ECLI:NL:TNORDHA:2015:11 Kamer voor het notariaat Den Haag 14-43

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2015:11
Datum uitspraak: 15-04-2015
Datum publicatie: 07-05-2015
Zaaknummer(s): 14-43
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klaagster verwijt de notaris dat hij afspraken niet is nagekomen en dat hij de verzegelde woning van erflaatster is binnengetreden met mevrouw [C]. Door het handelen van mevrouw [C] en [D] heeft klaagster nu enkel het oude linnengoed met gaten en rafels toebedeeld gekregen. De notaris zou tegen klaagster hebben geschreeuwd, haar voor leugenaar hebben uitgemaakt en haar hebben gedwongen het notariskantoor te verlaten. [E] weigerde zich te legitimeren en heeft de goederen zonder overleg ter veiling aangeboden. Ook had de notaris niet met vakantie mogen gaan, terwijl de nalatenschap nog niet afgewikkeld was.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 15 april 2015 inzake de klacht onder nummer 14-43 van:

[klaagster],

hierna ook te noemen: klaagster,

tegen

[notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht per e-mail, ingekomen op 15 juli 2014,

·         aanvulling per e-mail op de klacht, ingekomen op 16 juli 2014,

·         aanvulling per e-mail op de klacht, ingekomen op 24 juli 2014,

·         aanvulling per e-mail op de klacht, ingekomen op 11 augustus 2014,

·         aanvulling per e-mail op de klacht, ingekomen op 13 augustus 2014,

·         het antwoord van de notaris, met bijlage,

·         de repliek,

·         de dupliek,

·         dvd van klaagster met geluidsopname.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 maart 2015. Daarbij waren aanwezig klaagster bijgestaan door haar echtgenoot en de notaris bijgestaan door zijn advocaat mr. M.M. Olthoff-Worst. Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt.

De feiten

Op 21 juni 2014 is de oma van klaagster, mevrouw A [A] (hierna te noemen: erflaatster), overleden. Erflaatster laat twee dochters achter te weten, mevrouw [B] (moeder van klaagster, hierna: mevrouw [B]) en mevrouw [C] (hierna: mevrouw [C]). Mevrouw [C] heeft een dochter (nichtje van klaagster, hierna: [D]). Erflaatster heeft een testament gemaakt dat door de notaris is gepasseerd. In dit testament zijn beide dochters van erflaatster benoemd tot haar enig erfgenamen en de notaris is benoemd tot executeur. Klaagster en [D]zijn benoemd tot legatarissen. Mevrouw [B] en mevrouw [C] hebben ruim tien jaar geleden het onderlinge contact verbroken.

Op 27 juni 2014 is de notaris benaderd door mevrouw [C]. De notaris had inmiddels contact opgenomen met mevrouw [B]. Op 30 juni 2014 is de notaris bij mevrouw [B] thuis langsgegaan. Mevrouw [B] heeft een aantal bescheiden waaronder een codicil met vermelding van roerende zaken, waarvan eenzelfde exemplaar aan de minuut van het testament was gehecht, aan de notaris overhandigd. Vervolgens is de notaris met mevrouw [B] naar de woning van erflaatster gegaan en heeft deze verzegeld. In de woning werden alle sieraden, minus één ring zoals vermeld op het codicil, aangetroffen.

Op 14 juli 2014 heeft klaagster met haar moeder, op hun verzoek, een gesprek gehad met de notaris op het notariskantoor.

Op 25 juli 2014 zijn de goederen van erflaatster verdeeld tijdens een bijeenkomst met alle rechthebbenden in de woning van erflaatster. Klaagster was hier niet bij aanwezig.

Op 1 augustus 2014 zijn de woning en inboedel getaxeerd door de heer [E] (hierna: [E]). Klaagster was hierbij niet aanwezig. Vervolgens is de woning door [E] ontruimd en zijn de woning en inboedelgoederen verkocht.

