ECLI:NL:TNORARL:2015:48 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2015/48 en 49

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2015:48
Datum uitspraak: 21-07-2015
Datum publicatie: 28-07-2016
Zaaknummer(s): AL/2015/48 en 49
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie:   Over het klachtonderdeel, dat er een verklaring van erfrecht is opgesteld zonder medeweten van klagers, overweegt de kamer als volgt. In de opgestelde verklaring van erfrecht wordt geconstateerd dat door erflater een (ouderlijke boedel)verdeling is gemaakt en dat, ingevolge die verdeling, aan de weduwe van erflater de aanwezige goederen zijn toegedeeld onder de verplichting alle schulden voor haar rekening te nemen en als eigen schulden te voldoen en aan de andere erfgenamen schuldig te erkennen een bedrag in contanten gelijk aan ieders aandeel in de nalatenschap. Met deze verklaring van erfrecht wordt te kennen gegeven dat er sprake is van een verdeling tussen de erfgenamen. Voorwaarde voor zo’n verdeling is echter wel, dat van te voren zekerheid wordt verkregen dat de langstlevende en - in dit geval - ten minste één kind van erflater de nalatenschap ook hebben aanvaard. De notarissen hebben klagers evenwel niet benaderd om dit te verifiëren. De verklaring van erfrecht is geheel buiten klagers om opgesteld. Daarmee hebben de notarissen onzorgvuldig gehandeld. Het klachtonderdeel is dus gegrond. (…)  Verder stellen klagers de vraag aan de orde of de notarissen verplicht waren klagers te informeren dat de notaris zich in het boedelregister heeft laten inschrijven als een bij de nalatenschap betrokken notaris. De kamer beantwoordt die vraag, met de notarissen, ontkennend. Er bestaat daartoe noch een wettelijke verplichting, noch een betamelijkheidsverplichting.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: AL/2015/48 en 49

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

1. […],

wonende te […],

en

2. […],

wonende de […],

klagers,

gemachtigde: mr. J.F. van Baarsen, advocaat te Bennebroek,

tegen

1. mr. […],

notaris te […],

en

2.  mr. […],

notaris te […].

Partijen worden hierna genoemd: klaagster en klager, dan wel gezamenlijk klagers, de notaris onder 1. en de notaris onder 2., dan wel gezamenlijk de notarissen. De hierboven genoemde gemachtigde van klagers wordt hierna aangeduid als: de gemachtigde.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      een brief van 20 maart 2015, met bijlagen, van de gemachtigde van klagers

-      een brief van 12 april 2015 van de notarissen.

1.2 De klacht is behandeld ter openbare zitting van de kamer van 12 juni 2015. De klagers en de notarissen zijn ter zitting verschenen en hebben het woord gevoerd, de klagers mede aan de hand van een door hen overgelegde nota van toelichting.  

2. De feiten

2.1 Gelet op hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd en op basis van de door hen overgelegde stukken, gaat de kamer uit van de volgende feiten.

2.2 Op 15 september 2013 is de vader van klagers, de heer […], (verder te noemen erflater) overleden. Hij heeft als erfgenamen achtergelaten zijn echtgenote, niet zijnde de moeder van klagers, en klagers.

2.3 In het op 25 juni 1996 verleden testament heeft erflater een ouderlijke boedelverdeling, zoals bedoeld in artikel 1167 (oud) boek 4 Burgerlijk Wetboek, gemaakt tussen zijn echtgenote en klagers. In het testament is verder de echtgenote tot executeur benoemd.

2.4 Op verzoek van de echtgenote van erflater heeft de notaris onder 1. op 20 oktober 2013 een verklaring van erfrecht opgesteld. De notaris onder 2. heeft zich op 23 oktober 2013 doen inschrijven in het boedelregister als de notaris die betrokken is bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflater.

2.5 Bij brief van 3 februari 2015 heeft klager, mede namens klaagster, zich gewend tot de notarissen met de mededeling dat klagers voorkomen in het testament van hun vader en dat zij contact zullen opnemen met de notarissen, omdat die zijn benoemd tot executeur.

2.6 De notaris onder 2. heeft daarop bij e-mail van 9 februari 2015 klager laten weten dat het notariskantoor in 2013 alleen de opdracht heeft gekregen een verklaring van erfrecht op te maken en dat de notarissen geen executeur zijn en evenmin belast zijn met de afwikkeling van de nalatenschap.

