ECLI:NL:TNORSHE:2014:20 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2013/105

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2014:20
Datum uitspraak: 15-12-2014
Datum publicatie: 19-12-2014
Zaaknummer(s): SHE/2013/105
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Klacht ongegrond
  • Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen notaris die het testament heeft verleden. Wils(on)bekwaamheid van testateur. Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening. Klacht ongegrond. Klacht tegen notaris die als executeur de nalatenschap heeft afgewikkeld. De notaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de uiterste wilsbeschikking van erflater niet buitengerechtelijk kan worden vernietigd. De heersende leer is dat een uiterste wilsbeschikking een eenzijdige ongerichte rechtshandeling is. Dit brengt mee dat een uiterste wilsbeschikking in geval van wilsonbekwaamheid nietig en - dus niet vernietigbaar - is. Een aantal klachtonderdelen komen voort uit onduidelijkheid omtrent de aard en de omvang van de werkzaamheden van klaagster ter zake van de afwikkeling van de nalatenschap. De kamer stelt voorop dat de notaris als executeur verantwoordelijk is voor de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. Het had naar het oordeel van de kamer op de weg van de notaris gelegen om duidelijk schriftelijk vast te leggen welke werkzaamheden klaagster namens hem mocht verrichten. De notaris heeft voorts onvoldoende voortvarend gehandeld met betrekking tot de verkoop van de woning. Klacht deels gegrond.  Waarschuwing.

Klachtnummer    : SHE/2013/105

Datum uitspraak : 15 december 2014

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’S-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van

mevrouw […] (verder: klaagster), wonende te […],

tegen

notaris mr. [A] (verder: notaris [A]), voorheen kandidaat-notaris en

thans notaris te […], en

notaris mr. [B] (verder: notaris [B]), notaris te […].

1.          De procedure

1.1.       Klaagster heeft bij brief van 9 december 2013 een klacht geformuleerd tegen de notarissen.

Deze klacht is op 13 december 2013 binnengekomen bij de kamer voor het notariaat (verder: de kamer).

1.2.       De notarissen hebben op de klacht geantwoord. Vervolgens is gerepliceerd en gedupliceerd.

1.3.       De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft de behandeling van de zaak verwezen

naar de volle kamer.

1.4.       De kamer heeft de klacht behandeld op 20 oktober 2014. Verschenen zijn klaagster en

- in de loop van de behandeling - notaris [B]. Zij hebben hun standpunten toegelicht.

Notaris [A] is niet verschenen.

2.          De feiten

2.1.       Bij testament van 2 mei 2003 heeft de heer […] (hierna: erflater) een geldbedrag gelegateerd aan een tweetal goede doelen en - onder de last van deze legaten - klaagster tot erfgename benoemd. Klaagster is het petekind van erflater. Voorts heeft erflater daarbij aan deze erfgename de last opgelegd om een bedrag af te zonderen tot het instellen van een jaardienst gedurende 20 jaar na zijn overlijden. Dit testament is verleden voor een plaatsvervanger van notaris mr. [X] te […].

Notaris mr. [X] was destijds notaris op het notariskantoor waar thans notaris [A] en notaris [B] zijn gevestigd.

2.2.       Bij testament van 30 juli 2007 heeft erflater eerdere uiterste wilsbeschikkingen herroepen en een perceel grond met twee garages aan zijn achterburen de heer […] (hierna: buurman) en mevrouw […] gelegateerd. Voorts heeft erflater daarbij de in anciënniteit oudste (kandidaat-) notaris verbonden aan het notariskantoor tot executeur benoemd. Dit testament is verleden voor notaris [A] - destijds kandidaat-notaris - als waarnemer van notaris [B].

2.3.       Bij beschikking van de rechtbank Maastricht (thans: rechtbank Limburg) van

7 oktober 2009 is klaagster tot bewindvoerder over het vermogen van erflater en tot mentor

over erflater benoemd.

2.4.       Klaagster heeft in haar hoedanigheid van bewindvoerder de buurman in rechte betrokken, omdat erflater grote geldbedragen aan de buurman zou hebben betaald. Deze zaak is uiteindelijk geschikt.

2.5.       Op 23 april 2011 is erflater overleden.

2.6.       Notaris mr. [Y] te […] heeft op verzoek van klaagster inzage in het Centraal Testamenten Register verricht. Uit deze inzage blijkt dat het testament van 30 juli 2007 het laatst opgemaakte testament van erflater is.

