ECLI:NL:TNORSHE:2014:8 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2013/90

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2014:8
Datum uitspraak: 14-04-2014
Datum publicatie: 21-07-2014
Zaaknummer(s): SHE/2013/90
Onderwerp: Overig
Beslissingen:
  • Klacht gegrond zonder maatregel
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Geschil tussen notaris(kantoor) en kandidaat-notaris. Notaris klaagt over handelwijze van kandidaat-notaris, die in overleg met kantoor goedkeuring had verkregen voor een ondernemingsplan met betrekking tot een nieuwe vestiging van het notariskantoor, maar daar na de nodige voorbereidingen alsnog vanaf ziet. Klacht over wijze van beëindiging samenwerking ongegrond. Ook klacht over betaling in natura; onder meer kosteloos verzorgen van drukwerk tegenover kosteloos verlijden van testamenten. Dat deel van de klacht gegrond, zonder opleggen van een maatregel. Klacht over ambtsmisbruik tijdens waarneming protocol ongegrond. Klacht over schending van geheimhoudingsplicht door kandidaat-notaris, door in kader van verweer tegen verzoek tot ontbinding van arbeidsovereenkomst kantoorcultuur te schetsen, eveneens ongegrond.         

Klachtnummer    : SHE/2013/90

Datum uitspraak : 14 april 2014

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van

notaris de heer mr. [x] (verder: de notaris), in zijn hoedanigheid van (indirect) maat, namens de maatschap [x en y], gevestigd in [a],

tegen

kandidaat-notaris de heer mr. [q] (verder: de kandidaat-notaris), voorheen gevestigd in [a],

1.          De procedure

1.1.       De notaris heeft bij brief van 4 oktober 2013 een klacht geformuleerd tegen de kandidaat-notaris. Deze klacht is op 8 oktober 2013 binnengekomen bij de kamer voor het notariaat (verder: de kamer).

1.2.       De kandidaat-notaris heeft op de klacht geantwoord. Vervolgens is gerepliceerd en gedupliceerd. 

1.3.       De plaatsvervangend voorzitter heeft de behandeling van de zaak verwezen naar de volle kamer.

1.4.       De kamer heeft de klacht behandeld op 17 maart 2014. De notaris en de kandidaat-notaris zijn ter zitting verschenen. Zij hebben hun standpunten toegelicht.

2.          De feiten

2.1.       De notaris oefent sinds […] 2007 het ambt uit in de gemeente [a]. Hij is geassocieerd met (zijn echtgenote) notaris mevrouw mr. [z] en notaris de heer mr. [y]. Zij zijn werkzaam onder de naam [x en y], met (aanvankelijk) vestigingen in [a] en [b] (verder: het notariskantoor). 

2.2.       De kandidaat-notaris is sinds […] 2004 als zodanig werkzaam geweest bij enkele kantoren in […]. Met ingang van 10 mei 2010 is hij in dienst getreden van het notariskantoor, waar hij op beide vestigingen werkzaamheden is gaan verrichten in (met name) de ondernemingsrechtpraktijk.

2.3.       In 2011 heeft de notaris de kandidaat-notaris gevraagd of hij belangstelling had om als notaris te gaan werken in een nieuw te openen kantoor in [c]. Met het oog daarop heeft de kandidaat-notaris in september 2011 een ondernemingsplan ingediend bij de KNB. De Commissie van Deskundigen voor het Notariaat heeft zijn verzoek in maart 2012 afgewezen.

2.4.       Op 5 oktober 2012 is de heer mr. [o] overleden. Hij was als notaris gevestigd in [d], en werkzaam onder de naam [#]. Rond diens overlijden is geconstateerd dat tot zijn protocol een aantal niet-authentieke akten behoorde wegens het compareren van (onder meer) familieleden. De heer mr. [p], destijds werkzaam als kandidaat-notaris, is vervolgens tot waarnemer benoemd voor de periode tot en met 31 december 2012.