2.7 Bij brief van 12 februari 2015 heeft de gemachtigde namens klagers aan de notaris onder 2. verzocht om informatie waarom de notaris zich in het boedelregister heeft laten inschrijven, terwijl zijn kantoor niet was belast met de afwikkeling van de nalatenschap, maar slechts met het opmaken van een verklaring van erfrecht. Verder heeft de gemachtigde in zijn brief om toezending van een afschrift van de verklaring van erfrecht verzocht en om een toelichting waarom de notaris onder 2. geen contact heeft opgenomen met klagers. Ook heeft de gemachtigde in zijn brief geïnformeerd naar de benoeming van de executeur.

2.8 Bij e-mail van 26 februari 2015 heeft de gemachtigde bij de notaris onder 2. aangedrongen op de beantwoording van zijn brief van 12 februari 2015.

2.9 De notaris onder 2. heeft bij e-mail van 26 februari 2015 de gemachtigde geantwoord dat hij in overleg met de notaris onder 1. doende is met het formuleren van een reactie en dat de gemachtigde binnen een week een antwoord zal ontvangen.

2.10 Bij e-mail van 11 maart 2015 heeft de gemachtigde aan de notaris onder 2. bericht dat hij tot dan toe geen reactie heeft ontvangen en heeft hij de notaris onder 2. verzocht alsnog te laten weten:

     - waarom de notaris onder 2. zich heeft laten registreren in het boedelregister, terwijl er         alleen een verklaring van erfrecht is opgesteld

     - waarom de notaris onder 2. aan klagers, als mede-erfgenamen, geen afschrift heeft toegezonden van de verklaring van erfrecht en hij hen niet op de hoogte heeft   gesteld van hun mede-erfgenaamschap.

2.11 De notaris onder 2. heeft de gemachtigde bij e-mail van 13 maart 2015 meegedeeld dat stukken ter beantwoording van de vragen het komende weekeinde per post aan klagers zullen worden verzonden. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij bij voorkeur geen vertrouwelijke gegevens aan een e-mailadres stuurt.

2.12 Op 18 maart 2015 hebben de notarissen een afschrift van de verklaring van erfrecht aan klagers verzonden. Op die datum heeft de notaris onder 2. per e-mail aan klager nog (algemene) informatie verstrekt naar aanleiding van diens brief van 4 februari 2015.    

3. De klacht

3.1 Klagers maken de notarissen de volgende verwijten.

a. Ten onrechte heeft de notaris onder 1. een verklaring van erfrecht opgesteld zonder klagers daarvan in kennis te stellen en zonder met hen daarover contact op te nemen.

b. Ten onrechte heeft de notaris onder 2. klagers niet op de hoogte gesteld dat hij zich in het boedelregister heeft laten inschrijven als betrokken notaris bij de afwikkeling van de nalatenschap.

c. Ten onrechte hebben de notarissen de brief en de e-mails van de gemachtigde van klagers niet inhoudelijk beantwoord.  

Klagers motiveren hun klacht met de stelling dat zij als mede-erfgenamen door de notarissen hadden moeten worden geïnformeerd.

4. Het verweer

De notarissen stellen dat zij het nalatenschapsdossier gezamenlijk hebben behandeld en dat de verklaring van erfrecht weliswaar door de notaris onder 1. is ondertekend, maar dat de notaris onder 2. dit ook had kunnen doen. Het gegeven dat een van de notarissen, in dit geval de notaris onder 2., zich in het boedelregister heeft laten inschrijven, berust volgens de notarissen op de omstandigheid dat hun kantoor door het opmaken van de verklaring van erfrecht bij de nalatenschap is betrokken en belanghebbenden daarvan moeten kunnen kennisnemen. Dat een inschrijving aan erfgenamen zou moeten worden meegedeeld, wordt door de notarissen betwist. De notarissen stellen voorts dat zij van de weduwe van erflater de opdracht hebben gekregen een verklaring van erfrecht op te maken en dat zij dus aan haar, als hun cliënte, een afschrift van die verklaring hebben verzonden. Naar hun mening bestaat er geen wettelijke plicht tot toezending van de verklaring aan de kinderen van de erflater. De notarissen betogen nimmer de bedoeling te hebben gehad de gemachtigde van klagers opzij te schuiven. De reden om hem terughoudend tegemoet te treden vloeide volgens de notarissen voort uit zorgvuldigheid. De notarissen wijzen er in dat verband op dat het e-mailadres van de gemachtigde niet overkomt als een e-mailadres van een advocatenkantoor en dat er geen bevestiging van klagers was dat de gemachtigde namens hen handelde. Omdat het ging om geheime gegevens hebben de notarissen, naar hun zeggen, de verklaring van erfrecht dan ook per post, en niet per e-mail, opgestuurd aan het woonadres van klager, nadat zij dit adres in de gemeentelijke basisadministratie hadden gecontroleerd.     

