ECLI:NL:TNORSHE:2014:7 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2013/77

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2014:7
Datum uitspraak: 14-04-2014
Datum publicatie: 21-07-2014
Zaaknummer(s): SHE/2013/77
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Verklaring van erfrecht pas na 3,5 jaar afgegeven. Ten tijde van overlijden waren er 6 erfgenamen. Na daaropvolgend overlijden van in buitenland woonachtige mede-erfgename waren er vervolgens 15 erfgenamen gerechtigd in de nalatenschap. Vanuit kostenoogpunt hebben klagers veel zelf willen doen; communicatie over inhoud opdracht onvoldoende duidelijk. Klacht ongegrond.

Klachtnummer    : SHE/2013/77

Datum uitspraak : 14 april 2014

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van

mevrouw [x], wonende in […], mede namens […], […] en [...], (verder gezamenlijk aan te duiden als klagers),

tegen

oud-notaris mevrouw mr. [y] (verder: de oud-notaris), voorheen gevestigd in […].

1.          De procedure

1.1.       Klagers hebben een klacht geformuleerd tegen de oud-notaris. Deze klacht is op 20 augustus 2013 binnengekomen bij de kamer voor het notariaat (verder: de kamer).

1.2.       De oud-notaris heeft op de klacht geantwoord. Vervolgens is gerepliceerd en gedupliceerd. 

1.3.       Op 18 december 2013 heeft mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter van de kamer, een gesprek gevoerd met mevrouw [x], vergezeld door haar echtgenoot, en de oud-notaris. Vervolgens heeft de plaatsvervangend voorzitter de behandeling van de zaak verwezen naar de volle kamer.

1.4.       De kamer heeft de klacht behandeld op 17 maart 2014. Mevrouw [x] en haar echtgenoot zijn ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. M.R.J. Schönfeld, advocaat in Breda. De oud-notaris is eveneens ter zitting verschenen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht.

2.          De feiten

2.1.       Klagers zijn erfgenamen van hun tante mevrouw [a]. Bij beschikking van de kantonrechter bij de rechtbank in Breda van 9 juli 2009 was het vermogen van tante onder bewind gesteld, met benoeming van de heer [b], verbonden aan […], tot bewindvoerder. Tante is op 20 december 2009 overleden. Tot haar nalatenschap behoorde onder meer een woning, belast met een hypothecaire geldlening, en een spaartegoed van circa € 50.000,00.

2.2.       Bij brief van 22 december 2009 heeft de heer [b] de (inmiddels) oud-notaris een afschrift toegezonden van de verklaring van overlijden van tante en haar gevraagd na te gaan of er een testament was en of er een executeur was aangesteld. Verder heeft hij de oud-notaris gevraagd een verklaring van erfrecht op te stellen. Deze opdracht is aanvaard. De nalatenschap is vervolgens in behandeling genomen door de destijds aan het kantoor van de oud-notaris verbonden kandidaat-notaris mr. [1]. De bewindvoerder heeft in een telefoongesprek met kandidaat-notaris [1] direct gemeld dat erflaatster een inmiddels dementerende zuster had die in Duitsland woonde en ernstig ziek was.  

2.3.       Op 23 december 2009 hebben klagers de namen van de zes erfgenamen van tante aan de oud-notaris gemaild. Deze erfgenamen waren bekend omdat in mei 2007 een andere zuster van tante was overleden. Klagers hebben eveneens de naam doorgegeven van de notaris die de nalatenschap van die zuster van tante had afgewikkeld.  

2.4.       Kandidaat-notaris [1] heeft vervolgens een onderzoek ingesteld bij het Centraal Testamenten Register en bij de betreffende gemeenten navraag gedaan. De laatste gegevens van de gemeente Leiden zijn op 28 januari 2010 aan het notariskantoor toegezonden.

2.5.       Op 1 februari 2010 heeft kandidaat-notaris [1] een gesprek gehad met mevrouw [x] en haar echtgenoot. In de gespreksaantekeningen van de kandidaat-notaris (bijlage 1a bij dupliek) staat vermeld dat aan het einde van het gesprek is afgesproken dat mevrouw [x] alle erfgenamen zou vragen om een kopie van hun legitimatiebewijs en dat zij hen eveneens zou vragen hoe zij de nalatenschap wilden afwikkelen. Verder staat vermeld: “ik wacht dus af en doe niets tot ik van mw [x] bericht heb ontvangen”. Mevrouw [x] is het overigens niet eens met deze weergave.         