2.5.       Als gevolg van het vrijkomen van het protocol van wijlen mr. [o] is binnen het notariskantoor het plan ontstaan om het kantoor uit te breiden met een vestiging in [d]. In oktober 2012 heeft de notaris daarover contact opgenomen met de KNB en de waarnemer. In overleg met de waarnemer hebben gesprekken plaatsgevonden tussen de notaris, de kandidaat-notaris en de weduwe van de overleden notaris. Dit overleg heeft ertoe geleid dat op 8 december 2012 een intentieovereenkomst is gesloten tussen de weduwe enerzijds en de notaris en diens associé notaris mr. [y] (beiden handelend namens een nog nader op te richten besloten vennootschap) anderzijds. Bij het sluiten van deze intentieovereenkomst is onder meer in aanmerking genomen dat:

“Partijen uitdrukkelijk onder ontbindende voorwaarde van benoeming tot notaris van kandidaat-notaris, de heer [q], tot overeenstemming zijn gekomen met betrekking tot onderstaande afwikkeling van de overname van het notariskantoor [#] B.V. in [d].”

2.6.       Op 19 december 2012 heeft de kandidaat-notaris een ondernemingsplan ingediend bij de KNB met betrekking tot het kantoor in [d]. Op basis van een eerste inventarisatie wordt daarin melding gemaakt van circa 200 tot 250 niet-authentieke akten. In het ondernemingsplan wordt vermeld dat “reparatie” van deze akten op notarieel waardige manier door het notariskantoor in gang zal worden gezet en zal worden uitgevoerd. Voorts was een maatschapscontract bijgevoegd, dat enkele dagen daarvoor was ondertekend.    

2.7.       Met ingang van 1 januari 2013 is de notaris voor een periode van maximaal een jaar tot waarnemer benoemd van het protocol in [d]. De kandidaat-notaris is vanaf januari 2013, naast zijn werkzaamheden in de vestigingen in [a] en [b], gedurende drie dagen per week werkzaamheden gaan verrichten in [d]. Hij heeft de werkdruk in die periode als erg hoog ervaren.

2.8.       Het notariskantoor heeft vervolgens tijd, geld en energie geïnvesteerd in (het geven van naamsbekendheid aan) de vestiging in [d].         

2.9.       In verband met bedenkingen van de Commissie van Deskundigen over de inhoud van het eerdergenoemde maatschapscontract, heeft de kandidaat-notaris op 20 februari 2013 een nieuw maatschapscontract ondertekend met de drie vennoten van de maatschap in verband met hun besluit om een nieuwe notariële vestigingsplaats te entameren in [d]. In verband hiermee zijn zij, onder voorbehoud van benoeming van de kandidaat-notaris tot notaris op die plaats van vestiging, overeengekomen dat zij met elkaar een maatschap wensen aan te gaan waarbinnen uitsluitend de vestiging in [d] zal worden geëxploiteerd, en uitdrukkelijk niet de vestigingen in [a] en [b]. In maart 2013 is het ondernemingsplan goedgekeurd.  

2.10.     Het notariskantoor heeft als beleid dat een notaris dient te wonen in het gebied waar hij werkzaam is. Omdat de kandidaat-notaris er niet (direct) voor voelde samen met zijn gezin naar [d] te verhuizen, is daarover discussie ontstaan binnen het notariskantoor. Ook de door de kandidaat-notaris ervaren werklast in combinatie met de diverse (nieuwe) taken die aan hem werden toebedeeld zijn onderwerp van gesprek geweest. Eind mei 2013 heeft de kandidaat-notaris zich toch georiënteerd op mogelijkheden om zijn woning in [a] te verkopen en te gaan verhuizen naar [d]. Op 2 juli 2013 heeft hij een gesprek gehad met een makelaar.

