ECLI:NL:TNORARL:2015:1 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2014/106 en 107

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2015:1
Datum uitspraak: 27-02-2015
Datum publicatie: 10-03-2015
Zaaknummer(s): AL/2014/106 en 107
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Klager verwijt de oud-notaris en de notaris onzorgvuldig en partijdig te hebben gehandeld ten aanzien van de nalatenschap van de moeder van klager. De stichting van de notarissen is in het testament van de moeder van klager benoemd tot bewindvoerder en executeur. Het verwijt tegen de oud-notaris mist feitelijke grondslag. Klager heeft op geen enkele wijze zijn beschuldigingen aan het adres van de notaris aannemelijk gemaakt. Indien moet worden aangenomen dat klager de notaris tevens het verwijt maakt dat zij namens de stichting ten onrechte heeft geweigerd de bewindvoering en de executele te aanvaarden, dan geldt dat een dergelijke weigering legitiem is, wanneer daarvoor een goede grond aanwezig is. De notaris heeft haar motieven – onweersproken – toegelicht. De notaris had een gegronde reden de bewindvoering en executele (namens de stichting) niet te aanvaarden.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: AL/2014/106 en 107

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

(naam),

wonende te (plaats),

klager,

tegen

1. (naam),

oud-notaris te (plaats),

en

2. (naam),

notaris te (plaats).

Partijen worden verder genoemd klager en de notarissen dan wel de notaris onder 1. en de notaris onder 2.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      een brief van klager van 25 augustus 2014, met bijlagen

-      een brief van de notarissen van 19 september 2014, met bijlage.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de kamer van 30 januari 2015. Klager is, met schriftelijke kennisgeving, niet ter zitting verschenen. De notarissen zijn wel verschenen en hebben het woord gevoerd.

2. De feiten

2.1 Gelet op hetgeen klager en de notarissen over en weer hebben aangevoerd en op basis van de door hen overgelegde stukken, gaat de kamer uit van de volgende feiten.

2.2 De moeder van klager heeft op 21 november 2013 ten overstaan van een notaris haar testament opgemaakt. Daarin heeft zij klager (onder ontbindende voorwaarde) en haar dochter (onder opschortende voorwaarde) benoemd tot haar enig erfgenamen.

2.3 In het testament wordt verder een bewind ingesteld over de aan klager nagelaten en vermaakte goederen en wordt de stichting Stichting (naam) (verder te noemen: de stichting) tot bewindvoerder benoemd. De stichting wordt in het testament ook benoemd tot executeur.

2.4 De moeder van klager is op 7 januari 2014 overleden.

2.5 Bij brief van 17 januari 2014 heeft de notaris onder 2., namens de stichting, aan klager mee onder meer het volgende meegedeeld:

Betreffende de nalatenschap van uw moeder … bericht ik u als volgt.

Als erfgenaam bent u niet verplicht de erfenis te accepteren. U heeft de keuze een erfenis zuiver te aanvaarden, te verwerpen of beneficiair te aanvaarden. Bijgaand ontvangt u een informatiekaart.

Mede gezien het ‘zwarte’ geld in Duitsland adviseer ik u, ingeval u erfgenaam wenst te zijn, de nalatenschap beneficiair te aanvaarden, waardoor u niet met uw eigen vermogen aansprakelijk wordt voor de eventuele schulden van uw moeder. Na een beneficiaire aanvaarding moet de executeur in beginsel wijken. De erfgenamen zijn dan gezamenlijk vereffenaar.

Verder geldt sinds 1 januari 2012 dat een executeur verplicht is om aangifte voor de erfbelasting te doen. De executeur wordt hierdoor hoofdelijk aansprakelijk voor de (erf)belasting die door de erfgenamen moet worden betaald. Dit geldt ook voor belastingen over eventueel verzwegen vermogen in het buitenland.

Vorenstaande heeft de stichting doen besluiten de executeursbenoeming niet te aanvaarden. Temeer nu blijkt dat er geen vertrouwen is in ons kantoor en op die basis samenwerking ons niet mogelijk lijkt. Ook de bewindvoering over hetgeen door u uit de nalatenschap wordt verkregen, wordt niet aanvaard, nu een goede basis hiervoor ontbreekt. Uiteraard heeft uw moeders wens zwaar meegewogen in onze beslissing.