2.7.       Op 5 mei 2011 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen klaagster en een kantoorgenoot van notaris [B]. Klaagster heeft tijdens deze bespreking aangegeven dat zij van mening is dat erflater ten tijde van het verlijden van het testament op 30 juli 2007 wilsonbekwaam was. Enkele dagen daarna heeft notaris [B] klaagster telefonisch gesproken. Tijdens dit telefoongesprek is gesproken over de wilsbekwaamheid van erflater. Voorts is afgesproken dat klaagster een aantal werkzaamheden met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap zou verrichten.

2.8.       In mei 2011 heeft klaagster alle familieleden benaderd die ingevolge het testament van

30 juli 2007 erfgenamen zijn, te weten: een zus van erflater, de kinderen van een vooroverleden broer van erflater en de kinderen van een vooroverleden zus van erflater. Klaagster is één van de kinderen van deze vooroverleden zus. Klaagster heeft deze familieleden te kennen gegeven dat zij van mening is dat erflater ten tijde van het verlijden van het testament op 30 juli 2007 wilsonbekwaam was.

2.9.       Notaris [B] heeft op 14 juni 2011 een verklaring van executele opgesteld   

waarin staat vermeld dat notaris [B] ten tijde van het overlijden van erflater de in anciënniteit oudste notaris op het notariskantoor was en dat notaris [B] zijn benoeming tot executeur heeft aanvaard.

2.10.    Advocaat mr. [de advocaat] heeft in opdracht van klaagster verklaringen opgesteld waarin vorenbedoelde familieleden instemmen met buitengerechtelijke vernietiging van het testament van

30 juli 2011 van erflater. Deze verklaringen zijn in augustus 2011 aan deze familieleden gezonden.

2.11.     In januari 2012 heeft er een bespreking met notaris [B] plaatsgevonden waarbij

klaagster, haar vijf broers en haar zus aanwezig waren.

2.12.     Op 20 juli 2012 heeft er nog een bespreking met notaris [B] plaatsgevonden.

3.          De klacht tegen notaris [A]

3.1.       Klaagster stelt zich op het standpunt dat notaris [A] onzorgvuldig heeft gehandeld.

Klaagster verwijt notaris [A] dat hij op 30 juli 2007 het testament van erflater heeft gepasseerd, terwijl erflater - zo begrijpt de kamer - niet wilsbekwaam was. Klaagster stelt in dat verband dat erflater alstoen duidelijke tekenen van dementie begon te vertonen. Klaagster wijst ter onderbouwing op de navolgende verklaringen:

-       de verklaring van de huisarts van erflater van 28 december 2010,

-       de verklaring van de tuinman van erflater van 5 mei 2011;

-       de verklaring van een kennis van erflater van 29 december 2010;

-       de verklaring van de moeder van de huishoudelijke hulp van erflater van 5 mei 2011;

-       de verklaring van een kennis van erflater van 29 december 2010;

-       de verklaring van klaagster van 5 mei 2011.

Klaagster stelt dat erflater de weg behoorlijk is kwijt geraakt en dat er veel mensen in de omgeving van erflater misbruik van erflater hebben gemaakt. Zij voert in dat verband - onder meer - aan dat

de woning van erflater vervuild is geraakt, dat hij samen met de hond op de bank sliep en dat de politie hem thuis bracht omdat hij de weg naar huis niet meer wist. Voorts voert zij aan dat er in zijn woning geen waardevolle spullen meer stonden, dat er veel geld van zijn rekening was gehaald en dat de Rabobank de boekhouder van erflater hierover heeft benaderd. De buurman heeft hierin een rol gespeeld, omdat er in zijn bijzijn grote bedragen van de rekening van erflater zijn gehaald. Klaagster heeft in haar hoedanigheid van bewindvoerder de buurman in rechte betrokken. Deze zaak is uiteindelijk geschikt. Erflater is in juli 2009 opgenomen in een gesloten verpleegafdeling, aldus klaagster.

3.2.       Notaris [A] betwist dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld en stelt in dat verband het navolgende. Erflater heeft telefonisch een afspraak gemaakt om zijn testament te wijzigen.

