ECLI:NL:TNORDHA:2015:9 Kamer voor het notariaat Den Haag 14-47

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2015:9
Datum uitspraak: 15-04-2015
Datum publicatie: 07-05-2015
Zaaknummer(s): 14-47
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klaagster verwijt de notarissen dat zij nimmer een uitnodiging heeft ontvangen voor een gesprek op het notariskantoor, traagheid, gebrek aan feedback en aan professionele ondersteuning, de schijn van partijdigheid en dat het dossier niet juist is afgerond.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 15 april 2014 inzake de klacht onder nummer 14-47 van:

[klaagster],

hierna ook te noemen: klaagster,

tegen

[notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris,

en

[kandidaat-notaris],

kandidaat-notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de kandidaat-notaris,

beiden tezamen te noemen: de notarissen.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, met bijlagen, ingekomen op 5 augustus 2014,

·         het antwoord van de notarissen, ondertekend door de kandidaat-notaris, ingekomen op 3 september 2014, met bijlage, en hetzelfde antwoord van de notarissen, ondertekend door beide notarissen, ingekomen op 15 september 2014,

·         de repliek, met bijlagen,

·         de dupliek van de notarissen.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 maart 2015. Daarbij waren aanwezig klaagster en de notaris en kandidaat-notaris. Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt met daaraan gehecht de door beide partijen overgelegde pleitnotities.

De feiten

Op 15 juli 2011 is de moeder van klaagster, mevrouw [A] (hierna te noemen: erflaatster), overleden. Op 24 februari 2012 heeft notaris mr. [B] een verklaring van erfrecht afgegeven. Uit deze verklaring van erfrecht blijkt dat klaagster en haar broer de heer [C] (hierna te noemen: de broer) de gezamenlijke erfgenamen zijn van de nalatenschap van erflaatster. Beide erfgenamen hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard, zodat de nalatenschap vereffend dient te worden. Aan het slot van de verklaring van erfrecht is het volgende vermeld:

“(…)

CONCLUSIE

7. De heer [C] en mevrouw [D] beiden voornoemd, zijn in hoedanigheid van gezamenlijke erfgenamen en gezamenlijke vereffenaars, uitsluitend tezamen bevoegd te beschikken over alle goederen van de nalatenschap van de overledene.

(…)”.

Klaagster en de broer hebben onenigheid over de verdeling van de nalatenschap.

Klaagster heeft de broer gedagvaard voor de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, en heeft primair gevorderd dat de nalatenschap op de bij voorkeur door haar gestelde wijze verdeeld dient te worden. Subsidiair heeft zij gevorderd de broer te veroordelen tot medewerking aan de verdeling van de nalatenschap en meer subsidiair een onzijdig persoon te benoemen om de broer te vertegenwoordigen bij de verdeling. Uiterst subsidiair vorderde zij de broer ertoe te bewegen een notaris te volmachtigen, die partijen behulpzaam zal zijn bij de afwikkeling van de nalatenschap. De broer heeft in reconventie een verklaring voor recht gevorderd dat de rechtsvordering tot nakoming uit hoofde van de geldleningsovereenkomst is verjaard alsmede dat de opslagkosten niet voor rekening van de nalatenschap komen.

Op 13 november 2013 heeft de rechtbank Midden-Nederland – voor zover hier van belang - het volgende overwogen:

Ter zitting is gebleken dat partijen het op zich eens zijn dat eerst vereffening dient plaats te vinden en dat zij tezamen als vereffenaar dienen op te treden. Zij zijn overeengekomen om gezamenlijk de door mevrouw [D] voorgestelde notaris, de heer mr. [notaris], te benaderen om hen bij de vereffening van de nalatenschap te ondersteunen. Nu de heer [C] heeft toegezegd zijn medewerking te verlenen aan het, in overleg met genoemde notaris, vereffenen van de nalatenschap, zal de vordering van mevrouw [D]om de heer[C] ertoe te bewegen een notaris te volmachtigen worden afgewezen.

De rechtbank heeft klaagster niet ontvankelijk verklaard in haar vorderingen in conventie en heeft in reconventie

voor recht verklaard dat de vordering van erflaatster c.q. van haar nalatenschap op de heer [C] uit hoofde van de op 28 oktober 1994 aan hem verstrekte geldlening, op 29 oktober 1999 is verjaard.

Op 19 november 2013 heeft klaagster contact opgenomen met de kandidaat-notaris om een afspraak te maken voor het in gang zetten van de begeleiding bij de afwikkeling van de nalatenschap.

Op 13 december 2013 heeft de kandidaat-notaris klaagster telefonisch gemeld dat de broer niet samen met klaagster de afwikkeling wilde doen. De kandidaat-notaris stelde voor om samen met de broer de stukken te verzamelen. Nadien zou klaagster kunnen bekijken of er nog stukken ontbraken.

