ECLI:NL:TNORAMS:2016:12 Kamer voor het notariaat Amsterdam 597210/NT 15-83OJ

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2016:12
Datum uitspraak: 04-05-2016
Datum publicatie: 24-05-2016
Zaaknummer(s): 597210/NT 15-83OJ
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klager ontvankelijk. De notaris is slechts gehouden om de verklaring van erfrecht te verstrekken aan diegene die hem daartoe de opdracht heeft gegeven. Nu klager niet als opdrachtgever kan worden aangemerkt heeft de notaris niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de verklaring van erfrecht niet uit eigen beweging eveneens aan hem te verstrekken. Indien klager een verklaring van erfrecht van de notaris had willen ontvangen had hij dit destijds aan de notaris kenbaar kunnen maken dan wel de notaris daartoe opdracht kunnen geven. De notaris heeft in het onderhavige geval alleen de verklaring van erfrecht opgesteld en heeft ter zitting gesteld dat hij niet betrokken is geweest bij de afwikkeling van de nalatenschap. Gelet op het vorenstaande kan klager het de notaris dan ook niet verwijten dat hij hem niet heeft betrokken bij de afwikkeling van de nalatenschap.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 4 mei 2016 in de klacht met nummers 597210/NT 15/83 OJ van:

[klager] ,

wonende te [plaats],

klager ,

tegen:

[de oud-notaris] ,

oud-notaris te [plaats],

de oud-notaris ,

gemachtigde: mr. M.M. Olthoff.

1. Het verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

- klaagschrift met bijlagen, ingekomen op 9 november 2015;

- verweerschrift met bijlage, ingekomen op 1 december 2015.

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 24 maart 2016 zijn klager, de oud-notaris en diens raadsman verschenen. De uitspraak is bepaald op 4 mei 2016.

2. De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

a.         In 2012 is [naam zuster van klager](hierna te noemen: erflaatster), zuster van klager overleden. Erflaatster had geen testament.

b.         Op 28 juni 2012 heeft de heer [naam] (hierna te noemen: [A]) - die volgens eigen zeggen de ongehuwde partner van erflaatster was; geen erfgenaam - de notaris gevraagd een verklaring van erfrecht op te maken ter zake van de nalatenschap erflaatster. De verklaring was bedoeld om een tegoed van erflaatster op te kunnen vragen bij Deloitte.

c.         Vervolgens heeft de notaris de boedelvolmachten op [A] opgesteld en aan de vier (door de notaris geverifieerde) erfgenamen doen toekomen. De moeder en beide zusters van erflaatster hebben op het kantoor van de notaris de boedelvolmachten getekend.

d.         Klager had op 7 augustus 2012 een afspraak op het kantoor van de notaris om de boedelvolmacht te ondertekenen. Daar is hij niet verschenen.

e.         Op 8 augustus 2012 heeft de notaris een volmacht op [A] en een begeleidende brief met uitleg aan klager doen toekomen. Klager stelt dat hij deze brief en volmacht heeft ontvangen, maar dat hij de volmacht niet heeft ondertekend.

f.         Op 6 september 2012 heeft de notaris een volmacht op [naam] (de zwager van klager) aan klager doen toekomen. Klager stelt dat hij deze volmacht heeft ontvangen, maar dat hij deze volmacht niet heeft ondertekend.

g.         Eind oktober 2012 heeft de notaris een verklaring van erfrecht opgemaakt, waarin alle vier erfgenamen zijn genoemd, dus ook klager, met vermelding van het feit dat alle erfgenamen met uitzondering van klager een volmacht hebben gegeven aan [A]. De conclusie van de verklaring van erfrecht is, dat [A] namens de drie door hem vertegenwoordigde erfgenamen kan handelen in het kader van de afgegeven volmacht.

h.         Op 9 juli 2013 heeft klager de verklaring van erfrecht van een collega van de notaris ontvangen.

