ECLI:NL:TNORAMS:2016:10 Kamer voor het notariaat Amsterdam 594087/NT15-62 O

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2016:10
Datum uitspraak: 14-04-2016
Datum publicatie: 24-05-2016
Zaaknummer(s): 594087/NT15-62 O
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Met klager is de kamer van oordeel dat de notaris niet voortvarend heeft gehandeld. Ook na de correspondentie in december 2014, in het kader van de bemiddelingspoging bij de KNB, heeft zij haar toezegging om tot een snelle afsluiting van een en ander te komen, niet gestand gedaan. De kamer merkt in dit verband op dat ook de kamer de notaris heeft moeten rappelleren om haar verweerschrift bij de kamer in te dienen. De notaris heeft haar verantwoordelijkheid voor de in deze zaak ontstane communicatieproblemen en de vertraging in de afwikkeling van de nalatenschap erkend. De klachtonderdelen, hiervoor vermeld onder 3.1 en 3.2 worden gegrond verklaard. De kamer legt de notaris een waarschuwing op.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 14 april 2016 in de klacht met nummer 594087/NT 15-62 O van:

[klager],

wonende te [plaats],

klager,

tegen:

[de notaris],

notaris te [plaats],

de notaris.

1. Het verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

-        klaagschrift met bijlagen van 22 september 2015;

-        brief met bijlage van de notaris van 17 oktober 2015;

-        verweerschrift van 20 november 2015;

-        brief van de kamer aan de notaris van 6 januari 2016;

-        brief met bijlagen van de notaris van 8 januari 2016;

-        brief met bijlage van klager van 25 januari 2016.

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 4 februari 2016 zijn klager en de notaris verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd. Uitspraak is bepaald op 14 april 2016.

2. De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

  1. De moeder van klager, [naam] (hierna: erflaatster), is op 26 september 2011 overleden.
  2. Op 15 december 2014 heeft klager, in zijn rol als executeur van de nalatenschap van erflaatster, bij de KNB een klacht ingediend (ter bemiddeling) om tot een spoedige afwikkeling van de nalatenschap te komen. Hij schrijft daarin onder meer: “Afgelopen 22-7-2014 was ik als executeur uitgenodigd om de eindakte (4) eindelijk te komen tekenen (…) de akte klopte helemaal niet (..). Na excuses voor zoveelste keer en het niet nakomen van afspraken, beloofde notaris [naam] na de vakantie er snel aan te gaan werken, tot op vandaag hebben wij niets ontvangen. (..)”.
  3. In een e-mailbericht van 19 januari 2015 heeft de notaris aan de KNB en aan klager (onder meer) geantwoord: “Ik betreur oprecht mijn late reactie op dit schrijven, evenzeer als de gang van zaken in de afwikkeling van de nalatenschap. Deze bemiddeling heeft echter niet tot resultaat geleid. (…) De afwikkeling heeft niet een regulier, eenduidig en overzichtelijk verloop gehad. (..) Als [klager] spreekt van een moeizaam verloop, dan ben ik dat met hem eens. De communicatie was moeizaam, niet in de laatste plaats omdat in deze ongewone nalatenschap steeds intern overleg moest plaatsvinden en met het wisselen van kandidaat-notarissen én notarieel secretaresse de communicatie niet werd vereenvoudigd. (…). Door [klager] werd vervolgens, bij het passeren, toen we de zaak en de akte doornamen, geheel terecht, maar buiten de context van de goedgekeurde akte, gesteld dat te zijner tijd de woning — waarvan het woonrecht als legaat was afgegeven — ooit nog verkocht zou moeten worden door alle erfgenamen (bloot-eigenaren) en dat zijn broer dan wederom wel een niet aan deze rechtshandeling zou willen meewerken. En zolang de woning nog niet was verkocht, zouden er kosten komen, die zeker niet uit de ‘huuropbrengst’ voldaan zouden kunnen worden. Aan de orde kwam de wens om de akte op twee wijzen aan te passen:

    - Ten eerste constateren dat de executeur in funktie zou blijven om dit te kunnen blijven regelen;

    - Ten tweede opnemen de onherroepelijke volmacht om namens de erfgenamen, lees: [een broer van klager, hierna [B]] , de woning te mogen verkopen en leveren. Deze aanpassing/aanvulling op de akte kon uiteraard niet de rechter om. Ik heb toen getracht om dit telefonisch te bespreken met de rechtbank, doch dit kon ik niet realiseren voor mijn vakantie, omdat de betreffende persoon een paar dagen afwezig was. Ik denk dat de teleurstelling dat dit niet lukte, voor beiden even groot was. Voor mij kwam daar boven op de teleurstelling dat de nota van afrekening, naar mijn idee toch zeer gemitigeerd opgesteld, niet passend werd geacht.” Vervolgens meldt de notaris in het bericht dat zij bereid is om een bedrag van € 2.420,- op de declaratie in mindering te brengen en dat zij contact op zal nemen met de rechtbank, “om tot de gewenste afsluiting te komen.”

  4. Op 30 januari 2015 heeft de notaris de rechtbank Noord-Holland (sectie kanton) verzocht om de (concept)akte van verdeling (die in verband met een verzoek ex artikel 4:192 BW reeds aan de rechtbank was toegezonden) aan te mogen vullen met een bepaling over de verkoop van de woning van erflaatster.
  5. Op 22 juni 2015 heeft de rechtbank Noord-Holland de notaris geschreven dat het verzoek in de brief van 30 januari 2015 niet kon worden toegewezen, aangezien [B] werd geacht de nalatenschap zuiver te hebben aanvaard.
  6. Op 24 juni 2015 heeft de notaris aan klager gemeld dat de notaris de machtiging van de rechtbank had ontvangen om [B] te vertegenwoordigen in de akte van 28 juli 2015.
  7. Op 28 juli 2015 heeft de notaris de akte van verdeling en rekening en verantwoording nalatenschap met betrekking tot erflaatster gepasseerd.
  8. Op 24 september 2015 heeft de notaris aan een van de mede-erfgenamen (naam) geschreven: “Na een voortraject met veel overleg en ook enige vertraging mijnerzijds, hetgeen ik ten zeerste betreur, is op 28 juli 2015 de akte getekend, waarmee op papier de afwikkeling van de nalatenschap is afgerond. Het afschrift van deze akte treft u hierbij aan. Met machtiging van de rechter heeft een medewerkster van mijn kantoor getekend namens de heer [B], die uiteindelijk als enige zijn medewerking niet heeft verleend. Hij heeft op geen enkele wijze blijk gegeven van aanvaarding. (..) In de machtiging van de rechter is inbegrepen de toestemming om ook namens [B] het huis te mogen verkopen en de opbrengst te verdelen.

    In bijgaande akte legt de executeur volledig rekening en verantwoording af over de gevoerde werkzaamheden, de inkomsten en de gedane betalingen. Ook de erfbelasting is voldaan. De akte is getekend overeenkomstig de ontwerpakte. Daarbij zijn de ‘oude’ cijfers gehanteerd. (..) Voorafgaande aan deze akte is door de executeur ook het legaat van het woonrecht afgegeven aan [een andere broer van klager, C], bij akte op 8 april 2014 voor mij, notaris, verleden. Het huis [straat en plaats], blijft onverdeelde mede-eigendom van de erfgenamen, zolang het wordt bewoond door [C]. (..)”

3. De klacht

3.1 Klager verwijt de notaris dat zij de nalatenschap van erflaatster niet voortvarend heeft afgehandeld.

3.2 Voorts verwijt klager de notaris dat zij niet of onvoldoende heeft gereageerd op zijn

e-mails en telefonische verzoeken.

