ECLI:NL:TNORARL:2015:108 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2014/109

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2015:108
Datum uitspraak: 24-03-2015
Datum publicatie: 05-01-2017
Zaaknummer(s): AL/2014/109
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Na de gesloten vaststellingsovereenkomsten tussen de erfgenamen is de notaris in zoverre bij de afwikkeling van de nalatenschap van moeder betrokken geraakt, dat hij van de executeur de opdracht heeft gekregen de nalatenschap conform die overeenkomsten af te wikkelen. Dat er sprake zou zijn geweest van het verstrekken aan de notaris van een algehele afwikkelingsbevoegdheid is niet gebleken. Gelet op de verkregen opdracht was de notaris niet bevoegd zelfstandig beslissingen te nemen in het geval de erfgenamen twistten over (de uitleg van) de overeenkomsten. De notaris heeft dan ook niet onjuist gehandeld door de advocaten van partijen te informeren over de tegengestelde standpunten wat betreft de vermeende dubbeltelling van kosten, zodat de advocaten daarover een oplossing konden bereiken.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: AL/2014/109

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

1. […],

wonende te […],

2. […],

wonende te […],

3. […],

wonende te […],

4. […],

wonende te […],

5. […],

wonende te […],

6. […],

wonende te […],

7. […],

wonende te […],

klagers

tegen

[mr. …],

notaris te […].

Partijen worden verder klagers en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      een brief van klagers van 26 augustus 2014 met bijlagen

-      een brief van de notaris van 20 september 2014

-      een brief van de secretaris van de kamer van 29 september 2014

-      een brief van de notaris van 20 oktober 2014, met bijlagen.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de kamer van 13 februari 2015. Bij die gelegenheid zijn klaagsters onder 1. en 2. en de notaris, vergezeld van zijn kandidaat-notaris mr. […], verschenen en hebben zij hun standpunten toegelicht.

2. De feiten

2.1 Gelet op hetgeen klagers en de notaris over en weer hebben aangevoerd en op basis van de door hen overgelegde stukken, gaat de kamer uit van de volgende feiten.

2.2 Klagers zijn zeven van de elf kinderen van vader en moeder [Melchers (hierna verder te noemen: vader respectievelijk moeder). De vier andere kinderen zijn [A] (in 2008 overleden), [B], [C] en [D].

2.3 Vader heeft op 31 januari 1995 een testament gemaakt. Daarin heeft hij tot zijn erfgenamen benoemd moeder voor één/honderdste deel, [A] voor een gedeelte ter grootte van zijn legitieme portie en de andere kinderen voor een gelijk deel. Verder heeft hij moeder tot executeur benoemd. Vader is op 30 mei 2004 overleden.

2.4 Vijf maanden voor het overlijden van vader is de ouderlijke woning door vader en moeder verkocht aan [D]. Op 29 december 2003 is de akte van levering en vestiging van het recht van gebruik en bewoning ten behoeve van vader en moeder ten overstaan van de notaris gepasseerd.

2.5 Moeder heeft op 4 augustus 2005 een testament gemaakt ten overstaan van de notaris. Daarin heeft zij aan klagers gelegateerd een geldbedrag ter grootte van hun legitieme portie. De andere vier kinderen heeft zij benoemd tot haar erfgenaam. In het testament heeft moeder verder [C] benoemd tot executeur. Moeder is op 10 oktober 2011 overleden.

2.6 In een civiele procedure tussen klagers en [B] als eisers en [C] en [D] als gedaagden is blijkens een proces-verbaal van (destijds) de rechtbank Leeuwarden van 19 maart 2012 een vaststellingsovereenkomst tussen partijen gesloten, waarin onder andere de omvang van de nalatenschap van moeder is vastgesteld en is bepaald dat [C], als executeur, de notaris opdracht zal geven de afwikkeling van de nalatenschap conform de vaststellingsovereenkomst uit te voeren.  

2.7 In een kort gedingprocedure tussen [C] en [D] als eisers en klagers als gedaagden is blijkens een proces-verbaal van (destijds) de rechtbank Leeuwarden van 3 augustus 2012 tussen partijen een – op de vaststellingsovereenkomst van 19 maart 2012 aansluitende – vaststellingsovereenkomst gesloten. In die overeenkomst is onder meer vastgelegd dat partijen verklaren dat zij per heden onvoorwaardelijk opdracht zullen geven aan de notaris om de nog noodzakelijke werkzaamheden te verrichten.

2.8 Eind augustus 2012 heeft de notaris de afwikkeling van de nalatenschap van moeder afgerond.

3. De klacht

Klagers betogen dat de notaris partijdig, niet transparant en onbetrouwbaar heeft gehandeld en stellen daartoe – samengevat – het volgende.

De notaris heeft de rekening van moeder bij de SNS bank verzwegen, welke rekening door haar was geopend nadat de erfgenamen op haar bankrekening bij de Rabobank beslag hadden gelegd.