3. De klacht

Klager stelt zich op het standpunt dat de door de notaris opgestelde boedelvolmacht door [A] zou kunnen zijn gebruikt voor het plegen van fraude, valsheid in geschrift en een onrechtmatige daad. Klager beklaagt zich er samengevat over dat de notaris:

I:         onvoldoende heeft geverifieerd dat [A] de ongehuwd partner van erflaatster was;

II:        hem niet van de verdere afwikkeling van de nalatenschap op de hoogte heeft gehouden;

III:       de verklaring van erfrecht ook aan hem had moeten verstrekken.

4. Het verweer

De notaris stelt zich samengevat op het standpunt dat het zou kunnen dat er misbruik van de verklaring van erfrecht is gemaakt, omdat deze bijvoorbeeld niet goed is gelezen en daarmee tevens een aandeel van klager is geïncasseerd. De notaris stelt dat dit niet aan zijn verklaring kan liggen, omdat klager uitdrukkelijk niet als volmachtgever is genoemd. Daarnaast stelt de notaris zich op het standpunt dat hij bij de afwikkeling van de nalatenschap niet betrokken is geweest en dat klager hem geen opdracht heeft gegeven voor het opstellen van een verklaring van erfrecht.

5. De beoordeling

5.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notarissen een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

Ontvankelijkheid

5.2 De kamer gaat in de eerste plaats in op de ontvankelijkheid van klager in zijn klacht. Hiervoor is artikel 99 lid 15 Wna van belang. Dit artikel bepaalt dat een klacht in principe kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven heeft kennisgenomen. De notaris heeft erkend dat hij de door hem opgestelde verklaring van erfrecht niet aan klager heeft verstrekt. Daarnaast heeft klager onweersproken gesteld dat hij op 9 juli 2013 voor het eerst kennis heeft kunnen nemen van de handelwijze van de notaris, omdat hij op die datum de verklaring van erfrecht van een collega van de notaris ontving. Gelet op het vorenstaande kan klager in zijn klacht worden ontvangen.

Klachtonderdeel I

5.3 Iedereen die een recht kan ontlenen aan een erfenis kan een notaris verzoeken om een verklaring van erfrecht af te geven. In het onderhavige geval heeft [A] de notaris verzocht om een verklaring van erfrecht op te stellen zodat hij, met toestemming van de erfgenamen, het tegoed van erflaatster bij Deloitte op zou kunnen vragen. Voordat een notaris een verklaring van erfrecht afgeeft dient hij een aantal onderzoeken te verrichten, onder andere bij de burgerlijke stand en het Centraal Testamentenregister. Op die manier worden alle erfgenamen en de eventuele testamenten van erflaatster in kaart gebracht. Niet is gebleken dat de oud-notaris dit onderzoek niet naar behoren heeft uitgevoerd. Op de oud-notaris rustte geen verdergaande verplichting om te onderzoeken in hoeverre [A] daadwerkelijk de partner van erflaatster was.

Klachtonderdeel II

5.4 De notaris heeft in het onderhavige geval alleen de verklaring van erfrecht opgesteld en heeft ter zitting gesteld dat hij niet betrokken is geweest bij de afwikkeling van de nalatenschap. Gelet op het vorenstaande kan klager het de notaris dan ook niet verwijten dat hij hem niet heeft betrokken bij de afwikkeling van de nalatenschap.

Klachtonderdeel III

5.5 De notaris is slechts gehouden om de verklaring van erfrecht te verstrekken aan diegene die hem daartoe de opdracht heeft gegeven. Nu klager niet als opdrachtgever kan worden aangemerkt heeft de notaris niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de verklaring van erfrecht niet uit eigen beweging eveneens aan hem te verstrekken. Indien klager een verklaring van erfrecht van de notaris had willen ontvangen had hij dit destijds aan de notaris kenbaar kunnen maken dan wel de notaris daartoe opdracht kunnen geven.

5.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

-       verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. O.J. van Leeuwen, voorzitter, M.V. Ulrici,  L.A. Galman, E.H. Huisman, en W.R. Bruinink, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. van Sintemaartensdijk, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2016.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).