2.6.       Op 18 februari 2010 is mevrouw [d], de in Duitsland woonachtige zuster van tante, overleden. Deze zuster had zes kinderen. Eén van deze kinderen was eerder overleden en liet vijf kinderen na. Deze erfgenamen woonden in voormalig Oost-Duitsland en het contact met hen was niet optimaal. Als gevolg van het overlijden van mevrouw [d] waren er inmiddels vijftien erfgenamen gerechtigd in de nalatenschap van tante.  

2.7.       Mevrouw [x] heeft kandidaat-notaris [1] op 23 februari 2010 telefonisch op de hoogte gesteld van het overlijden van de mevrouw [d].

2.8.       Kandidaat-notaris [1] heeft haar werkzaamheden bij het notariskantoor beëindigd per 31 maart 2010.

2.9.       Medio september 2010 heeft de bewindvoerder de oud-notaris verzocht hem te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de afgifte van de verklaring van erfrecht.

2.10.     Om de Duitse erfgenamen te traceren hebben klagers een Duitse notaris ingeschakeld.

2.11.     Bij brief van 4 februari 2011 heeft de bewindvoerder de oud-notaris dringend verzocht spoed achter de zaak te zetten, omdat hij noodgedwongen het beheer had over het dossier, de geldmiddelen en de woning. Voor zover er niet snel duidelijkheid zou komen, heeft hij gevraagd maandelijks op de hoogte te worden gehouden van de stand van zaken. Klagers hebben destijds aan de oud-notaris meegedeeld dat zij ontevreden waren over de gang van zaken en dat zij de zaak verder wilden laten behandelen door een andere notaris.

2.12.     Bij brief van 25 mei 2011 heeft de rechtbank in Breda het verzoek van de erven om de woning van tante te mogen verkopen, afgewezen. 

2.13.     Bij brief van 8 juni 2011 heeft de oud-notaris meegedeeld dat nog niet alle erfgenamen gevonden zijn. Zij legt in deze brief uit op welke wijze de erfgenamen de nalatenschap kunnen aanvaarden. 

2.14.     Op 23 juni 2011 hebben drie zusters van mevrouw [x] het notariskantoor bezocht met de vraag wanneer de nalatenschap zou worden afgewerkt. Zij hebben daarover op dat moment contact gehad met kandidaat-notaris mr. [2].

2.15.     Op 7 oktober 2011 hebben klagers bericht ontvangen uit Duitsland dat alle Duitse erfgenamen gevonden zijn. Klagers hebben de oud-notaris daarvan op de hoogte gesteld en de gegevens van de Duitse notaris aan haar doorgegeven.  

2.16.     Bij brief van 25 november 2011 heeft kandidaat-notaris mr. [2] een declaratie toegezonden aan mevrouw [x] voor een bedrag van € 2.025,68. Omdat mevrouw [x] het bijgevoegde overzicht van de aan de zaak bestede tijd niet voldoende duidelijk vond, heeft zij om een specificatie verzocht. Deze is verstrekt, waarna klagers bij brief van 5 december 2011 bezwaar hebben gemaakt tegen de factuur; allereerst omdat zij de oud-notaris geen opdracht hadden gegeven om werkzaamheden voor hen te verrichten en bovendien omdat zij bezwaar hadden tegen het aantal in rekening gebrachte uren. Op 7 december 2011 heeft de oud-notaris de rekening toegezonden aan de bewindvoerder.  

2.17.     Nadat de oud-notaris de beschikking had over alle noodzakelijke gegevens heeft zij de betreffende documenten ter ondertekening toegezonden aan de Duitse erfgenamen, vergezeld van een nota van € 135,87 in verband met vertaalkosten.

2.18.     Bij brief van 19 december 2011 heeft de bewindvoerder nogmaals gevraagd om geïnformeerd te worden over de voortgang rond de afgifte verklaring van erfrecht. 