De notaris heeft alle erfgenamen foutief voorgelicht door mee te delen dat (de erfgenamen van) de vier andere kinderen de gehele nalatenschap zouden kunnen verdelen, terwijl hij wist dat eerst de nalatenschap van vader moest worden afgewikkeld.

De notaris heeft alleen informatie verstrekt aan de executeur, terwijl hij wist dat er binnen de familie ruzie was.

De notaris heeft geen inzicht gegeven in de nalatenschappen van vader en moeder.

De executeur heeft in het kostenoverzicht een aantal bedragen dubbel ten laste van de nalatenschap van moeder gebracht. Hoewel dit aan de notaris ter kennis is gebracht, heeft hij daar niets mee gedaan.

Door de werkwijze van de notaris heeft iedere klager € 36.500,- schade geleden. Deze schade bestaat uit € 7.500,- aan te weinig ontvangen geld uit de nalatenschap van vader,

€ 25.000,- wegens een te lage verkoopprijs van de ouderlijke woning en € 4.000,- voor betaalde advocaat- en advieskosten.

De notaris heeft moeder een verwerpelijk testament laten opmaken, omdat hij wist dat er ruzie in de familie was.

De notaris heeft geen dan wel te laat een overzicht verstrekt van de afwikkeling van de nalatenschappen van vader en moeder.

De notaris heeft emotionele schade berokkend aan klagers. Zijn handelwijze heeft mede bijgedragen aan de onderlinge vete.

4. Het verweer

De notaris voert onder andere het volgende verweer.

Klagers hebben de klacht niet tijdig ingediend voor zover deze ziet op de afwikkeling van de nalatenschap van vader. De nalatenschap van vader is in 2004 opengevallen en klagers waren toen reeds van de relevante feiten op de hoogte. Ons kantoor was overigens niet bij de afwikkeling van de nalatenschap van vader betrokken.

De afwikkeling van de nalatenschap van moeder was in handen van de executeur. Zij beheerde deze en had ook alle gegevens onder haar. De executeur heeft ons kantoor benaderd en wij hebben haar geïnformeerd over haar rechten en plichten. Verder is aan ons geen nadere opdracht verstrekt. Onze bemoeienis kwam pas weer aan de orde na de procedures bij de rechtbank. Wat betreft het verwijt dat door ons niets is gedaan met de mededeling van klagers dat de executeur kosten dubbel in rekening heeft gebracht, wordt opgemerkt dat dit verwijt onterecht is. Nadat wij hadden geconstateerd dat hierover tussen klagers en de executeur onenigheid bestond, hebben wij de advocaten van partijen daarover ingelicht, zodat zij een oplossing konden bewerkstelligen.

Van onze zijde is geen sprake geweest van tegenwerking of het frustreren van de afwikkeling van de nalatenschap van moeder. Het omgekeerde was eerder het geval. Binnen de familie van klagers speelt sinds 1984 het een en ander. Het lijkt erop dat men de onderlinge meningsverschillen op de notaris probeert af te wentelen.

5. De beoordeling

5.1 Ingevolge artikel 93, eerste lid, van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

De kamer zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen en overweegt als volgt.

5.2 In de eerste plaats moet worden vastgesteld of klagers hun klacht tijdig hebben ingediend. Op grond van artikel 99 lid 12 (oud) Wna, welke bepaling met ingang van

1 januari 2013 is vernummerd tot artikel 99 lid 15 Wna, kan een klacht namelijk slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot de klacht gerechtigde van

het handelen of nalaten van een notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, heeft kennisgenomen.

5.3 Klagers verwijten de notaris onder meer onzorgvuldig te hebben gehandeld ten aanzien van de nalatenschap van vader. Deze nalatenschap is opengevallen in 2005. Nog daargelaten dat de notaris betwist bij de afwikkeling van die nalatenschap betrokken te zijn geweest, moet worden vastgesteld dat klagers pas met hun klachtbrief van 26 augustus 2014 hun bezwaren tegen de notaris wat betreft hun vaders nalatenschap bij de kamer kenbaar hebben gemaakt. Daarmee hebben zij de termijn van drie jaren van artikel 99 lid 15 Wna overschreden Dit betekent dat klagers niet ontvankelijk zijn in hun klacht voor zover deze betrekking heeft op (de afwikkeling van) de nalatenschap van vader.

5.4 In de tweede plaats overweegt de kamer dat de afwikkeling van de nalatenschap van moeder op grond van haar testament in handen was gelegd van de executeur. Niet gesteld of gebleken is dat de executeur de notaris heeft aangewezen als boedelnotaris. Voor de controle op een juiste afwikkeling van de nalatenschap van moeder dienden de erfgenamen zich in eerste instantie dan ook te wenden tot de executeur. Zij was het die de nalatenschap beheerde. De omstandigheid dat de executeur bij de afwikkeling de notaris om advies vroeg over haar taken en bevoegdheden, bracht niet mee dat de notaris aan de andere erfgenamen daarover informatie behoorde te verstrekken. Niet de erfgenamen, maar de executeur was immers zijn gesprekspartner.