2.11.     Begin juli 2013 heeft de kandidaat-notaris vakantie gehad. Tijdens die vakantie is hij bij zichzelf te rade gegaan of hij inderdaad als notaris benoemd wilde worden in [d] met de daarmee samenhangende verhuizing en de gevolgen daarvan voor zijn (jonge) gezin. Hij is tot de conclusie gekomen dat hij dat toch niet wilde. Na afloop van zijn vakantie waren de overige notarissen afwezig in verband met hun vakantie. De kandidaat-notaris heeft ervoor gekozen zijn besluit kenbaar te maken zodra alle notarissen zouden zijn teruggekeerd van vakantie.  

2.12.     Tijdens een “heisessie” op 20 augustus 2013 heeft de kandidaat-notaris meegedeeld dat hij niet naar [d] wilde gaan verhuizen en dat hij geen notaris meer wilde worden in [d]. Na deze mededeling, waarop met ongeloof werd gereageerd, is de kandidaat-notaris naar huis gestuurd.

2.13.     De volgende dag heeft de notaris opnieuw met de kandidaat-notaris gesproken om te verifiëren of zijn eerdere uitlatingen in een impuls waren gedaan. Dat bleek niet het geval. Sindsdien hebben de notaris en de kandidaat-notaris, ondanks herhaalde verzoeken van de kandidaat-notaris, geen persoonlijk contact meer met elkaar gehad. Bij brief van 23 augustus 2013 heeft de notaris aan de kandidaat-notaris te kennen gegeven dat hij per direct werd vrijgesteld van zijn werkzaamheden en is hem verzocht niet meer op de kantoorvestigingen te verschijnen, omdat het kantoor alle vertrouwen in hem had verloren. Hij heeft nog enkele persoonlijke spullen kunnen ophalen en hem is verder de toegang tot kantoor ontzegd.  

2.14.     Op 29 augustus 2013 heeft het notariskantoor een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend bij de rechtbank Oost-Brabant. Bij beslissing van die rechtbank, sector kanton Eindhoven, van 25 oktober 2013 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen het notariskantoor en de kandidaat-notaris ontbonden met ingang van 1 december 2013. Aan de kandidaat-notaris is een vergoeding toegekend van € 8.219,00 bruto.  

2.15.     Op 14 september 2013 is een advertentie verschenen in WPNR, waarbij het notariskantoor melding maakt van een vacature voor een kandidaat-notaris met ruime vennootschapsrechtelijke ervaring voor de kantoren [a], [b] en [d].

2.16.     Op het briefpapier en de website van het kantoor wordt inmiddels melding gemaakt van de  vestiging in [d]. Met ingang van 1 januari 2014 is de waarneming door de notaris van het protocol in [d] verlengd met een periode van maximaal een jaar.

3.          De klacht

3.1.       De notaris verwijt de kandidaat-notaris dat hij in strijd heeft gehandeld met de artikelen 1 en 10 van de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 (verder: de verordening) en artikel 55 van de Wet op het notarisambt (Wna). Hij verwijt de kandidaat-notaris dat hij, door in een zo laat stadium terug te komen op zijn eerdere besluit, het vertrouwen in het notariaat heeft geschaad. De notaris meent dat het in het belang van de beroepsgroep is dat de kamer wordt geïnformeerd over de handelwijze van de kandidaat-notaris om te voorkomen dat de eer, de waardigheid, de onschendbaarheid en het aanzien van het notariaat opnieuw door de kandidaat-notaris worden geschaad. Verder verwijt de notaris de kandidaat-notaris dat hij voor enkele werkzaamheden geen honorarium in rekening heeft gebracht, maar als tegenprestatie een wederdienst heeft geaccepteerd. Daardoor heeft hij zichzelf verrijkt ten nadele van het notariskantoor, aldus de notaris. Bovendien verwijt de notaris de kandidaat-notaris dat hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden door in de processtukken met betrekking tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst enkele cliënten van het notariskantoor met naam en toenaam te vermelden. 

3.2.       De kandidaat-notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dit verweer wordt hierna, voor zover relevant, besproken.