2.19.     Bij brief van 1 februari 2012 heeft mevrouw [x] namens de erven aan kandidaat-notaris [2] bericht dat zij haar werkzaamheden dient te beëindigen. De erven willen weten wanneer zij het dossier kunnen ophalen, zodat zij de nalatenschap door een door hen zelf aan te wijzen notaris kunnen laten afwikkelen.

2.20.     In reactie daarop heeft kandidaat-notaris [2] bij brief van 1 februari 2012 aan mevrouw [x] meegedeeld dat zij het dossier zal sluiten en dat zij dit aan haar zal overhandigen zodra de declaratie is voldaan.

2.21.     Bij brief van 14 februari 2012 hebben klagers de oud-notaris op de hoogte gesteld van hun klachten over de wijze waarop de nalatenschap van tante tot dat moment is behandeld en hebben zij haar gevraagd hoe zij de zaak op een voor beide partijen fatsoenlijke manier denkt af te handelen. Naar aanleiding van die brief hebben de oud-notaris en mevrouw [x] op 29 februari 2012 een gesprek met elkaar gehad.      

2.22.     Op 24 mei 2012 hebben klagers aan de oud-notaris doorgegeven dat er in Duitsland een verklaring van erfrecht is afgegeven en hebben zij opnieuw de naam van de Duitse notaris afgegeven. Vervolgens heeft kandidaat-notaris [2] een brief opgesteld voor de Duitse notaris, waarbij zij heeft gevraagd om afgifte van een kopie van de verklaring van erfrecht en de namen en adressen van de erfgenamen van mevrouw [d]. Zij heeft deze brief in het Duits laten vertalen door een medewerkster van het notariskantoor die de Duitse taal goed beheerst.

2.23.     Op 3 oktober 2012 heeft kandidaat-notaris [2] gegevens uit Duitsland ontvangen. Vervolgens heeft zij op verzoek van mevrouw [x] alle erfgenamen op 10 oktober 2012 een brief toegestuurd met een verklaring van zuivere aanvaarding en een volmacht op mevrouw [x] (welke stukken eveneens in het Duits zijn vertaald). Vervolgens hebben diverse erfgenamen aan kandidaat-notaris [2] meegedeeld dat zij niet zuiver maar beneficiair willen aanvaarden.

2.24.     Nadat op 4 januari 2013 opdracht is gegeven tot vertaling van de verklaringen van beneficiaire aanvaarding, zijn deze op 14 januari 2013 aan de erfgenamen toegezonden.

2.25.     Bij brief van 22 mei 2013 heeft mevrouw [x] namens de erven wederom haar ontevredenheid geuit over de dienstverlening, waarna op 5 juni 2013 opnieuw een gesprek plaatsvindt tussen de oud-notaris en mevrouw [x].  

2.26.     Kandidaat-notaris [2] heeft haar werkzaamheden voor het notariskantoor van de oud-notaris beëindigd per 31 mei 2013. Met ingang van 17 juni 2013 is mr. [3] als kandidaat-notaris in dienst getreden van het kantoor van de oud-notaris. Begin juli 2013 heeft hij de behandeling van de zaak overgenomen.

2.27.     Op 4 juli 2013 heeft mevrouw [x] per e-mail aan het notariskantoor doorgegeven dat de papieren uit Duitsland onderweg zijn.  

2.28.     Op 12 juli 2013 heeft de rechtbank een verklaring van beneficiaire aanvaarding afgegeven.

2.29.     Bij e-mailbericht van 1 augustus 2013 heeft kandidaat-notaris [3] een aanvullende nota aan de erven toegezonden voor een bedrag van € 1.022,45 in verband met de sinds de vorige nota verrichte werkzaamheden en de begrote kosten voor de verdere afwerking van het dossier. Deze kandidaat-notaris heeft de erfgenamen laten weten dat hij op dat moment nog in afwachting is van de laatste ontbrekende informatie met betrekking tot enkele Duitse erfgenamen. Zodra deze gegevens door hem zijn ontvangen en de openstaande nota’s zijn betaald, zal de verklaring van erfrecht worden afgegeven, aldus kandidaat-notaris [3].