5.5 Na de gesloten vaststellingsovereenkomsten tussen de erfgenamen is de notaris in zoverre bij de afwikkeling van de nalatenschap van moeder betrokken geraakt, dat hij van de executeur de opdracht heeft gekregen de nalatenschap conform die overeenkomsten af te wikkelen. Dat er sprake zou zijn geweest van het verstrekken aan de notaris van een algehele afwikkelingsbevoegdheid is niet gebleken. Gelet op de verkregen opdracht was de notaris niet bevoegd zelfstandig beslissingen te nemen in het geval de erfgenamen twistten over (de uitleg van) de overeenkomsten. De notaris heeft dan ook niet onjuist gehandeld door de advocaten van partijen te informeren over de tegengestelde standpunten wat betreft de vermeende dubbeltelling van kosten, zodat de advocaten daarover een oplossing konden bereiken. Het verwijt dat de notaris niets heeft gedaan met de informatie van klagers dat bedragen door de executeur dubbel ten laste van de nalatenschap waren gebracht, is dan ook onterecht.              

5.6 Dat de notaris werd belast met het uitvoeren van de afspraken uit de vaststellingsovereenkomsten hield niet in dat het beheer van de nalatenschap aan de executeur werd onttrokken. De verplichting tot het geven van inzage in de nalatenschap, waaronder in (de afschriften van) de bankrekening van moeder, rustte dus op de executeur en niet op de notaris.

5.7 Klagers stellen dat notaris de erfgenamen onjuist heeft voorgelicht door niet aan te geven dat eerst de nalatenschap van vader diende te worden afgewikkeld. De notaris heeft verklaard dat zijn kandidaat-notaris een gesprek heeft gehad met drie klagers over het testament van vader en dat nadien ook aan andere erfgenamen uitleg is gegeven, voor zover hierom werd verzocht.

Of de notaris zelf hier een verwijt valt te maken is onzeker. Nu van zijn kant in ieder geval wordt betwist onjuiste of onvolledige informatie te hebben verstrekt, is de door klagers beweerde foutieve voorlichting onvoldoende komen vast te staan. 

5.8 Evenmin is komen vast te staan dat door de notaris geen of te laat een afschrift is verstrekt van de afwikkeling van de nalatenschap van moeder.

Uit de overgelegde stukken volgt dat de notaris op 3 april 2012 een overzicht van de afwikkeling heeft verzonden aan alle erfgenamen. Klagers hebben daarmee niet ingestemd. Vervolgens is op 3 augustus 2012 de tweede vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Bij brief van 29 augustus 2012 heeft de notaris de advocaat van klagers over de afwikkeling conform die overeenkomst geïnformeerd. Aldus heeft de notaris zich op juiste wijze van zijn taak gekweten.

5.9 De erflaatster bepaalt welke haar uiterste wilsbeschikking is. De notaris dient deze in het testament vast te leggen. Ook als hij weet dat er ruzie in de familie van de erflaatster is, mag de notaris zijn medewerking aan het opstellen van het testament niet weigeren. Dat moeder anders heeft willen beschikken dan in haar testament staat vermeld, is niet gebleken.

5.10 Voor zover klagers nog hebben willen betogen dat de notaris zijn oren heeft laten hangen naar de executeur en [D] en dat hij hen ten koste van klagers heeft bevoordeeld, wordt overwogen dat, nu de notaris de juistheid van die verwijten betwist, de gegrondheid daarvan niet aannemelijk is geworden.             

5.11 Deze laatste overweging neemt niet weg dat bij de kamer de vraag is opgekomen hoe dit (onjuiste) vermoeden bij klagers heeft kunnen postvatten. Een eenduidig antwoord op die vraag is door de kamer niet te geven. Wel is het in het algemeen zo dat, indien een (kandidaat-) notaris (zijdelings) betrokken wordt bij de afwikkeling van een nalatenschap, waarvan hij weet dat daarover tussen de erfgenamen onenigheid bestaat, hij vooraf alle erfgenamen duidelijk moet informeren over zijn positie en taak, en ingeval één van de erfgenamen tot executeur is benoemd, ook over diens functie en bevoegdheden.  

5.12 Uit het voorgaande volgt dat de klacht niet kan slagen, zodat klagers de notaris evenmin kunnen tegenwerpen dat zij door zijn handelwijze financiële en emotionele schade hebben geleden. Klagers zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun klacht respectievelijk zal de klacht ongegrond worden verklaard.

6. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

verklaart klagers niet ontvankelijk in hun klacht respectievelijk verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. L.A. van Son, voorzitter, mrs. M.E. van Rossum,

T.K. Lekkerkerker, A.W. Drijver en F.M.J. Mulder, leden, en in tegenwoordigheid van

mr. J.G.W. Oor, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2015.

de secretaris                                                                                                 de voorzitter