De klacht en het verweer van de notaris

Klaagster verwijt de notaris dat hij tezamen met mevrouw [C] naar de woning van erflaatster is gegaan zonder mevrouw [B] daarin te kennen. Mevrouw [B] was de erfgenaam met wie de notaris het eerste contact heeft gehad. Mevrouw [C] is door tussenkomst van de notaris in de gelegenheid gesteld om de goederen uit de woning van erflaatster mee te nemen, zonder daarbij de bepalingen in het testament/codicil te respecteren. Klaagster neemt het de notaris kwalijk dat hij afspraken niet is nagekomen en dat hij de verzegelde woning van erflaatster is binnengetreden met mevrouw [C]. Krachtens codicil kreeg klaagster een deel van het linnengoed van erflaatster. Door het handelen van mevrouw [C], [D] en de heer [E] heeft klaagster nu enkel het oude linnengoed met gaten en rafels toebedeeld gekregen. De notaris heeft op 14 juli 2014 tegen klaagster geschreeuwd, haar voor leugenaar uitgemaakt en haar gedwongen het notariskantoor te verlaten. De notaris heeft [E] ingeschakeld, zonder dat hij klaagster geïnformeerd heeft wie [E] was. De heer [E] weigerde zich te legitimeren en heeft de goederen zonder overleg ter veiling aangeboden. Bovendien wordt de notaris verweten dat hij met vakantie is gegaan, terwijl de nalatenschap nog moest worden afgewikkeld.

De notaris heeft het volgende aangevoerd. Klaagster heeft aangegeven dat zij de klacht alleen voor zichzelf heeft ingediend. Alle klachtonderdelen die zien op het handelen van de notaris jegens de moeder van klaagster dienen te worden afgewezen c.q. dient klaagster betreffende die onderdelen niet ontvankelijk te worden verklaard.

Verder heeft klaagster haar klachten geenszins onderbouwd met stukken. De klachten missen dan ook elke (feitelijke) grondslag, waardoor de klachten ongegrond dienen te worden verklaard.

Bij het laatste testament heeft erflaatster de notaris benoemd tot executeur. Na het openen van het testament heeft de notaris zijn werkzaamheden als executeur gestart. Op verzoek van klaagster heeft er op 14 juli 2014 een gesprek plaatsgevonden met klaagster en haar moeder op het notariskantoor. De notaris heeft tijdens dat gesprek getracht antwoorden te geven op de vragen van klaagster. Klaagster kwam met allerlei niet onderbouwde verwijten. Klaagster wilde niet luisteren en op een gegeven moment escaleerde het gesprek zodanig dat de notaris klaagster heeft verzocht het kantoorpand te verlaten. De moeder van klaagster bleef overigens rustig en met haar was goed te praten. Tijdens het gesprek heeft de notaris getracht klaagster de sieraden te geven die haar volgens het codicil toekwamen. Klaagster weigerde echter de sieraden aan te nemen. Op 25 juli 2014 zouden de spullen van erflaatster verdeeld worden onder begeleiding van de notaris. De bijeenkomst zou plaatsvinden in het huis van erflaatster. Na het gesprek met klaagster op 14 juli 2014 leek het de notaris niet verstandig om klaagster bij de verdeling aanwezig te laten zijn. Dit heeft de notaris aan de moeder van klaagster laten weten. Klaagster liet vervolgens in een e-mail van 24 juli 2014 weten toch aanwezig te zullen zijn. Op 25 juli 2014 blijkt dat klaagster toch niet verschenen is. Mevrouw [B] en het nichtje vernemen telefonisch van klaagster dat zij niet aanwezig zal zijn. De notaris en de overige familieleden zijn vervolgens overgegaan tot verdeling van de roerende zaken van erflaatster. Ook de door de notaris ingeschakelde taxateur [E] is aanwezig. Het linnengoed dat krachtens codicil aan klaagster en haar nichtje toekwam is keurig in twee stapels verdeeld.

Op 1 augustus 2014 is de woning en inboedel getaxeerd door [E]. [E] is onder meer een (erkend) taxateur van roerende zaken te [vestigingsplaats]. Hij doet al jaren de taxaties van roerende zaken in het kader van de afwikkeling van nalatenschappen voor het notariskantoor. Daarnaast is [E] degene die de woning heeft ontruimd. [E] heeft diezelfde dag klaagster de sieraden en het linnengoed, welke haar toekwamen, overhandigd. Klaagster heeft getekend voor ontvangst. De notaris was hierbij niet aanwezig. Tijdens de taxatie hebben mevrouw [B] en mevrouw [C] zodanige ruzie gekregen, dat er om bijstand van de politie is gevraagd, zo heeft de notaris achteraf begrepen. De woning en inboedel zijn vervolgens verkocht, zodat enkel nog een banksaldo resteert om te verdelen.