4.          De beoordeling

4.1.       Op grond van artikel 93 lid 1 van de Wna zijn kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De kamer dient de handelwijze van de kandidaat-notaris te toetsen aan de in dat artikel omschreven tuchtnorm. De diverse onderdelen van de klacht zullen hierna afzonderlijk worden besproken.

1.      Beëindiging samenwerking

4.2.       Allereerst is de vraag aan de orde of de kandidaat-notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door, nadat geruime tijd voorbereidende handelingen waren verricht om het notariskantoor uit te breiden met een vestiging in [d], te kennen te geven dat hij de voorgenomen samenwerking wilde beëindigen. Opmerking verdient dat niet is gesteld of gebleken dat de kandidaat-notaris, die sinds 10 mei 2010 was verbonden aan dit notariskantoor, de aan hem opgedragen werkzaamheden niet naar volle tevredenheid en met veel inzet heeft verricht. In dat verband heeft de kantonrechter overwogen dat door het notariskantoor niet is betwist dat de kandidaat-notaris zich vanaf het begin van de arbeidsovereenkomst loyaal van zijn taken als kandidaat-notaris heeft gekweten. Ter zitting heeft de notaris verklaard dat de kandidaat-notaris buitengewoon goed was in het houden van besprekingen en in het ondernemingsrecht. Daaruit leidt de kamer af dat er bij de notaris kennelijk geen bedenkingen bestonden bij de inhoudelijke kwaliteiten van de kandidaat-notaris.      

4.3.       Beide partijen hebben een uitgebreide toelichting gegeven op de gang van zaken rond de plannen om het notariskantoor uit te breiden met een nieuwe vestiging, aanvankelijk in [c] en later in [d], waar de kandidaat-notaris tot notaris benoemd zou kunnen worden. Uitgaande van de inhoud van de overgelegde stukken en de verklaringen die beide partijen ter zitting hebben afgelegd, gaat de kamer er vanuit dat de kandidaat-notaris destijds wel degelijk graag tot notaris benoemd wilde worden. Het verwijt van het notariskantoor dat hij daarover (onder meer in zijn ondernemingsplan) heeft gelogen en dat hij in strijd met de waarheid heeft verklaard dat hij een benoeming tot notaris ambieerde, acht de kamer onterecht. Kennelijk is de privésituatie van de kandidaat-notaris in toenemende mate onder druk komen te staan door de mogelijke gevolgen van een benoeming in [d]. In dezelfde periode is hij ook vraagtekens gaan plaatsen bij zijn positie binnen het notariskantoor, mede gevoed door de door hem ervaren hoge werkdruk en de discussie over het (onder)maatschapscontract. In de brief die de kandidaat-notaris op 20 september 2013 aan de drie notarissen van het kantoor heeft toegezonden, heeft hij het aldus verwoord: “Ik ben mij een speelbal gaan voelen in jullie plan om het protocol in [d] te bemachtigen, ten koste van alles”. (bijlage 3 bij antwoord).  Deze omstandigheden hebben hem zijn eerdere besluit doen heroverwegen. Duidelijk is dat dit aanleiding heeft gevormd voor grote onvrede binnen het kantoor. De als gevolg daarvan ontstane geschillen (bijvoorbeeld over de arbeidsrechtelijke gevolgen en de vraag of de mogelijke reputatieschade kan worden toegerekend aan de kandidaat-notaris) liggen echter op het terrein van de civiele rechter en vormen niet vanzelfsprekend aanleiding voor een tuchtprocedure.  

4.4.       De notaris heeft aan dit onderdeel van de klacht ten grondslag gelegd dat de kandidaat-notaris heeft gehandeld in strijd met het bepaalde bij artikel 1 van de verordening. Nu artikel 1 enkel een opsomming bevat van de in de verordening gehanteerde definities, gaat de kamer er vanuit dat de notaris artikel 2 van de verordening zal hebben bedoeld. In dat artikel is opgenomen dat een notaris zich in de uitoefening van zijn beroep en daarbuiten zodanig gedraagt dat het vertrouwen in het notariaat en in zijn eigen beroepsuitoefening niet wordt geschaad. In dat kader stelt de notaris dat een notaris onafhankelijk moet zijn en dat hij moet wijken voor feitelijk overwicht en juridische onkunde. Volgens de notaris voldoet de kandidaat-notaris (die eerder door hem wel geschikt werd bevonden) niet aan deze eisen, omdat hij zich volgens eigen zeggen onder druk heeft laten zetten. Daaruit blijkt dat hij niet geschikt is voor het ambt van notaris, aldus de notaris.

