ECLI:NL:TNORAMS:2016:15 Kamer voor het notariaat Amsterdam 601551/NT 16-14 Th

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2016:15
Datum uitspraak: 02-06-2016
Datum publicatie: 20-06-2016
Zaaknummer(s): 601551/NT 16-14 Th
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: De notaris heeft naar het oordeel van de kamer onvoldoende regie gevoerd in de afhandeling van de nalatenschap van de vader van klager. Waarschuwing.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 2 juni 2016 in de klacht met nummers 601551/NT 16-14 Th van:

[klager],

wonende te [plaats],

klager ,

tegen:

[de notaris] ,

notaris te [plaats],

de notaris .

1. Ontstaan en loop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

-          de beslissing van 18 januari 2016 waarin het gerechtshof Amsterdam heeft beslist dat de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam met de behandeling van de onderhavige klacht dient te worden belast;

-          klaagschrift met bijlagen ingekomen op 26 januari 2016;

-          verweerschrift met bijlage ingekomen op 26 januari 2016;

-          de e-mail van 3 februari 2016 met bijlage.

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 21 april 2016 zijn klager en de notaris verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd. Uitspraak is bepaald op 2 juni 2016.

2. De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

a.         Op 23 november 2014 is de vader van klager (hierna te noemen: de erflater) overleden.

b.         Op 3 december 2014 heeft de notaris, conform het testament van 8 mei 2007 van erflater, een verklaring van erfrecht/executele afgegeven aan klager, die in voormeld testament tot executeur is benoemd.

c.         Op 4 maart 2015 heeft klager de notaris telefonisch benaderd en hem verzocht om de afwikkeling van de nalatenschap van de erflater op zich te nemen in de hoedanigheid van een door de executeur aangewezen boedelnotaris, omdat er wrevel tussen de erfgenamen was ontstaan. De notaris heeft die aanwijzing geweigerd, omdat hij als notaris op onpartijdige en onafhankelijke wijze het dossier wilde oppakken, daarbij gecommitteerd door alle erfgenamen. Diezelfde dag heeft de notaris aan alle erfgenamen boedelvolmachten doen toekomen, die in de periode 21 maart 2015 tot en met 25 april 2015 door hem retour werden ontvangen.

d.         Bij e-mail van 15 juni 2015 heeft de notaris klager verzocht om met onmiddellijke ingang als executeur terug te treden en hem de volledige financiële administratie van de erflater vanaf 28 september 2009 ter beschikking te stellen. Deze e-mail was voor klager reden om een afspraak met de notaris te maken voor een bespreking, welk gesprek op 29 juni 2015 op het kantoor van de notaris heeft plaatsgevonden.

e.         Bij brief van 30 juni 2015 heeft de notaris aan alle erfgenamen medegedeeld dat er op 29 juni 2015 een gesprek tussen hem en klager heeft plaatsgevonden en dat klager tijdens dat gesprek heeft medegedeeld zijn taak als executeur niet te willen neerleggen. De notaris heeft tevens in die brief aan alle erfgenamen medegedeeld dat klager hem verweet dat hij zijn taak als boedelnotaris niet naar behoren zou hebben vervuld en dat dit voor hem reden is geweest om zijn taken in de afwikkeling van de nalatenschap van de erflater te beëindigen.

f.         Bij brief van 11 november 2015 heeft klager aan de notaris medegedeeld dat hij zich niet kan vinden in de brief van 30 juni 2015 en dat het wenselijk is dat de onjuistheid van de daarin gedane mededeling wordt gecorrigeerd en geredresseerd.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de notaris:

I           tekort is geschoten en onzorgvuldig is geweest in zijn taakvervulling, door geen bericht te doen hoe hij de zaken feitelijk zou overnemen;

II         onzorgvuldig is geweest en onbetamelijk heeft gehandeld door te weigeren zijn taak te vervullen;

III        in zijn brief van 30 juni 2015 onzorgvuldig is geweest en onbetamelijk heeft gehandeld door een onjuiste voorstelling van zaken te geven ten aanzien van zijn beweerdelijke berichten/aanmaningen aan klager dat hij zijn taak als executeur zou dienen neer te leggen;

IV        ernstig onbetamelijk heeft gehandeld en verregaand onzorgvuldig is geweest door zijn (feitelijke) weigering en zijn onjuiste voorstelling van zaken niet te corrigeren en te redresseren.

4. Het verweer

De notaris stelt zich samengevat op het standpunt dat hij heeft geweigerd om de afwikkeling van de nalatenschap op zich te nemen als een door de executeur aangewezen boedelnotaris. De notaris heeft hiervoor aangevoerd dat hij als notaris onpartijdig en onafhankelijk het dossier wilde oppakken, daarbij gecommitteerd door alle erfgenamen. Daarnaast stelt de notaris dat hij, na ontvangst van de boedelvolmachten, formeel aan de slag had kunnen gaan, ware het niet dat klager zijn taak als executeur feitelijk en juridisch niet had neergelegd en hem de volledige originele financiële administratie van de erflater niet had overhandigd. De notaris stelt voorts dat hij klager, laatst bij e-mail van 15 juni 2015, hierop heeft aangesproken en dat naar aanleiding daarvan een gesprek op zijn kantoor heeft plaatsgevonden. De notaris stelt als laatste dat klager hem tijdens dat gesprek luid en duidelijk te verstaan heeft gegeven dat hij zijn taak als executeur niet zou neerleggen en hem verweet dat hij zijn taak als boedelnotaris niet naar behoren zou hebben vervuld. De notaris heeft bij brief van 30 juni 2015 aan alle erfgenamen het vorenstaande medegedeeld. Ook heeft de notaris in dit schrijven aan alle erfgenamen medegedeeld dat hij zijn taken met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van de erflater zou beëindigen.