Wat betreft het betreden van de verzegelde woning heeft de notaris aangevoerd dat hij als executeur altijd de woning mag betreden met of zonder familieleden. Dit klachtonderdeel is niet klachtwaardig.

Wat betreft het openen van het testament heeft de notaris aangevoerd dat in de praktijk het niet gebruikelijk is dat familieleden hiervoor worden uitgenodigd. Wel wordt er contact opgenomen met de familieleden waarbij zij worden uitgenodigd voor een gesprek bij de notaris. De notaris heeft zowel met mevrouw [B] als met mevrouw [C] gesproken. Er stonden ook besprekingen ingepland met [D] en met klaagster. Er is geen enkele reden waarom de notaris onzorgvuldig zou hebben gehandeld.

Tijdens de bespreking op kantoor heeft de notaris op 14 juli 2014 getracht het gesprek in rustige banen te leiden. Klaagster weigerde echter te luisteren en mee te werken. Op een gegeven moment heeft de notaris klaagster verzocht het kantoorpand te verlaten.

Het klachtonderdeel dat ziet op de weigering van de notaris om klaagster de woning van erflaatster te laten betreden dient ongegrond te worden verklaard. Toen klaagster bij e-mail van 24 juli 2014 had aangegeven per se bij de verdeling aanwezig te willen zijn, heeft de notaris haar die gelegenheid geboden. Dat klaagster uiteindelijk heeft besloten niet te verschijnen, kan de notaris niet worden verweten.

Wat betreft de inschakeling van [E] het volgende. Nu [E] geen (kandidaat-)notaris is dient klaagster voor zover de klacht ziet op het handelen van [E] niet ontvankelijk te worden verklaard. De notaris heeft er geen zicht op of [E] heeft geweigerd zich te legitimeren, maar de notaris heeft geen reden te twijfelen aan het handelen van [E].

Tot slot verwijt klaagster de notaris dat hij met vakantie zou zijn gegaan, terwijl de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster geregeld moest worden. Het behoeft geen nadere uitleg dat een notaris met vakantie mag gaan. Doorgaans worden de werkzaamheden dan waargenomen door een kantoorgenoot.

De beoordeling van de ontvankelijkheid

Artikel 99, eerste lid van de Wet op het notarisambt (Wna) bepaalt, voor zover hier van belang, dat klachten kunnen worden ingediend door “een ieder met enig redelijk belang”.

De tot 1 januari 2013 geldende Wna kende een dergelijke bepaling niet. Onder het oude recht werd voor de beoordeling van de vraag wie een klacht kon indienen aansluiting gezocht bij artikel 49 Wna, dat bepaalt aan wie afschrift van een akte kan worden verstrekt door de notaris. Voorts gold volgens tuchtrechtelijke jurisprudentie dat degene die zodanig bij het in een klacht gewraakte doen en/of nalaten van een notaris betrokken was, dat hij als belanghebbende bij een uitspraak over een klacht kon worden aangemerkt, in die klacht kon worden ontvangen. Bij de beantwoording van de vraag of iemand een zodanige belanghebbende was, speelde een rol  in hoeverre deze door het handelen of nalaten van een notaris zodanig in zijn eigen belang kon worden getroffen dat deze daarin behoorde te mogen opkomen ter bescherming van dat belang, of in hoeverre deze anderszins zo nauw betrokken was geweest bij het onderwerp dat in de klachtprocedure werd behandeld, dat daarin een belang was gelegen om in die procedure te verschijnen. Uit de wetsgeschiedenis van het tot 1 januari 2013 geldende artikel 99 Wna bleek verder dat zowel de KNB als het Bureau Financieel Toezicht een tuchtrechtelijke klacht konden indienen, evenals, bijvoorbeeld, collega-notarissen. Blijkens de Memorie van Toelichting op het huidige artikel 99 lid 1 is in de herziene tekst van het eerste lid geëxpliciteerd dat de kring van degenen die een tuchtrechtelijke klacht kunnen indienen bestaat uit een ieder die enig redelijk belang heeft bij de indiening van een klacht. Dit belang kan volgen uit betrokkenheid bij een specifieke zaak of bestaan uit een belang bij de handhaving van de beroepsnormen en -regels voor het notariaat. Naast de cliënt van de notaris, de KNB en het Bureau Financieel Toezicht kan hierbij, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, worden gedacht aan belangenorganisaties, het openbaar ministerie en instanties die zijn belast met het taken die raken aan werkzaamheden van de notaris, zoals gemeenten, de belastingdienst of het kadaster. Er geldt dan ook een ruim belanghebbendenbegrip: een rechtstreeks belang bij de klacht is niet zonder meer vereist, ook een indirect of afgeleid belang van de klager kan grond zijn voor ontvankelijkheid. Hiermee is een ruime toegang tot de tuchtrechtelijke klachtprocedure beoogd ter ondersteuning van de corrigerende functie van het tuchtrecht en het zelfreinigend vermogen van de beroepsgroep.