4.5.       Naar het oordeel van de kamer leidt het enkele feit dat de kandidaat-notaris heeft verklaard dat hij destijds vanuit het notariskantoor grote druk heeft ervaren en dat zijn plannen om zich als notaris te gaan vestigen in [d] mede onder die druk tot stand zijn gekomen, niet vanzelfsprekend tot de door de notaris bepleite gevolgtrekking dat de kandidaat-notaris als gevolg daarvan ongeschikt is voor het ambt van notaris en dat de tuchtrechter daarom gehouden zou zijn maatregelen te nemen om te voorkomen dat de kandidaat-notaris het aanzien van het notariaat “opnieuw” zou schaden. De kamer kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de thans door de notaris geplaatste kanttekeningen bij de capaciteiten van de kandidaat-notaris, die door hem als zeer beschadigend worden ervaren, met name gevoed worden door de als gevolg van de verbreking van de samenwerking ontstane animositeit.

Zoals gemeld is niet gesteld of gebleken dat de kandidaat-notaris zich bij het verrichten van de aan het notarisambt gerelateerde werkzaamheden onder druk heeft laten zetten dan wel heeft laten beïnvloeden. Bovendien lijkt de notaris uit het oog te verliezen dat de kandidaat-notaris destijds nog steeds werkzaam was in een arbeidsrelatie met de daaraan inherente gezagsverhouding, in welk kader opmerking verdient dat de kandidaat-notaris onweersproken heeft gesteld dat het notariskantoor hem in januari 2013 nog heeft gevraagd een aangepaste arbeidsovereenkomst te ondertekenen, op basis waarvan hij in dienst zou treden van de nieuw opgerichte vennootschap die de vestiging in [d] zou gaan exploiteren. De kandidaat-notaris heeft dat geweigerd.

4.6.       Verder beroept de notaris zich op kernwaarden voor een notariskantoor, die door de kandidaat-notaris zouden zijn geschonden, zoals vertrouwen, continuïteit en rechtszekerheid. Dat het besluit van de kandidaat-notaris ertoe heeft geleid dat het vertrouwen van de notaris en het kantoor in hem is geschonden en dat de door de notaris en het kantoor met de samenwerking beoogde continuïteit en rechtszekerheid daardoor in het gedrang zijn gekomen valt, zoals ook de kandidaat-notaris zelf te kennen heeft gegeven, te betreuren. De gevolgen daarvan vormen naar het oordeel van de kamer echter (met name) een civielrechtelijke aangelegenheid. Het tuchtrecht dient een ander doel dan bijvoorbeeld het privaatrechtelijke aansprakelijkheidsrecht. Met het tuchtrecht wordt beoogd het niveau van het functioneren van het notariaat op peil te houden en zo nodig te verhogen, om daarmee het belang te bewaken dat de maatschappij heeft bij een deugdelijk notariaat. Naar het oordeel van de kamer is niet gebleken dat de handelwijze van de kandidaat-notaris ten opzichte van de notaris en het notariskantoor tuchtrechtelijk laakbaar is.  