…”

3. De klacht

3.1 Klager verwijt de notarissen, kort gezegd, dat zij bedrog plegen en partijdig zijn bij het verdelen van de nalatenschap. Volgens klager sturen de notarissen infamerende en beledigende geschriften over zijn moeder, discrimineren zij hem als uitkeringsgerechtigde en plegen zij valsheid in geschrifte.

3.2 De notarissen hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal, voor zover voor de beslissing van belang, hierna worden ingegaan.  

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93, eerste lid, van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

De kamer zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen en overweegt als volgt.

4.2 De kamer stelt het volgende voorop. De stichting is door de moeder van klager benoemd tot bewindvoerder en executeur. De notarissen hebben ter zitting toegelicht dat, in een geval als waarvan hier sprake is, de stichting een van de (kandidaat-)notarissen van hun kantoor aanwijst om de feitelijke werkzaamheden van bewindvoering en/of executele te verrichten.

4.3 Wat betreft de aan de notaris onder 1. verweten gedragingen overweegt de kamer dat niet is gebleken dat de notaris betrokken is bij de stichting of dat hij door de stichting is aangewezen om feitelijk uitvoering te geven aan de bewindvoering of executele zoals is vermeld in het testament van klagers moeder. Verder heeft klager op geen enkele wijze zijn geuite beschuldigingen - van bedrog, partijdigheid, belediging, infamie, discriminatie of valsheid in geschrifte - aan het adres van de notaris aannemelijk gemaakt. Indien klager voor zijn verwijt verwijst naar de brief van 17 januari 2014 wordt vastgesteld dat deze niet door de notaris onder 1. is geschreven.

De klacht tegen de notaris onder 1. mist feitelijke grondslag en treft dan ook geen doel.  Zij wordt daarom ongegrond verklaard.

4.4 Voor zover de klacht ziet op de notaris onder 2. wordt eveneens geconstateerd dat klager zijn hiervoor genoemde verwijten in het geheel niet aannemelijk maakt. De verwijten zijn evenmin gebleken. Uit de brief van 17 januari 2014 van de notaris aan klager valt de juistheid van de verwijten in ieder geval niet af te leiden.        

Indien moet worden aangenomen dat klager de notaris onder 2. tevens het verwijt maakt dat zij namens de stichting ten onrechte heeft geweigerd de bewindvoering en de executele te aanvaarden, overweegt de kamer daarover het volgende.

Een dergelijke weigering is legitiem, wanneer daarvoor een goede grond aanwezig is. De notaris onder 2. heeft in haar schriftelijk verweer en ter zitting haar beslissing als volgt toegelicht: “Binnen de nalatenschap was sprake van ‘zwart‘ geld. Een executeur kan hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de betaling van de erfbelasting over het verzwegen vermogen. Dat was voor de stichting niet acceptabel. Daarnaast was er geen onderling vertrouwen. Dit volgde uit het gesprek met klager op kantoor, waarin  klager zich onbetamelijk en intimiderend opstelde, zo noemde hij ons schorem, en verder uit zijn onheuse telefonische bejegeningen van de medewerkers op kantoor.”

Nu klager dit verweer niet heeft weersproken gaat de kamer uit van de juistheid hiervan en brengt het naar haar oordeel mee dat de notaris gegronde reden had de bewindvoering en executele (namens de stichting) niet te aanvaarden, zodat haar hier niet kan worden verweten onzorgvuldig te hebben gehandeld.

Dit betekent dat de klacht tegen de notaris onder 2. eveneens ongegrond is.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

verklaart de klacht tegen de notaris onder 1. ongegrond,

verklaart de klacht tegen de notaris onder 2. ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.J. Blaisse, voorzitter, mr.  M.L.J.C. van Emden-Geenen, mr. F.L.M. van de Graaff, mr. J.T.J. Heijstek en A. Roesink-Kragt, leden, en in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. Oor, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2015.

 de secretaris                                                                                                 de voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer van toezicht kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam. Postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.