De klachten kunnen samengevat als volgt worden weergegeven. Klaagster verwijt de notaris dat hij afspraken niet is nagekomen en dat hij de verzegelde woning van erflaatster is binnengetreden met mevrouw [C]. Door het handelen van mevrouw [C] en [D] heeft klaagster nu enkel het oude linnengoed met gaten en rafels toebedeeld gekregen. De notaris zou tegen klaagster hebben geschreeuwd, haar voor leugenaar hebben uitgemaakt en haar hebben gedwongen het notariskantoor te verlaten. [E] weigerde zich te legitimeren en heeft de goederen zonder overleg ter veiling aangeboden. Ook had de notaris niet met vakantie mogen gaan, terwijl de nalatenschap nog niet afgewikkeld was.

Vast is komen te staan dat klaagster legataris was in de nalatenschap van erflaatster. Haar moeder, mevrouw [B], was erfgenaam in de nalatenschap en klaagster niet. Klaagster heeft de klacht ingediend voor zichzelf en niet namens haar moeder. Klaagster heeft geen volmacht van haar moeder aan de Kamer overgelegd.

Voor zover de klacht ziet op het niet nakomen van afspraken, het binnentreden van de verzegelde woning, het op vakantie gaan van de notaris (naar de Kamer begrijpt na 1 augustus 2014, de datum waarop klaagster de aan haar gelegateerde zaken kreeg) en het handelen van [E] heeft klaagster haar (indirect en/of afgeleid) belang als legataris dan ook naar het oordeel van de Kamer onvoldoende onderbouwd en gesubstantieerd. Nu het redelijk belang van klaagster onvoldoende is komen vast te staan is de Kamer van oordeel dat klaagster niet kan worden ontvangen in deze onderdelen van haar klacht. De Kamer komt aan een inhoudelijke behandeling toe voor zover het de verdeling van het linnengoed betreft en de bejegening van klaagster door de notaris tijdens het gesprek op 14 juli 2014.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. 

Voor zover de klacht ziet op de verdeling van het linnengoed overweegt de Kamer het volgende. Klaagster heeft gesteld dat erflaatster veel nieuw linnengoed had liggen. Echter na de verdeling heeft klaagster hoofdzakelijk oud linnengoed met rafels en gaten verkregen. Deze stelling is door klaagster niet onderbouwd met stukken. Zoals blijkt uit bijlage 1 van het verweerschrift heeft klaagster voor ontvangst van het linnengoed getekend. Achteraf kan de notaris in een dergelijk geval niet verweten worden dat klaagster toch niet het juiste linnengoed toebedeeld heeft gekregen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 maart 2015 is de geluidsopname, die klaagster met haar mobiele telefoon had gemaakt van het gesprek met de notaris op 14 juli 2014, afgespeeld. Te horen is dat de notaris probeert klaagster de gang van zaken uit te leggen. Dit lukt de notaris echter niet en het gesprek escaleert op een gegeven moment. De Kamer is van oordeel dat het verstandiger ware geweest indien de notaris meer distantie had getoond tijdens het gesprek met klaagster en haar moeder en hij meer de-escalerend had gehandeld in plaats van de emotie te laten overheersen. Een en ander leidt echter niet tot een gegrondheid van de klacht, nu de Kamer dit handelen niet voldoende tuchtrechtelijk laakbaar handelen acht. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht ongegrond voor zover het de verdeling van het linnengoed betreft en de bejegening van klaagster door de notaris op 14 juli 2014;

verklaart klaagster voor het overige niet ontvankelijk in haar klacht.

Deze beslissing is gegeven door mrs. R.J. Paris, voorzitter, R.R. Roukema, L.G. Vollebregt, P.H.B. Gorsira en R.B. van der Horst en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 15 april 2015.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.