4.7.       Voor zover de notaris stelt dat het vertrouwen van het grote publiek in het notariaat in het algemeen wordt geschaad omdat de kandidaat-notaris zich in een zo laat stadium heeft teruggetrokken, acht de kamer dit onderdeel van de klacht evenmin gegrond. Naar het oordeel van de kamer valt niet in te zien dat het vertrouwen van het publiek wordt geschaad als een kandidaat-notaris, die na het overlijden van een in [d] gevestigde notaris op diens kantoor werkzaamheden is gaan verrichten, mede ter herstel van de door die notaris gemaakte fouten, bij nader inzien terugkomt op zijn besluit om zich als notaris in [d] te willen vestigen. Het is nu eenmaal een feit van algemene bekendheid dat een samenwerking kan worden beëindigd, ook binnen andere beroepsgroepen waarin het grote publiek vertrouwen moet kunnen stellen, zoals binnen beroepsgroepen als die van artsen en advocaten. Het stuklopen van een samenwerking wil niet zeggen dat de daarbij betrokken individuele beroepsbeoefenaars hun werkzaamheden niet deugdelijk verrichten. In dat verband wordt nog aangetekend dat het notariskantoor weliswaar activiteiten heeft ontplooid ter verbetering van haar naamsbekendheid in [d], maar dat niet is gebleken dat het kantoor de naam en de persoon van de kandidaat-notaris daarbij prominent voor het voetlicht heeft gebracht. Zo worden in een interview met de notaris in het […] Magazine bij herhaling de naam van de notaris zelf en de naam van het notariskantoor vermeld, maar de naam van de kandidaat-notaris wordt in het geheel niet vermeld. Ook de bij het artikel geplaatste foto toont enkel de drie notarissen en maakt evenmin melding van de afwezigheid van de kandidaat-notaris. Het eerste onderdeel van de klacht acht de kamer dan ook ongegrond.

  1. Betaling in natura

4.8.       Vast staat dat de kandidaat-notaris namens het notariskantoor lid was van […], een netwerkclub waarvan de leden elke vrijdagochtend samen ontbijten met als doel omzet voor elkaar te genereren. Begin 2012 heeft de kandidaat-notaris van een medelid (eigenaresse van een reclamestudio) opdracht gekregen voor het maken van twee testamenten. Later heeft de kandidaat-notaris haar gevraagd of zij het geboortekaartje voor zijn dochter wilde ontwerpen en drukken. De kandidaat-notaris heeft (als waarnemer voor de notaris) het eerste testament in de avonduren bij het medelid thuis gepasseerd. Omdat de relatie tussen het medelid en de partner inmiddels was verbroken, is het andere testament later afzonderlijk tijdens kantooruren op kantoor gepasseerd. Noch de kandidaat-notaris, noch de ontwerpster heeft voor genoemde werkzaamheden honorarium in rekening gebracht. Voor deze handelwijze had de kandidaat-notaris het kantoor vooraf geen toestemming gevraagd.

4.9.       Na de verbreking van de samenwerking heeft het notariskantoor de kandidaat-notaris aangesproken op deze handelwijze, mede in verband met het feit dat de kandidaat-notaris daarbij buiten kantoor als waarnemer voor de notaris is opgetreden. De kandidaat-notaris, die volgens eigen zeggen niet voldoende had stilgestaan bij de onjuistheid van zijn handelen, heeft zijn excuses aangeboden voor deze gang van zaken en aangeboden de kosten te vergoeden. Vervolgens heeft het kantoor de werkzaamheden met betrekking tot de beide testamenten aan de kandidaat-notaris in rekening gebracht en heeft de kandidaat-notaris deze factuur voldaan.

4.10.     Ook is er discussie ontstaan over het feit dat de kandidaat-notaris i n mei 2013 in het kader van zijn werkzaamheden voor de vestiging in [d] is benaderd door een voormalige cliënt (golfprof) van wijlen mr. [o]. Deze had in het verleden zijn werkzaamheden voor die cliënt niet in rekening gebracht. De cliënt heeft de kandidaat-notaris verzocht of ook hij de transactie met gesloten beurzen kon afwikkelen, bijvoorbeeld tegen afgifte van een of meerdere certificaten in de stichting. De kandidaat-notaris heeft medegedeeld dat hij dat niet kon/wilde doen. In ruil voor het passeren van de akten heeft de opdrachtgever, die werkzaam was als golfprof, vervolgens tien golflessen aangeboden aan de kandidaat-notaris en diens partner, die zij in juli/augustus 2013 zouden kunnen afnemen. De betreffende akten zouden in oktober/november 2013 gepasseerd moeten worden. De kandidaat-notaris heeft geen gebruik gemaakt van de aangeboden golflessen.    

