindsdien geldende belanghebbenden-begrip. Artikel 99, eerste lid van de Wna bepaalt, voor zover hier van belang, dat klachten kunnen worden ingediend door ‘een ieder met enig redelijk belang’. De tot 1 januari 2013 geldende Wna kende een dergelijke bepaling niet. De Memorie van Toelichting op het huidige artikel 99 lid 1 (MvT II, 32 250, nr. 3, p. 26-27) vermeldt:

‘Uit de wetsgeschiedenis (…) van het huidige artikel 99 Wna blijkt reeds dat zowel de KNB als het Bureau een tuchtrechtrechtelijke klacht kunnen indienen, evenals bijvoorbeeld collega-notarissen. In de voorgestelde herziene tekst van het eerste lid wordt geëxpliciteerd dat de kring van degenen die een tuchtrechtelijke klacht kunnen indienen bestaat uit een ieder die enig redelijk belang heeft bij de indiening van een klacht. Dit belang kan volgen uit betrokkenheid bij een specifieke zaak of bestaan uit een belang bij de handhaving van de beroepsnormen en -regels voor het notariaat. (..) Er geldt dan ook een ruim belanghebbenden-begrip: een rechtstreeks belang bij de klacht is niet zonder meer vereist, ook een indirect of afgeleid belang van de klager kan grond zijn voor ontvankelijkheid. Hiermee is een ruime toegang tot de tuchtrechtelijke klachtprocedure beoogd ter ondersteuning van de corrigerende functie van het tuchtrecht en het zelfreinigend vermogen van de beroepsgroep.

5.2 Het gewraakte handelen van de notaris ziet op het opstellen en passeren van een ‘escritura de ratificación’ (verder: akte van bekrachtiging) waarbij twee broers van klager de Spaanse akte van aanvaarding van erfenis, die op elf mei tweeduizend twaalf werd verleden voor notaris [B] ([plaats], Spanje) bekrachtigen en goedkeuren. Vast staat dat klager geen partij is geweest bij de akte van bekrachtiging en dat klager ook zelf de Spaanse akte heeft bekrachtigd, maar dan ten overstaan van genoemde notaris [B]. Gesteld noch gebleken is dat klager door de akte van bekrachtiging in enig belang is getroffen. Voorts heeft klager geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat zijn belang is gelegen in de handhaving van de beroepsnormen en -regels voor het notariaat. Klager heeft immers niet gesteld dat de notaris een beroepsnorm of –regel heeft geschonden en daarvan is ook niet gebleken. Nu niet is vast komen te staan dat klager enig (indirect en/of afgeleid) belang heeft bij de klacht is de kamer van oordeel dat klager niet kan worden ontvangen in zijn klacht. Aan een verdere inhoudelijke behandeling komt de kamer daarom niet toe.

5.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

-       verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Deze beslissing is gegeven door mrs. W.S.J. Thijs, voorzitter, A.H. Schotman, J.P. van Harseler, Ch.F. Tasseron, en N.T. Vink, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. van Sintemaartensdijk, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2016.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).