3.3 Door het onnodig lang rekken van het dossier is volgens klager ook de notariële afrekening te hoog opgelopen.

4. Het verweer

4.1 De notaris heeft zich als volgt verweerd.

Zij erkent dat er vertraging in de afwikkeling van de nalatenschap is geweest, die deels aan haar kantoor en dus aan haar is te wijten. De notaris beschikt nu over een ervaren kandidaat-notaris op het kantoor, alsmede over een kandidaat-notaris in (eigen) opleiding en een nieuwe medewerkster, zodat een situatie als deze zich niet meer zal voordoen.

Daarbij komt dat de afwikkeling van de nalatenschap niet een regulier, eenduidig en overzichtelijk verloop heeft gehad. Van de tien kinderen waren er eerst twee die niet wensten mee te werken. Later betrof dit nog één kind, [B]. Met een al veel langer lopende afwikkeling van de erfenis van de vader van klager was er ook een onstabiele basis als uitgangspunt. De communicatie was moeizaam, niet in de laatste plaats omdat in deze ongewone nalatenschap steeds intern overleg moest plaatsvinden en met het wisselen van kandidaat-notarissen én een notarieel secretaresse de communicatie niet werd vereenvoudigd.

Nadat uiteindelijk duidelijk was geworden dat de laatste van de tien erfgenamen niet zou meewerken, is de aanvaarding middels machtiging van de rechter bewerkstelligd.

Inmiddels is de nalatenschap geheel afgewikkeld. De akte van verdeling is op 28 juli 2015 ondertekend en alle erfgenamen hebben een afschrift van de akte ontvangen.

4.2 Dat klager niet steeds de notaris heeft gesproken is juist. Echter, er was wel een medewerker van de notaris die dan namens de notaris de klager heeft te woord gestaan.

4.3 Van de nota van afrekening heeft de notaris een bedrag van € 2.420,-- gecrediteerd.

5. De beoordeling

5.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 Wna zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de Wna gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van diegenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient te beoordelen of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van voornoemd artikel oplevert.

5.2 Klager heeft ter zitting verklaard dat hij pas in oktober 2015 een afschrift van de akte van 28 juli 2015 heeft gekregen. Hij heeft het als onprofessioneel ervaren dat zich steeds een andere persoon in het dossier moest inwerken. Bovendien is klager tevergeefs naar Schoorldam gereden, waar het oude kantoor van de notaris was gevestigd. De notaris bleek inmiddels te zijn verhuisd, maar had klager daarover niet ingelicht.

5.3 Met klager is de kamer van oordeel dat de notaris niet voortvarend heeft gehandeld.

Ook na de correspondentie in december 2014, in het kader van de bemiddelingspoging bij de KNB, heeft zij haar toezegging om tot een snelle afsluiting van een en ander te komen, niet gestand gedaan. De kamer merkt in dit verband op dat ook de kamer de notaris heeft moeten rappelleren om haar verweerschrift bij de kamer in te dienen.

De notaris heeft haar verantwoordelijkheid voor de in deze zaak ontstane communicatieproblemen en de vertraging in de afwikkeling van de nalatenschap erkend. De klachtonderdelen, hiervoor vermeld onder 3.1 en 3.2 worden gegrond verklaard.

5.4 Het klachtonderdeel, hiervoor vermeld onder 3.3 wordt ongegrond verklaard.

Gelet op het feit dat de notaris in de gang van zaken aanleiding heeft gezien haar declaratie met € 2.420,- te verminderen, is de kamer van oordeel dat met betrekking tot de declaratie niet kan worden gesproken van onvoldoende zorgvuldig gedrag.  

5.5 Nu de klacht deels gegrond is verklaard, zal de kamer overgaan tot het opleggen van een maatregel aan de notaris; een waarschuwing acht de kamer in dit geval passend en geboden.

Beslissing

De kamer voor het notariaat:

-        verklaart de klachtonderdelen vermeld onder 3.1 en 3.2 gegrond;

-        legt de notaris daarvoor een waarschuwing op;

-        verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. C.E. van Oosten-van Smaalen, voorzitter, J.J. Dijk, R.H. Meppelink, Th.W. van Grafhorst en A.J.H.M. Janssen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2016.

Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden

kennisgeving.