2.30.     Bij brief van 16 augustus 2013 heeft kandidaat-notaris [3] bericht dat alle gegevens compleet zijn en dat de verklaring van erfrecht kan worden afgegeven.

2.31.     Bij brief van 18 augustus 2013 heeft mevrouw [x] namens de erven aan de oud-notaris meegedeeld dat zij niet akkoord gaan met de declaraties.

2.32.     Vervolgens heeft op 21 augustus 2013 een bespreking plaatsgevonden tussen mevrouw [x] en kandidaat-notaris [3]. Bij die gelegenheid is afgesproken dat de nota wordt gematigd tot een totaalbedrag van € 1.500,00 inclusief BTW. Bij e-mailbericht van dezelfde datum heeft kandidaat-notaris [3] de gemaakte afspraak bevestigd en heeft hij meegedeeld dat de verklaring van erfrecht de volgende morgen klaar zal liggen. Deze is op 22 augustus 2013 afgegeven.

2.33.     Op verzoek van de oud-notaris is aan haar met ingang van 1 september 2013 eervol ontslag verleend.

3.          De klacht

3.1.       Klagers stellen dat de oud-notaris heeft nagelaten de verklaring van erfrecht binnen een redelijke termijn af te geven. Bovendien verwijten klagers de oud-notaris dat zij hen ten onrechte niet heeft geïnformeerd over de mogelijkheid om de woning van tante alvast te kunnen verkopen. Verder zijn zij van mening dat de oud-notaris buitensporig hoge declaraties aan hen heeft toegezonden voor werkzaamheden die onder de maat waren. Ook stellen zij dat de notaris is tekortgeschoten in haar zorgplicht omdat zij zich onvoldoende heeft ingespannen om vaart in de zaak te houden, mede ten aanzien van de contacten met de Duitse erfgenamen en de Duitse notaris.   

3.2.       De notaris heeft een chronologisch overzicht gegeven van de werkzaamheden die door haar en haar medewerkers zijn verricht. Haar verweer wordt hierna, voor zover relevant, besproken.

4.          De beoordeling

4.1.       Op grond van artikel 93 lid 2 van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn ook notarissen die niet meer als zodanig werkzaam zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen in verband met hun handelwijze gedurende de tijd dat zij het ambt uitoefenden. De kamer dient de handelwijze van de oud-notaris te toetsen aan de in dat artikel omschreven tuchtnorm.

4.2.       Daarbij wordt vooropgesteld dat een notaris verantwoordelijk is voor de gang van zaken op zijn/haar kantoor, daaronder begrepen de werkzaamheden van de onder zijn/haar gezag werkende kandidaat-notaris(sen). De kamer gaat er vanuit dat de werkzaamheden rond de afgifte van de verklaring van erfrecht vanaf 24 december 2009 achtereenvolgens zijn verricht door kandidaat-notaris [1], kandidaat-notaris [2] en kandidaat-notaris [3]. Vast staat dat de oud-notaris mevrouw [x] in de loop van de jaren een aantal malen heeft gesproken in verband met de klachten van de erfgenamen over de wijze waarop de werkzaamheden werden verricht. Nu niet is gesteld of gebleken dat de hiervoor genoemde kandidaat-notarissen hun werkzaamheden hebben verricht onder het gezag van een andere notaris gaat de kamer er vanuit dat de oud-notaris tuchtrechtelijk kan worden aangesproken op de handelwijze van de kandidaat-notarissen, waarbij de kamer mede in aanmerking neemt dat de oud-notaris op de hoogte was van de onvrede die er bestond bij klagers.

4.3.       Allereerst is de vraag aan de orde of aan de oud-notaris een verwijt kan worden gemaakt van het feit dat de verklaring van erfrecht naar aanleiding van het overlijden van de Nederlandse tante nog niet gereed was toen op 18 februari 2010 de Duitse tante van klagers kwam te overlijden. Vast staat dat er zes erfgenamen waren en dat de laatste voor het opstellen van de verklaring van erfrecht benodigde gegevens niet eerder dan op 28 januari 2010 door de burgerlijke stand van de gemeente Leiden aan het notariskantoor zijn toegezonden. Verder gaat de kamer er op basis van de overgelegde gespreksaantekeningen van kandidaat-notaris [1] vanuit dat aan het einde van de bespreking op 1 februari 2010 met mevrouw [x] werd afgesproken dat de kandidaat-notaris niets zou doen in afwachting van verdere berichten van de zijde van de erfgenamen. Niet is gesteld of gebleken dat klagers de toegezegde informatie al voor het overlijden van de Duitse tante aan de kandidaat-notaris hadden toegezonden. Dat de verklaring van erfrecht niet binnen twee maanden na het overlijden van de Nederlandse tante is afgegeven, acht de kamer dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar.