4.11.     Het notariskantoor heeft de handelwijze van de kandidaat-notaris in deze twee dossiers mede ten grondslag gelegd aan haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden, stellende dat hij zijn ambt heeft misbruikt voor zijn eigen verrijking. In het kader van zijn verweer tegen dit verwijt heeft de kandidaat-notaris in zijn verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek tot ontbinding (voor zover vereist) een aantal voorbeelden genoemd van dossiers die hij in behandeling heeft gehad, waarvoor uiteindelijk op verzoek van het notariskantoor evenmin declaraties zijn verstuurd. De kandidaat-notaris stelt dat een dergelijke handelwijze niet ongebruikelijk was binnen het commerciële notariskantoor. Ten aanzien van de genoemde handelwijze heeft de kantonrechter destijds overwogen dat hij zich niet aan de indruk kon onttrekken dat deze twee incidenten door het notariskantoor “veeleer in het kader van de ontstane vertrouwensbreuk tussen partijen worden aangegrepen om dit verzoek tot ontbinding kracht bij te zetten”. Een dringende reden voor ontbinding werd daarin niet aanwezig geacht.    

4.12.     In het kader van deze tuchtprocedure stelt het notariskantoor dat de kandidaat-notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door in te stemmen met betaling in natura voor door hem verrichte diensten. In dat verband heeft de notaris verwezen naar het bepaalde bij artikel 55 Wna en artikel 10 van de verordening. Naar het oordeel van de kamer zien deze bepalingen echter niet op de bedoelde handelwijze. Naar het oordeel van de kamer kan de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van een (kandidaat-) notaris door het op de hiervoor omschreven wijze “uitruilen” van testamenten tegen geboortekaartjes in het gedrang komen. Om die reden acht de kamer dit onderdeel van de klacht gegrond. De kamer ziet echter geen aanleiding om aan de kandidaat-notaris een maatregel op te leggen, waarbij mede in aanmerking wordt genomen dat een dergelijke handelwijze binnen het notariskantoor kennelijk niet ongebruikelijk was. Hoewel de notaris dit heeft ontkend en heeft gesteld dat zoiets enkel wel eens gebeurde ten behoeve van een goed doel, doet het door hem zelf ter zitting genoemde voorbeeld (dat hij klaarblijkelijk niet tegen de regels achtte) anders vermoeden; het roept bij de kamer vragen op dat een van de notarissen, wiens nota niet werd voldaan als gevolg van het dreigende faillissement van zijn cliënt, als tegenprestatie (zonder betaling) een product uit de winkel van de cliënt is gaan uitzoeken en in ontvangst heeft genomen, zonder dit als zodanig in de boeken te verantwoorden.    

4.13.     Ten aanzien van de golflessen staat vast dat de kandidaat-notaris noch de betreffende akten heeft gepasseerd, noch gebruik heeft gemaakt van de aan hem aangeboden golflessen. Daarom acht de kamer dit onderdeel van de tweede klacht ongegrond.