Deze bespreking heeft op 26 juli 2007 op het notariskantoor plaatsgevonden. Bij de aanvang van dit gesprek heeft erflater aangegeven dat hij er al enige tijd over dacht om zijn testament te wijzigen en aan te vullen, maar dat hij zo lang had gewacht omdat hij er niet helemaal uit was wie van zijn familieleden hij wel en wie niet wenste te laten erven. Desgevraagd gaf erflater aan dat hij nooit gehuwd is geweest en dat hij geen kinderen had. Erflater gaf aan dat zijn moeder als laatste van zijn beide ouders overleed toen hij zes jaar was en dat hij is opgevoed door zijn pleegouders. Erflater vertelde dat van zijn naaste familie zijn zus en de kinderen van een vooroverleden broer en zus nog in leven waren, maar dat hij weinig contact had met zijn familie. Desgevraagd gaf erflater aan dat hij nog steeds op het in zijn toen geldende testament aangegeven adres [adres 1] woonachtig was. Ook gaf erflater aan dat de woning aan de [adres 2] eveneens eigendom van hem was en door hem werd verhuurd. Erflater vertelde verder dat hij zijn hele leven actief was geweest in de sport. Ook bleek tijdens dit gesprek, aldus notaris [A], dat erflater de locale sport op dat moment volgde. Vervolgens heeft erflater desgevraagd in eigen woorden aangegeven wat er in het op dat moment geldende testament was vermeld. Dit kon erflater helder weergeven, aldus notaris [A]. Erflater stelde daarop voor om het bepaalde in zijn testament puntsgewijs te bespreken, zodat hij specifiek kon aangeven wat hij anders wilde en welke aanvulling hij wilde opnemen. Erflater gaf aan dat hij de legaten aan de goede doelen wilde laten vervallen en dat hij tijdens zijn leven nog aan deze goede doelen zou schenken, omdat hij er dan zelf op kon toezien of zijn donaties goed terecht kwamen. Erflater verwees daarbij naar de schandalen omtrent […]. Vervolgens gaf erflater aan dat hij zijn garages en bijbehorende grond aan zijn achterburen wilde nalaten, omdat hij indien nodig op hen kon rekenen meer nog dan op zijn eigen familie. Erflater had een situatietekening bij zich. Erflater vertelde dat hij de garages zelf nauwelijks gebruikte, maar dat hij ze niet tijdens leven wilde overdragen of schenken. Hij wilde de achterburen geen van schenkbelasting vrijgesteld bedrag schenken of op dat moment iets uit zijn vermogen aan hen overhevelen. Erflater vroeg vervolgens of hij het nalaten van de garages en bijbehorende grond aan de achterburen zou kunnen herroepen indien hij in de toekomst een minder goede band met de achterburen zou hebben. Notaris [A] heeft vervolgens een kadastrale kaart geprint en op aanwijzingen van erflater het legaat aan de achterburen ingetekend.

Erflater gaf vervolgens aan dat hij niet meer wilde dat klaagster zijn enige erfgename zou zijn, maar zijn erfgenamen volgens de wet te willen aanwijzen voor de delen als in de wet omschreven. Hij merkte daarbij op dat klaagster indien nodig niet bepaald naast de deur woonde. Hij gaf aan enige bedenkingen te hebben bij het erfgenaamschap van zijn zus (gezien ook haar leeftijd) en zijn in het buitenland wonende neven. Uiteindelijk gaf hij aan, net zoals in het begin van het gesprek, dat hij al langer met dat vraagstuk worstelde, er voor zijn gevoel niet helemaal uit te zijn, maar rationeel toch te hebben besloten om op dat moment niet af te wijken van de erfopvolging krachtens de wet.

Hij meende dat indien hij het testament zou hebben aangepast hij het erfgenamenvraagstuk wat meer zou kunnen loslaten, wetende dat hij zijn testament op dat punt kon laten wijzigen. Erflater merkte vervolgens op dat hij meende te mogen verwachten dat hij dan niet meer het volle tarief voor dat nieuwe testament hoefde te betalen. Desgevraagd gaf erflater aan dat hij begreep dat zijn zus en de kinderen van zijn overleden broer en zus erfgenamen zouden zijn. Erflater gaf ook aan dat hij besefte dat het wijzigen van zijn testament opnieuw kosten met zich zou brengen hetgeen hij eigenlijk zonde van het geld vond, maar wel zou kunnen missen.

Erflater gaf voorts aan dat de bepaling waarin hij aangaf dat uit de middelen van zijn nalatenschap gedurende 20 jaar een jaardienst diende te worden gehouden eveneens kon vervallen, omdat hij daar toch niets van zou merken en er gezien zijn hoge leeftijd en het weinige contact met zijn naaste familie weinig behoefte aan zou zijn.

Notaris [A] heeft vervolgens gevraagd of erflater een executeur wilde aanwijzen die de afwikkeling ter hand zou kunnen nemen, zodat het legaat ten aanzien van de garages aan de achterburen kon worden afgegeven en omdat het wellicht niet praktisch zou zijn om voor wat betreft de afwikkeling van de nalatenschap afhankelijk te zijn van de in het buitenland wonende neven.

Erflater en notaris [A] hebben vervolgens gesproken over wie dat zou moeten gaan doen. De achterburen en klaagster zijn daarbij als kandidaten ter sprake gekomen. Erflater heeft uiteindelijk gevraagd of het notariskantoor dit wilde doen, omdat hij liever een onpartijdige persoon wilde aanwijzen die vaker nalatenschappen had afgewikkeld.