4.4.       Vervolgens is de vraag aan de orde of de oud-notaris zich vanaf het overlijden van de Duitse tante voldoende heeft ingespannen om de aan haar opgedragen werkzaamheden tijdig te (doen) verrichten. Omdat de oud-notaris al tijdens een van de eerste contacten aan mevrouw [x] had meegedeeld dat alle werkzaamheden die door haar (kantoor) zouden worden verricht kosten met zich mee zouden brengen, hebben klagers vervolgens getracht zoveel mogelijk werkzaamheden zelf te verrichten. Dit heeft er echter toe geleid dat kennelijk al in een vroeg stadium onduidelijkheid is gerezen over de vraag wie wat zou doen. Uitgaande van de inhoud van de overgelegde stukken en de toelichting die partijen op verzoek van de kamer hebben gegeven op de feitelijke gang van zaken in de loop van de jaren, is de kamer van oordeel dat klagers daarbij niet altijd voldoende duidelijk zijn geweest. Zo is niet komen vast te staan welke concrete opdracht klagers aan de notaris hebben gegeven. Dat zij er vanuit gingen dat de notaris, overigens in beginsel in opdracht van de bewindvoerder, een verklaring van erfrecht zou opstellen, acht de kamer terecht. Naar het oordeel van de kamer is echter niet komen vast te staan dat klagers de notaris daadwerkelijk opdracht hebben gegeven werkzaamheden te verrichten om een beslissing van de rechter te verkrijgen zodat de tot de nalatenschap behorende woning in afwachting van de afgifte van de verklaring van erfrecht te gelde zou kunnen worden gemaakt. Het feit dat klagers de notaris op dat punt om advies hebben gevraagd, wil nog niet zeggen dat zij er vanuit mochten gaan dat de notaris een en ander voor hen zou regelen. Overigens hebben klagers zélf een dergelijk verzoek ingediend bij de rechtbank (welk verzoek op 25 mei 2011 is afgewezen). Niet is gesteld of gebleken dat zij de notaris voorheen of nadien hebben opgedragen alsnog een dergelijk verzoek namens hen in te dienen. Het verwijt dat de notaris onvoldoende heeft gedaan om ervoor te zorgen dat de woning zou kunnen worden verkocht, acht de kamer dan ook ongegrond.

4.5.       Ten aanzien van de gang van zaken rond de afgifte van de verklaring van erfrecht overweegt de kamer als volgt. De notaris heeft aangevoerd dat in de gespreksaantekeningen van kandidaat-notaris [1] wordt vermeld dat mevrouw [x] haar op 1 februari 2010 heeft meegedeeld dat zij zelf alle erfgenamen van de Nederlandse tante zou benaderen om een kopie van hun legitimatiebewijs op te vragen en hen te vragen hoe zij de nalatenschap wilden afwikkelen; in afwachting daarvan zou de kandidaat-notaris niets doen. Klagers hebben de juistheid daarvan weliswaar betwist, maar naar het oordeel van de kamer hebben zij onvoldoende aangedragen om aan de juistheid van het op dat punt door de notaris aangevoerde te twijfelen. Na het overlijden van de Duitse tante hebben klagers zélf een Duitse notaris benaderd om de Duitse erfgenamen te laten traceren. De kamer gaat er vanuit dat klagers niet eerder dan op 7 oktober 2011 uit Duitsland bericht hebben ontvangen dat alle Duitse erfgenamen gevonden waren. Zij hebben de oud-notaris daarover geïnformeerd en de gegevens van de Duitse notaris aan haar doorgegeven. Klagers hebben verklaard dat zij er vanuit gingen dat de oud-notaris vervolgens zelf contact zou opnemen met de Duitse notaris. Niet is echter gesteld of gebleken dat zij de oud-notaris daarvoor daadwerkelijk een concrete opdracht hebben gegeven. Kennelijk was het de oud-notaris niet duidelijk of zij nu wel of niet zelf initiatief moest nemen of dat juist op verdere instructies van klagers moest worden gewacht. Daarbij neemt de kamer mede in aanmerking dat eind november 2011 discussie ontstond over de omvang van de eerste declaratie van de oud-notaris, mede omdat klagers stelden dat zij de notaris geen opdracht hadden gegeven om werkzaamheden voor hen te verrichten. Dit standpunt zal bij de oud-notaris tot de nodige terughoudendheid hebben geleid bij het ontplooien van eigen initiatieven zonder uitdrukkelijke opdracht van klagers.