4.14.     Verder beticht de notaris de kandidaat-notaris van ambtsmisbruik, omdat hij onder valse voorwendselen om waarneming van diens protocol heeft verzocht met de kwade intentie in de avonduren buiten kantoor en buiten de notariële plaats van vestiging van de notaris akten te passeren. Zoals gemeld heeft de kandidaat-notaris erkend dat hij onjuist heeft gehandeld door in te stemmen met een “uitruil” van diensten. Hij heeft echter uitdrukkelijk betwist dat hij daarbij de kwade intentie had om misbruik te maken van het protocol van de notaris. In dat verband heeft hij opgemerkt dat hij als vaste waarnemer stond geregistreerd voor alle drie de notarissen. Dit staat ook zo geregistreerd in het portaal van de KNB. Volgens hem heeft hij er juist voor gekozen de akte buiten kantooruren te passeren om op die manier, in de geest van kantoor, zijn agenda vrij te houden voor declarabele uren. Dat het tweede testament later afzonderlijk (wel onder kantooruren) is gepasseerd, was volgens hem het gevolg van de verbreking van de relatie van de opdrachtgevers. Naar het oordeel van de kamer is niet komen vast te staan dat de kandidaat-notaris doelbewust misbruik heeft gemaakt van het protocol van de notaris, dan wel dat hij anderszins in strijd met de door de notaris genoemde regels heeft gehandeld. Dit onderdeel van de klacht acht de kamer dan ook ongegrond.      

  1. Geheimhoudingsplicht (art. 22 Wna)

4.15.     De notaris stelt verder dat de kandidaat-notaris zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden omdat hij in zijn verweerschrift in de ontbindingsprocedure bij de kantonrechter een aantal voorbeelden heeft gegeven, waarbij hij de namen van cliënten van het notariskantoor heeft genoemd. Bij de beoordeling van dit onderdeel van de klacht merkt de kamer op dat het notariskantoor de hiervoor genoemde voorbeelden van betaling in natura zélf aan het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ten grondslag heeft gelegd. In het kader van zijn verweer op dat punt heeft de kandidaat-notaris vervolgens melding gemaakt van vijf aan hem bekende dossiers waarbij volgens hem eveneens sprake was geweest van het verrichten van notariële diensten door andere leden van de maatschap zonder dat daar een vergoeding in geld tegenover heeft gestaan. Hij heeft deze voorbeelden gebruikt om de door hem ervaren cultuur binnen het notariskantoor te illustreren.  

4.16.     Een procespartij heeft het recht naar eigen inzicht verweer te voeren tegen een vordering en informatie te gebruiken die relevant wordt geacht voor het onderbouwen van de eigen stellingen.

Op grond van het bepaalde bij artikel 282 in verbinding met artikel 278 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is een gedaagde bovendien gehouden zijn verweer met redenen te omkleden. Vast staat dat het verweerschrift enkel is gebruikt in de door het notariskantoor tegen de kandidaat-notaris aanhangig gemaakte procedure bij de kantonrechter. Derden hebben geen kennis genomen van de inhoud daarvan en in de beschikking van de kantonrechter wordt geen melding gemaakt van de namen van de cliënten van het notariskantoor, noch zijn deze op andere wijze herkenbaar omschreven. Bovendien rustte op beide procespartijen een geheimhoudingsplicht ten aanzien van al hetgeen waarvan zij uit hoofde van hun werkzaamheid als zodanig kennis hebben genomen. De vorenstaande omstandigheden in aanmerking genomen, is de kamer van oordeel dat het derde onderdeel van de klacht ongegrond is. Daarbij wordt aangetekend dat het in kwesties als deze telkens aanbeveling verdient te overwegen of kan worden volstaan met het anonimiseren van de informatie die onder de geheimhoudingsplicht valt. Er zijn echter situaties denkbaar waarin geanonimiseerd aangedragen informatie onvoldoende specifiek is, als gevolg waarvan de wederpartij ten onrechte zou worden beperkt in haar mogelijkheden om deugdelijk verweer te kunnen voeren.

5.                  De beslissing

De kamer voor het notariaat:

verklaart het tweede onderdeel van de klacht deels gegrond, zonder oplegging van een maatregel,

verklaart de overige onderdelen van de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, mr. P.M. Knaapen, plaatsvervangend rechterlijk lid, mr. J.L.G.M. Mertens, notarislid, mr. R.L.G.M. Steegmans, plaatsvervangend notarislid, en mr. R.J.M.G. Oostveen, plaatsvervangend belastinglid, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 april 2014 in aanwezigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.