Op 14 januari 2014 heeft de kandidaat-notaris klaagster en haar broer per e-mail bericht dat de stukken voor het opstellen van de boedelbeschrijving in goede orde waren ontvangen en dat zij hen nader zou berichten.

Op 11 februari 2014 heeft klaagster de kandidaat-notaris per e-mail gevraagd of zij alle benodigde stukken had ontvangen.

Bij e-mail van 14 februari 2014, waarvan een kopie aan klaagster is gezonden, heeft de kandidaat-notaris aan de broer gevraagd of hij de bankafschriften van een maand voor de overlijdensdatum tot op heden wilde toesturen alsmede de overige bestanddelen van de nalatenschap zoals de waarde van de inboedel, verzekeringen etc. wilde opgeven. De kandidaat-notaris stuurde een overzicht mee zoals benodigd voor de aangifte erfbelasting en verdere boedelbehandeling.

Daarna heeft er nog veelvuldig e-mailverkeer plaatsgevonden tussen klaagster en de kandidaat-notaris waarin klaagster zich afvroeg waarom de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster zo lang duurde.

Tot op heden is de nalatenschap niet afgewikkeld.

De klacht en het verweer van de notaris en de kandidaat-notaris

De behandeling van het dossier bij de notaris is volgens klaagster vastgelopen vanwege het feit dat de broer geen medewerking wil(de) verlenen aan het boven tafel krijgen van alle relevante stukken voor het opmaken van de boedelbeschrijving.

Een van de probleempunten in de afwikkeling is de onduidelijkheid omtrent de vordering (geldlening van erflaatster aan de broer op 28 oktober 1994) die erflaatster op de broer had. In het vonnis van 13 november 2013 heeft de rechtbank op grond van de tot dan toe voorhanden zijnde gegevens de lening verjaard verklaard. Een ander probleempunt is dat de gegevens die nodig zijn voor het opstellen van de boedelbeschrijving van de belastingdienst en/of de accountant moeten komen. De belastingdienst en de accountant verstrekken tot op heden echter geen informatie.

De notarissen waren op de hoogte of hadden op de hoogte moeten zijn van de niet coöperatieve houding van de broer. Immers was dit de reden voor klaagster om een gerechtelijke procedure te starten.

De notaris heeft in het gesprek op 5 juni 2014 erkend dat de broer niet meewerkte aan het verstrekken van gegevens en heeft derhalve voorgesteld om zichzelf te laten benoemen tot boedelnotaris om de benodigde stukken te bemachtigen.

Klaagster verwijt de notarissen het volgende:

1. klaagster heeft nimmer een uitnodiging ontvangen van de notarissen voor een gesprek op het notariskantoor;

2. traagheid, gebrek aan feedback en aan professionele ondersteuning;

3. de schijn van partijdigheid. Gedurende de zeven maanden tussen eind 2013 en juni 2014 hebben de notarissen het vastlopen van de dossier in de schoenen van klaagster willen schuiven, terwijl de rol van de broer op geen enkele manier genoemd wordt;

4. het dossier is niet juist afgerond. De notarissen hebben aangegeven dat zij niet tot een afwikkeling kunnen komen. Wel is aan klaagster de declaratie voor de werkzaamheden gestuurd.

De notarissen hebben het volgende aangevoerd. 

Uit het vonnis van de rechtbank blijkt dat de vermeende schuld van de broer aan erflaatster is verjaard. Het lijkt er op dat klaagster zich niet neer wil leggen bij dit vonnis. Klaagster heeft geen hoger beroep ingesteld en nu staat er geen enkele rechtsgang meer open.

Verder blijkt uit het vonnis dat klaagster en haar broer als vereffenaars samen bevoegd zijn en het notariskantoor slechts een ondersteunende taak heeft bij de afwikkeling van de nalatenschap.

Wat betreft klachtonderdeel 1 blijkt uit een van de eerste e-mailberichten in het dossier dat beide erfgenamen uitdrukkelijk zijn uitgenodigd voor een gesprek op kantoor. Klaagster stond hiervoor open, maar de broer deelde mee dat hij – na alles wat er was gebeurd – onder geen beding met klaagster om de tafel wilde. Op 5 juni 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden op het notariskantoor tussen klaagster en de notaris, omdat klaagster in eerdere instantie weigerde met een kandidaat-notaris om de tafel te gaan zitten.

Ten aanzien van klachtonderdeel 2 hebben de notarissen aangevoerd dat uit het door hen opgemaakte  tijdsverloopschema blijkt dat er geen sprake is van traagheid en gebrek aan feedback. Ondanks de strijd tussen de broer en klaagster hebben de notarissen er steeds voor gewaakt dat er geen grote vertragingen zouden ontstaan in de afwikkeling en beantwoording van e-mails en telefoontjes. De notaris heeft bewust – naast zichzelf – een kandidaat-notaris aan dit dossier gekoppeld, zodat er altijd een aanspreekpunt zou zijn op kantoor voor klaagster en de broer. Vanaf de start van de werkzaamheden op 19 november 2013 tot het indienen van de klacht op 29 juli 2014 zijn er ongeveer 32 e-mails geschreven, zijn er 20 telefoongesprekken gevoerd en is er één bespreking op kantoor met klaagster geweest. De notarissen merken nog op dat uit de laatste bankafschriften blijkt dat het saldo van de nalatenschap thans € 74,00 bedraagt.