Erflater gaf aan dat hij het hele verhaal snel wilde afwikkelen. Notaris [A] en erflater hebben vervolgens een afspraak op 30 juli 2007 om 16.00 uur gemaakt.

Op 27 juli 2007 heeft notaris [A] het concept bij erflater thuis afgegeven, omdat erflater op gevorderde leeftijd was, erflater op korte afstand van het notariskantoor woonde en notaris [A] erflater zoveel mogelijk tijd wilde geven om het concept te kunnen doornemen. Ook wilde notaris [A] de erfgenamenkwestie nog eens aanstippen. Notaris [A] heeft vervolgens in het halletje bij erflater het concept met hem doorgenomen waarop erflater aangaf dat dat was wat hij wilde. Erflater bevestigde daarbij nogmaals dat hij het legaat aan zijn achterburen wilde maken en dat hij niet wilde afwijken van de erfopvolging krachtens de wet. Erflater vroeg notaris [A] voorts of hij hem kon helpen met de beantwoording van een paar vragen over de huurovereenkomst die hij had gesloten met het echtpaar dat de woning aan de [adres 2] van hem huurde. Erflater gaf aan dat het huwelijk van dat echtpaar slecht was, dat hij niet zeker wist of de man daar nog wel woonde en dat hij er weinig vertrouwen in had dat de achterblijvende vrouw de huur zou kunnen betalen omdat de huurbetaling niet altijd even vlekkeloos verliep. Notaris [A] bood hem aan om daar gelijk even naar te kijken. Erflater gaf echter aan dat hij de huurovereenkomst moest opzoeken. Notaris [A] en erflater spraken vervolgens af dat zij de huurovereenkomst aansluitend aan het passeren van het testament zouden bespreken.

Op 30 juli 2007 is het testament van erflater gepasseerd. Erflater bevestigde daarbij opnieuw dat dit was wat hij wilde. Op eigen verzoek heeft erflater met zijn pinpas betaald. Daarna heeft notaris [A] de huurovereenkomst en de daarbij behorende algemene voorwaarden met erflater bekeken. Notaris [A] stelt zich op het standpunt dat hij gelet op deze gesprekken met erflater geen enkele aanleiding had om aan de wilsbekwaamheid van erflater te twijfelen. Indien notaris [A] twijfels zou hebben gehad omtrent de wilsbekwaamheid zou hij één van de collega notarissen hebben betrokken en wat langer de tijd hebben genomen alvorens het testament te passeren, aldus notaris [A]. Notaris [A] wijst met betrekking tot de wilsbekwaamheid nog op een verklaring van de zus van erflater van 8 januari 2012. Bij dupliek wijst notaris [A] nog op een notamail van 21 februari 2014.

4.          De beoordeling van de klacht tegen notaris [A]

4.1.       Op grond van artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De kamer dient de handelwijze van notaris [A] te toetsen aan de in dat artikel omschreven tuchtnorm.

4.2.       Met betrekking tot de klacht tegen notaris [A] overweegt de kamer als volgt.

De kamer dient in deze procedure te beoordelen of notaris [A] ten tijde van het opstellen en het verlijden van het testament van erflater in 2007 voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het vaststellen van de wilsbekwaamheid van erflater. Daarbij is overigens niet de vraag aan de orde óf erflater ten tijde van het verlijden van het testament al dan niet voldoende wilsbekwaam was om zijn belangen te kunnen behartigen. Die vraag dient niet in een tuchtrechtelijke, maar in een civielrechtelijke procedure te worden beoordeeld. De kamer overweegt dat uitgangspunt is dat een cliënt voor het tekenen van een notariële akte in staat moet zijn tot een redelijke waardering daarvan. Het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening (hierna: het Stappenplan) biedt een toetsingskader aan notarissen die zich in voorkomende gevallen een oordeel moeten vormen over de wilsbekwaamheid van een cliënt. In het Stappenplan staan indicatoren vermeld die aanleiding kunnen zijn voor een nadere beoordeling van wilsbekwaamheid. Indien een notaris - ook al heeft hij kennis van het bestaan van een of meerdere indicatoren - geen aanleiding behoeft te hebben om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van een cliënt, dan hoeft hij het Stappenplan niet verder te volgen. Van belang hierbij is de indruk die een cliënt in een gesprek maakt. Als achteraf uit een rapport van een deskundige valt af te leiden dat een cliënt op het moment van een bespreking of passeren van de akte (mogelijk) niet als wilsbekwaam kon worden aangemerkt, betekent dit nog niet zonder meer dat dit ook aan de notaris duidelijk had moeten zijn geweest. Of dit zo is, hangt af van de omstandigheden van het geval.