5. De beoordeling

5.1 Ingevolge artikel 93, eerste lid, van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van

handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

5.2 De kamer stelt bij de beoordeling van de klacht het volgende voorop. De notarissen hebben verklaard dat zij beiden bij de behandeling van het nalatenschapsdossier betrokken zijn geweest en dat hun rol daarbij inwisselbaar was. Volgens hen was onvoorzien wie uiteindelijk de verklaring van erfrecht zou tekenen en zich in het boedelregister zou inschrijven. De kamer leidt daaruit af dat de notarissen zich in deze zaak in gelijke mate verantwoordelijk achten en dat zij de klachtonderdelen op hen beiden betrekken. De kamer zal bij de beoordeling van de klacht dan ook geen onderscheid maken tussen de notaris onder 1. en de notaris onder 2. en de gedraging van de een ook toerekenen aan de ander.        

5.3 Over het eerste klachtonderdeel, dat er een verklaring van erfrecht is opgesteld zonder medeweten van klagers, overweegt de kamer als volgt. In de opgestelde verklaring van erfrecht wordt geconstateerd dat door erflater een (ouderlijke boedel)verdeling is gemaakt en dat, ingevolge die verdeling, aan de weduwe van erflater de aanwezige goederen zijn toegedeeld onder de verplichting alle schulden voor haar rekening te nemen en als eigen schulden te voldoen en aan de andere erfgenamen schuldig te erkennen een bedrag in contanten gelijk aan ieders aandeel in de nalatenschap. Met deze verklaring van erfrecht wordt te kennen gegeven dat er sprake is van een verdeling tussen de erfgenamen. Voorwaarde voor zo’n verdeling is echter wel, dat van te voren zekerheid wordt verkregen dat de langstlevende en - in dit geval - ten minste één kind van erflater de nalatenschap ook hebben aanvaard. De notarissen hebben klagers evenwel niet benaderd om dit te verifiëren. De verklaring van erfrecht is geheel buiten klagers om opgesteld. Daarmee hebben de notarissen onzorgvuldig gehandeld. Het klachtonderdeel is dus gegrond.

5.4  Met het tweede klachtonderdeel stellen klagers de vraag aan de orde of de notarissen verplicht waren klagers te informeren dat de notaris onder 2. zich in het boedelregister heeft laten inschrijven als een bij de nalatenschap betrokken notaris. De kamer beantwoordt die vraag, met de notarissen, ontkennend. Er bestaat daartoe noch een wettelijke verplichting, noch een betamelijkheidsverplichting. Zoals de notarissen terecht stellen is een dergelijke  inschrijving bedoeld om belanghebbenden, zoals schuldeisers van de erflater, in de gelegenheid te stellen bij de betrokken notaris informatie in te winnen. De inschrijving ziet niet op het informeren van de erfgenamen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.   

5.5 De notarissen motiveren hun beslissing om de gevraagde informatie niet aan de gemachtigde van klagers te zenden met de stelling dat voor hen onvoldoende controleerbaar was dat de gemachtigde bevoegd was klagers te vertegenwoordigen. De kamer overweegt dat zij er begrip voor heeft dat notarissen de nodige prudentie in acht nemen ingeval hun door derden verzocht wordt om toezending van vertrouwelijke gegevens. In dit geval echter, hadden de notarissen, indien zij aarzelden of de gemachtigde klagers vertegenwoordigde, zonder enig bezwaar bij de laatstgenoemden kunnen verifiëren of daarvan sprake was en zo nodig aan hen om een machtiging kunnen verzoeken. De notarissen hebben dit nagelaten en zonder meer de gemachtigde gepasseerd. Daarmee hebben zij niet gehandeld zoals het een zorgvuldig notaris betaamt. Het derde klachtonderdeel is daarom gegrond.  

5.6 De kamer acht de gegrond verklaarde verwijten zodanig ernstig dat zij daarvoor aan beide notarissen een tuchtrechtelijke maatregel zal opleggen. De kamer acht een berisping passend en geboden.

6. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

verklaart het eerste en derde klachtonderdeel jegens beide notarissen gegrond en legt hun daarvoor de maatregel van berisping op,

verklaart de klacht jegens beide notarissen voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. C.M.J. Peters, voorzitter, mr. K.H.H.J. Kuhlmann,

mr. J.T.J. Heijstek, mevrouw A. Roesink-Kragt en mr. A.M.S. Kuipers, leden, en in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. Oor, secretaris, uitgesproken in het openbaar op

21 juli 2015.

de secretaris                                                                                                  de voorzitter