5. De beoordeling

5.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 In essentie komen de klachtonderdelen I, II en III van klager er op neer dat de notaris tekort is geschoten c.q. onzorgvuldig heeft gehandeld bij de uitvoering van zijn werkzaamheden met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van de vader van klager. Klager stelt zich - samengevat - op het standpunt dat de notaris onzorgvuldig is geweest en onbetamelijk heeft gehandeld door te weigeren de nalatenschap van erflater (verder) af te wikkelen.

5.3 De kamer zal de klachtonderdelen I, II en III gezamenlijk bespreken en overweegt daartoe als volgt. Vast is komen te staan dat klager, in zijn hoedanigheid van executeur, de notaris heeft benaderd met het verzoek om de afwikkeling van de nalatenschap van erflater op zich te nemen, omdat er wrevel was ontstaan tussen de erfgenamen. De notaris heeft positief op dat verzoek gereageerd, met dien verstande dat hij zijn taak niet als een door de executeur aangewezen boedelnotaris wenste te vervullen. De notaris heeft daarom boedelvolmachten aan alle erfgenamen doen toekomen en had, naar eigen zeggen, nadat de getekende boedelvolmachten aan hem waren geretourneerd, formeel aan de slag kunnen gaan, ware het niet, dat klager zijn taak als executeur niet had neergelegd.

5.4 De kamer stelt voorop dat het testament van erflater de benoemde executeur de bevoegdheid geeft bij notariële akte een executeur in zijn plaats te stellen. Indien voor die weg zou zijn gekozen, zou klager op relatief eenvoudige wijze uit zijn executeurschap zijn ontheven, desgewenst ‑ maar niet noodzakelijk ‑ na schriftelijke instemming van de overige erfgenamen. De notaris heeft er evenwel voor gekozen met boedelvolmachten de bevoegdheid tot afwikkeling van de nalatenschap te verkrijgen. Nadat de notaris de getekende boedelvolmachten van de erfgenamen had ontvangen heeft hij, naar het oordeel van de kamer, onvoldoende regie gevoerd. Van de notaris had immers mogen worden verwacht dat hij klager in duidelijke bewoordingen zou instrueren welke stappen deze zou moeten ondernemen om te worden ontslagen uit het executeurschap. Dat de notaris klager (herhaaldelijk) naar behoren heeft geïnstrueerd is niet gebleken. Onder die omstandigheden past het de notaris niet om klager het verwijt te maken dat hij het executeurschap niet heeft neergelegd. De stelling van de notaris dat klager het executeurschap van begin af aan niet heeft willen neerleggen, is niet onderbouwd. In zijn e-mail aan de notaris van 15 juni 2015 geeft klager zelfs expliciet te kennen dat hij zich wil ‘terug trekken’ en dat hij met verlangen wachtte op instructies van de notaris. Het is niet duidelijk geworden waarom de notaris deze instructies toen niet (alsnog) heeft gegeven. Hoewel de brief van 30 juni 2015 van de notaris aan de erfgenamen naar de letter feitelijk juist lijkt te zijn, acht de kamer de suggestie die daaruit spreekt dat klager op geen enkele wijze heeft willen meewerken misplaatst. De kamer kan zich voorstellen dat de verstandhouding tussen de notaris en klager na de bespreking op 29 juni 2015 zodanig was verstoord dat de notaris zich genoodzaakt zag zijn taken te beëindigen. Zij kan echter niet anders oordelen dan dat de notaris door onvoldoende regie te voeren ook zelf heeft bijgedragen aan de situatie die daartoe aanleiding gaf.

5.5 Uit het voorgaande volgt dat de notaris ten aanzien van klager niet heeft gehandeld met de zorg die hij behoorde te betrachten. In zoverre is de klacht gegrond.

5.6 Voor zover klager met klachtonderdeel IV een zelfstandig klachtonderdeel heeft willen indienen is dat klachtonderdeel ongegrond. De weigering om de brief van 30 juni 2015 te corrigeren en te redresseren is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, alleen al niet omdat niet is gebleken dat de brief naar de stand van zaken op 30 juni 2015 feitelijk onjuist is.

5.7 De kamer acht na te noemen maatregel op zijn plaats, waarbij zij in aanmerking neemt dat de notaris ter zitting geen blijk heeft gegeven van enig inzicht in zijn eigen onzorgvuldig handelen.

5.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

-       verklaart klachtonderdeel IV ongegrond;

-       verklaart de klacht overigens gegrond en legt de notaris daarvoor de maatregel van waarschuwing op.

Deze beslissing is gegeven door mrs. W.S.J. Thijs, voorzitter, A.H. Schotman, J.P. van Harseler, Ch.F. Tasseron, en N.T. Vink, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. van Sintemaartensdijk, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2016.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).