De kamer is van oordeel dat notaris [A] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij tijdens de voorbespreking, bij het afgeven van de concept-akte en bij het passeren van de akte voldoende alert is geweest op de mate van wilsbekwaamheid van erflater en dat hij onvoldoende aanleiding had om aan deze wilsbekwaamheid te twijfelen. Het niet verder toepassen van het Stappenplan kan notaris [A] in de gegeven situatie dan ook niet worden verweten. Dat de huisarts van erflater heeft verklaard dat hij in de winter van 2006-2007 al twijfelde over het verstandelijk functioneren van erflater en dat hij achteraf tot de conclusie komt dat zijn twijfels terecht zijn geweest en dat erflater

in de zomer van 2007 al dement of paranoia moet zijn geweest doet hieraan onvoldoende af. Dat geldt eveneens voor de overige door klaagster overgelegde verklaringen. Mogelijk is sprake geweest van momentopnamen waarop erflater in ieder geval de indruk wekte compos mentis te zijn. De kamer acht het enkele feit dat erflater ten tijde van het passeren van het testament 86 jaar oud was onvoldoende voor het verder volgen van het Stappenplan. In het Stappenplan wordt voorts als indicator genoemd “voor testamenten: Naarmate de inhoud van een nieuw testament ingrijpender afwijkt van de inhoud van een eerder testament of de inhoud ongebruikelijk is.”. In het onderhavige geval wijkt de inhoud van het testament van erflater uit 2007 af van de inhoud van het testament uit 2003, doch de kamer acht deze afwijking niet zodanig dat het Stappenplan verder gevolgd had dienen te worden. De inhoud van het testament van erflater uit 2007 is bovendien niet ongebruikelijk, althans niet onbegrijpelijk vanuit het belang van erflater bezien. Gelet op het voorgaande zal de kamer de klacht tegen notaris [A] ongegrond verklaren.

5.          De klacht tegen notaris [B]

5.1.       Klaagster stelt zich op het standpunt dat notaris [B] zijn taak als executeur-testamentair

in de nalatenschap van erflater onvoldoende voortvarend en niet naar behoren heeft uitgevoerd.

De klacht valt - zakelijk weergegeven - uiteen in de navolgende onderdelen, welke onderdelen

de kamer kortheidshalve zal nummeren:

1. notaris [B] heeft zich tegenover enkele erfgenamen op het standpunt gesteld dat de

      nalatenschap niet met instemming van alle erfgenamen kan worden afgewikkeld

      overeenkomstig het testament uit 2003, terwijl notaris [B] klaagster daarvoor had

     medegedeeld dat dit wel mogelijk is en zich ook nadien op het standpunt heeft

      gesteld dat het mogelijk is;

2. notaris [B] heeft pas op 15 januari 2014 contact opgenomen met advocaat mr. [de advocaat]

     met betrekking tot de met de buurman gesloten vaststellingsovereenkomst, terwijl hij reeds in

     januari 2012 heeft toegezegd dat hij deze kwestie zou oppakken;

3. notaris [B] heeft de aangifte erfbelasting niet verzorgd;

4. notaris [B] heeft de woning van erflater pas in april 2013 te koop gezet, terwijl hij reeds in

     juli 2012 heeft toegezegd dat hij een makelaar zou zoeken;

5. notaris [B] heeft de participatiebewijzen bij de […]-bank te laat te gelde gemaakt;

6. notaris [B] heeft - ondanks herhaalde verzoeken van klaagster - geen adreswijziging doorgegeven aan […], […], de belastingdienst en diverse banken waardoor klaagster steeds rekeningen en aanmaningen is blijven ontvangen;

7. notaris [B] heeft de premie opstalverzekering niet betaald met als gevolg dat de verzekering is opgeschort;

8. notaris [B] heeft ten onrechte de bankrekeningen van erflater niet geblokkeerd.

5.2.       Notaris [B] voert hiertegen verweer. Hij stelt zich op het standpunt dat de afwikkeling van de nalatenschap in een impasse is geraakt, omdat klaagster niet zijn advies maar het onjuiste advies van advocaat [de advocaat] heeft opgevolgd. Voorts voert notaris [B] verweer tegen de afzonderlijke klachtonderdelen.

6.          De beoordeling van de klacht tegen notaris [B]

6.1.       Zoals in rechtsoverweging 4.1. is overwogen zijn notarissen en kandidaat-notarissen

op grond van artikel 93 lid 1 Wna aan het tuchtrecht onderworpen. De kamer dient de handelwijze van notaris [B] te toetsen aan de in dat artikel omschreven tuchtnorm. De kamer zal hierna de klachtonderdelen puntsgewijs bespreken.