4.6.       Op 24 mei 2012 hebben klagers aan de oud-notaris doorgegeven dat er in Duitsland een verklaring van erfrecht was afgegeven. Zij hebben toen opnieuw de naam van de Duitse notaris doorgegeven. Vast staat dat kandidaat-notaris [2] vervolgens een brief heeft opgesteld voor de Duitse notaris, waarbij zij deze heeft gevraagd om afgifte van een kopie van de verklaring van erfrecht en opgave van de namen en adressen van de erfgenamen van de Duitse tante. Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting gaat de kamer ervan uit dat de verdere gang van zaken als volgt is geweest. Nadat de gevraagde stukken op 3 oktober 2012 uit Duitsland werden ontvangen, heeft de kandidaat-notaris alle erfgenamen op verzoek van mevrouw [x] aangeschreven. Bij brief van 10 oktober 2012 is aan hen een verklaring van zuivere aanvaarding en een volmacht toegezonden. Voor de Duitse erfgenamen waren deze stukken in het Duits vertaald. Omdat diverse erfgenamen vervolgens te kennen hebben gegeven niet zuiver maar beneficiair te willen aanvaarden, zijn daarna verklaringen van beneficiaire aanvaarding opgesteld en in het Duits vertaald. Deze zijn op 14 januari 2013 aan de erfgenamen toegezonden. Nadat mevrouw [x] op 4 juli 2013 aan het notariskantoor heeft bericht dat de stukken uit Duitsland onderweg waren, heeft de rechtbank op 12 juli 2013 een verklaring van beneficiaire aanvaarding afgegeven. Mede in verband met de laatste ontbrekende informatie met betrekking tot enkele Duitse erfgenamen en de discussie over de hoogte van de declaratie, is de verklaring van erfrecht uiteindelijk pas op 22 augustus 2013 afgegeven. Hoewel het te betreuren valt dat het niet mogelijk is gebleken de verklaring van erfrecht eerder aan de erfgenamen te verstrekken is de kamer, gelet op de hiervoor omschreven feitelijke gang van zaken, van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de oud-notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Dat betekent dat de kamer ook het onderdeel van de klacht met betrekking tot de voortgang ongegrond acht.

4.7.       Voor zover de klacht betrekking heeft op de omvang van de declaratie van de oud-notaris, verklaart de kamer klagers daarin niet-ontvankelijk. In dat verband verwijst de kamer naar artikel 55 lid 2 Wna in samenhang met artikel 5 van de Verordening Klachten- en geschillenregeling. Voor dergelijke klachten over declaraties tot een bedrag van € 10.000,00 kan men zich wenden tot de Geschillencommissie Notariaat. Opmerking verdient overigens dat de declaratie inmiddels in overleg tussen partijen is gematigd.

5.                  De beslissing

De kamer voor het notariaat:

verklaart klagers niet-ontvankelijk voor zover de klacht betrekking heeft op de omvang van de declaratie van de oud-notaris;

verklaart de klacht verder ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, mr. P.M. Knaapen, plaatsvervangend rechterlijk lid, mr. J.L.G.M. Mertens, notarislid, mr. R.L.G.M. Steegmans,

plaatsvervangend notarislid, en mr. R.J.M.G. Oostveen, plaatsvervangend belastinglid, en

uitgesproken ter openbare zitting van 14 april 2014 in aanwezigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.