Klachtonderdeel 3 is onterecht. Een notaris is per definitie onpartijdig. De notarissen hebben getracht behulpzaam te zijn bij de vereffening. Omdat de broer zei de benodigde bankafschriften niet te hebben, heeft de kandidaat-notaris in overleg met klaagster de broer een volmacht laten tekenen, zodat klaagster bij alle instanties stukken kon opvragen. Klaagster was degene die gebaat was bij het tekenen door de broer van een dergelijke volmacht.

Wat betreft de declaratie het volgende. De declaratie is op naam gesteld van de erfgenamen van erflaatster en bedroeg € 300,- exclusief BTW. De notaris had de declaratie al flink gematigd. Dit omdat de notaris rekening heeft gehouden met de hoogte van de nalatenschap en de sociale rol die een notaris heeft bij de afwikkeling van nalatenschappen, ook als het saldo van de nalatenschap bijna nihil is.

Ondanks het geringe financiële belang (beperkte omvang van de nalatenschap) heeft de notaris getracht om een manier te bedenken om tot afwikkeling van de nalatenschap te komen. Daarom heeft de notaris klaagster voorgesteld om hem tot boedelnotaris te laten benoemen. Indien klaagster en de broer de notaris volmacht hadden gegeven, was dit mogelijk geweest. De broer was bereid de volmacht te verlenen, maar klaagster wees  het voorstel af. Hieruit blijkt dat klaagster de afwikkeling van de nalatenschap bewust traineert.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris en de kandidaat-notaris hebben gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris en kandidaat-notaris zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris en kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris en kandidaat-notaris niet betaamt. 

Voor zover het klachtonderdeel 1 betreft overweegt de Kamer als volgt. Uit de e-mail van 22 november 2013 blijkt dat de notarissen klaagster en haar broer hebben uitgenodigd voor een gesprek op het notariskantoor over de verdere afwikkeling van de nalatenschap. Dat de broer van klaagster ervoor kiest om niet aanwezig te zijn, kan de notarissen niet verweten worden. Klaagster is verder op 5 juni 2014 door de notaris te woord gestaan. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel 2 overweegt de Kamer als volgt. Klaagster en de broer zijn tezamen vereffenaar in de nalatenschap van erflaatster. De enige taak die de notarissen hadden was een ondersteunende taak bij de afwikkeling van de nalatenschap. Naar het oordeel van de Kamer is voldoende gebleken dat de notarissen hebben gedaan wat binnen hun mogelijkheden lag om die – beperkte – taak naar behoren te vervullen. Er is veelvuldig per e-mail en per telefoon contact geweest tussen de kandidaat-notaris en klaagster. Het feit dat de broer weigert om stukken te overhandigen voor het opstellen van een boedelbeschrijving, is de notarissen niet te verwijten. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Wat klachtonderdeel 3 betreft overweegt de Kamer, dat al snel duidelijk was dat klaagster en de broer het bij de afwikkeling van de nalatenschap niet eens zouden worden. De omstandigheid dat de broer de voor een boedelbeschrijving benodigde stukken niet aan de notarissen ter beschikking stelde, kan – zoals hiervoor al is overwogen – de notarissen niet worden verweten. De notarissen beschikten ook niet over mogelijkheden om de broer daartoe te dwingen. De notarissen hebben daarom als oplossing voorgesteld om de broer een volmacht te laten tekenen, waarmee klaagster de benodigde stukken kon opvragen. Aldus hebben de notarissen naar het oordeel van de Kamer adequaat gereageerd. Toen ook dat niet leidde tot een afwikkeling van de nalatenschap is aan klaagster en de broer voorgesteld om de notaris te benoemen tot boedelnotaris, opdat hij de benodigde stukken kon opvragen. Daarmee is klaagster echter niet akkoord gegaan. Van een schijn van partijdigheid is niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Ten aanzien van de declaratie overweegt de Kamer het volgende. Vast is komen te staan dat de declaratie op naam is gesteld van de gezamenlijke erven en dus niet, zoals klaagster heeft gesteld, alleen op haar naam. Beide erfgenamen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de voldoening van de notarisrekening. De notarissen hebben derhalve niet partijdig of in strijd met de tuchtnormen gehandeld door de rekening die op naam was gesteld van de erven aan klaagster te sturen. Ook de broer heeft volgens de notaris eenzelfde rekening ontvangen. Dit klachtonderdeel is dus eveneens ongegrond.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. M.G.L. den Os-Brand, voorzitter, R.R. Roukema, L.G. Vollebregt, P.H.B. Gorsira en R.B. van der Horst en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 15 april 2015.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.