Klachtonderdeel 1

6.2.       Klaagster verwijt notaris [B] in het eerste klachtonderdeel dat notaris [B] zich tegenover enkele erfgenamen op het standpunt heeft gesteld dat de nalatenschap niet met instemming van alle erfgenamen kan worden afgewikkeld overeenkomstig het testament uit 2003, terwijl hij tijdens het telefoongesprek in mei 2011 klaagster heeft medegedeeld dat dit wel mogelijk is en zich ook nadien - in juli 2012 - op het standpunt heeft gesteld dat dit wel mogelijk is. Klaagster voert in dat verband het navolgende aan. Twee broers en een zus van klaagster hebben in het najaar van 2011 notaris [B] geraadpleegd. Notaris [B] heeft toen aangegeven dat het niet mogelijk is om de nalatenschap af te wikkelen overeenkomstig het testament uit 2003 en dat hij niet zou meewerken aan de door de advocaat van klaagster opgestelde verklaringen. Hierdoor heeft de zus van erflater - zij had aanvankelijk de door de advocaat van klaagster opgestelde verklaring ondertekend - haar verklaring heeft ingetrokken. Ook is hierdoor de band tussen klaagster en de broers en zus van klaagster volledig verstoord geraakt, aldus klaagster.

6.3.       Notaris [B] voert hiertegen verweer en voert in dat verband het navolgende aan.

Notaris [B] heeft in het telefoongesprek in mei 2011 klaagster medegedeeld dat het testament

uit 2007 geldig is en dat hij executeur is. Notaris [B] heeft daarbij aangegeven dat indien klaagster van mening is dat erflater wilsonbekwaam was ten tijde van het opstellen van het testament uit 2007 zij zich tot de rechtbank dient te wenden voor een nietigverklaring van dit testament.

Notaris [B] heeft klaagster alstoen wel gewezen op de mogelijkheid dat alle erfgenamen afstand doen van hun rechten (door verwerping of door toedeling om niet aan klaagster), zodat een resultaat zou kunnen worden bereikt dat conform de wensen van klaagster is, te weten afwikkeling van de nalatenschap conform het testament uit 2003. 

In juli 2011 heeft notaris [Y] notaris [B] gebeld met de mededeling dat klaagster en de advocaat van klaagster notaris [Y] om advies hebben gevraagd inzake de nalatenschap van erflater. Klaagster wilde het testament uit 2007 buitengerechtelijk vernietigen. Notaris [B] heeft alstoen aan notaris [Y] medegedeeld dat buitengerechtelijke vernietiging niet mogelijk is, omdat een uiterste

wilsbeschikking in geval van wilsgebreken niet vernietigbaar doch nietig is. Notaris [Y] beaamde dit.

In oktober 2011 heeft weer een andere notaris - notaris [Z] - notaris [B] gebeld met de mededeling dat een broer van klaagster hem advies had gevraagd met betrekking tot een door klaagster en de advocaat van klaagster opgestelde verklaring strekkende tot buitengerechtelijke vernietiging. Notaris [Z] was het met notaris [B] eens dat buitengerechtelijke vernietiging niet mogelijk is en heeft de broer van klaagster geadviseerd om de verklaring niet te tekenen.

In januari 2012 heeft er op verzoek van klaagster een bespreking plaatsgevonden met klaagster en de broers en zus van klaagster. Notaris [B] heeft alstoen uiteengezet dat er twee mogelijkheden waren om een resultaat te bereiken dat conform de wens van klaagster is. De eerste mogelijkheid is een gerechtelijke procedure waarin wordt verzocht om het testament nietig te verklaren wegens wilsonbekwaamheid. De tweede mogelijkheid is een verdeling waarbij alle erfgenamen de nalatenschap om niet toedelen aan klaagster. Verwerping was geen optie, omdat enkele erfgenamen minderjarige kinderen hadden.

In juli 2012 heeft er op verzoek van de zoon van klaagster nogmaals een bespreking plaatsgevonden met klaagster en de broers en zus van klaagster. Notaris [B] heeft alstoen voorgesteld om naar iedere erfgenaam een verklaring te sturen waarop betreffende erfgenaam kan aangegeven of de nalatenschap al dan niet wordt aanvaard en of al dan niet medewerking aan de verdeling wordt verleend. Notaris [B] heeft vervolgens vorenbedoelde verklaringen naar alle erfgenamen gestuurd.

6.4.       De kamer overweegt als volgt. Uit het over en weer gestelde blijkt niet dat notaris [B] wisselende standpunten heeft ingenomen. Notaris [B] heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat het testament uit 2007 in beginsel geldig is en dat dit testament alleen door de rechtbank nietig kan worden verklaard. Notaris [B] heeft klaagster ook gewezen op de mogelijkheden om een resultaat te bereiken dat conform de wensen van klaagster is. De discussie spitst zich toe op de vraag of een uiterste wilsbeschikking buitengerechtelijk kan worden vernietigd indien erflater ten tijde van het opmaken van het testament wilsonbekwaam was. Daarmee rijst de vraag of een uiterste wilsbeschikking in geval van wilsonbekwaamheid vernietigbaar of nietig is. Ingevolge artikel 3:34 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek is een eenzijdige gerichte rechtshandeling vernietigbaar en is een eenzijdige ongerichte rechtshandeling nietig. Van gericht is sprake indien voor het intreden van het rechtsgevolg is vereist dat de verklaring de andere persoon heeft bereikt. De heersende leer is dat een uiterste wilsbeschikking een eenzijdige ongerichte rechtshandeling is. Dit brengt mee dat een uiterste wilsbeschikking in geval van wilsonbekwaamheid nietig en - dus niet vernietigbaar - is. Gelet op het voorgaande is de kamer van oordeel dat notaris [B] zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de uiterste wilsbeschikking van erflater niet buitengerechtelijk kan worden vernietigd. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

klachtonderdeel 2

6.5.       Klaagster verwijt notaris [B] in het tweede klachtonderdeel dat hij pas op 15 januari 2014 contact heeft gehad met advocaat [de advocaat], terwijl hij in januari 2012 had toegezegd dat hij de kwestie met betrekking tot de met de buurman gesloten vaststellingsovereenkomst zou oppakken.

Notaris [B] voert hiertegen verweer en stelt dat hij in september 2011 een bespreking heeft gehad met de buurman. De buurman heeft tijdens dit gesprek te kennen gegeven dat hij afgifte van het legaat wenst en dat hij niet zal meewerken aan de uitvoering van de vaststellingsovereenkomst indien het legaat niet wordt afgegeven. Notaris [B] heeft nog geen juridische stappen tegen de buurman ondernomen, omdat notaris [B] problemen bij de verkoop van de woning van erflater wilde voorkomen. De buurman had namelijk aangegeven dat hij conservatoir beslag zou gaan leggen. Notaris [B] heeft met betrekking tot deze kwestie in 2013 wel een andere advocaat ingeschakeld, omdat hij advocaat [de advocaat] terzake onvoldoende deskundig vond.

De kamer overweegt dat uit de verklaring van notaris [B] volgt dat notaris [B] de kwestie met betrekking tot de met de buurman gesloten vaststellingsovereenkomst wel ter hand heeft genomen.

Dat notaris [B] in dat verband pas later contact heeft gezocht met advocaat [advocaat] acht de kamer niet verwijtbaar. De kamer zal dit klachtonderdeel dan ook ongegrond verklaren.

klachtonderdeel 3

6.6.       Met het derde klachtonderdeel verwijt klaagster notaris [B] dat hij de aangifte erfbelasting niet heeft verzorgd. Gebleken is dat notaris [B] op 15 oktober 2012 de aangifte erfbelasting heeft gedaan. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

klachtonderdeel 4

6.7.       Klaagster verwijt notaris [B] in het vierde klachtonderdeel dat notaris [B] de woning van erflater pas in april 2013 te koop heeft gezet, terwijl hij reeds in juli 2012 heeft toegezegd dat hij een makelaar zou zoeken. Notaris [B] erkent dat in juli 2012 is afgesproken dat hij de woning te koop zou zetten bij een makelaar. Notaris [B] heeft enige tijd gewacht, omdat hij de woning eigenlijk pas te koop wilde zetten zodra alle erfgenamen de in oktober 2012 toegezonden verklaring retour hadden teruggezonden. Notaris [B] heeft vervolgens in oktober of november 2012 aan de makelaar opdracht gegeven om de woning van erflater te verkopen. Door een miscommunicatie tussen notaris [B] en de makelaar is het bord “te koop” pas in april 2013 aan de woning bevestigd, aldus notaris [B].

Met klaagster is de kamer van oordeel dat notaris [B] op dit punt onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. De kamer zal dit onderdeel van de klacht gegrond verklaren.

klachtonderdeel 5

6.8.       Klaagster verwijt notaris [B] in het vijfde klachtonderdeel dat hij onvoldoende voortvarend heeft gehandeld met betrekking tot de verkoop van de participatiebewijzen bij de [...]-bank. Klaagster stelt in dat verband dat zij de participatiebewijzen van erflater al in 2010 (met toestemming van de rechtbank) te koop heeft gezet en dat vanwege het debacle bij de [...]-bank in 2013 slechts de nominale waarde van de participatiebewijzen wordt vergoed. Klaagster betoogt dat de verkoop van de participatiebewijzen in 2011 had moeten plaatsvinden.

Notaris [B] voert hiertegen verweer. Hij stelt dat de [...]-bank de participatiebewijzen heeft afgelost dan wel aflossing heeft toegezegd. Notaris [B] heeft de daarvoor benodigde bescheiden aan de [...]-bank gestuurd.

Naar het oordeel van de kamer had het op de weg van klaagster gelegen dit klachtonderdeel nader

te onderbouwen. De kamer zal dit klachtonderdeel dan ook ongegrond verklaren.

klachtonderdeel 6

6.9.       Klaagster verwijt notaris [B] dat hij - ondanks herhaalde verzoeken van klaagster -

geen adreswijziging aan […], […], de gemeente, de belastingdienst en diverse banken heeft gestuurd waardoor klaagster steeds rekeningen en aanmaningen is blijven ontvangen.

Notaris [B] voert hiertegen verweer en stelt het navolgende. Notaris [B] heeft tijdens het telefoongesprek met klaagster in mei 2011 aan klaagster gevraagd hem informatie te verschaffen over de goederen en schulden van de nalatenschap. Dit heeft klaagster geweigerd. Vanaf juli 2011 heeft klaagster de facturen doorgestuurd naar notaris [B]. Notaris [B] heeft deze facturen betaald. Pas tijdens de bespreking in januari 2012 hebben klaagster en de broers en zus van klaagster ermee ingestemd dat de tegoeden op de bankrekeningen van erflater werden overgeboekt naar de derdengeldrekening. Notaris [B] heeft in november/december 2012 aan […] en […] verzocht voortaan de facturen aan hem te zenden. […] heeft dit verzoek ingewilligd. Vanaf juli 2013 kreeg notaris [B] geen facturen meer van […], omdat klaagster via het internetportaal van […] het adres heeft gewijzigd in haar e-mailadres. […] heeft bericht dat zij klaagster een brief heeft gestuurd met het verzoek de wijziging te bevestigen. Dit heeft klaagster niet gedaan.

Bij repliek stelt klaagster dat notaris [B] pas op 13 januari 2014 een wijziging heeft doorgegeven aan […]. Ter onderbouwing verwijst klaagster naar de overgelegde e-mailcorrespondentie.

Voorts stelt klaagster bij repliek dat de gemeente niets van notaris [B] heeft vernomen.

Bij dupliek stelt notaris [B] dat hij aan […], […] en de gemeente brieven heeft gestuurd met een verklaring van executele en dat keer op keer zijn verzoek niet is verwerkt. Voorts stelt notaris [B] bij dupliek dat klaagster de wijziging bij […] via het internetportaal aan [..] had kunnen doorsturen.

6.10.     De kamer overweegt als volgt. Vast staat dat notaris [B] zijn benoeming als executeur heeft aanvaard. Voorts staat vast dat notaris [B] en klaagster zijn overeengekomen dat klaagster bij de afwikkeling van de nalatenschap een aantal werkzaamheden zou verrichten waaronder het doorsturen van rekeningen en het op orde houden van de woning van erflater. Uit hetgeen klaagster en notaris [B] met betrekking tot de klachtonderdelen 6 en 8 hebben aangevoerd blijkt dat deze klachtonderdelen voortkomen uit onduidelijkheid omtrent de aard en de omvang van de werkzaamheden van klaagster. De kamer stelt voorop dat notaris [B] als executeur verantwoordelijk is voor de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. Het had naar het oordeel van de kamer op de weg van notaris [B] gelegen om duidelijk schriftelijk vast te leggen welke werkzaamheden klaagster namens hem mocht verrichten. Notaris [B] heeft aangegeven dat hij na verloop van tijd genoodzaakt was de afwikkeling van de nalatenschap meer naar zich toe te trekken. Het had naar het oordeel van de kamer eveneens op de weg van notaris [B] gelegen om - zodra hij de werkzaamheden van klaagster in aard of omvang wilde beperken - ook dit schriftelijk vast te leggen. In zoverre is dit klachtonderdeel gegrond.

klachtonderdeel 7

6.11.     Klaagster verwijt notaris [B] in het zevende klachtonderdeel dat notaris [B] de premie opstalverzekering niet tijdig heeft betaald. Dit heeft tot gevolg gehad dat de verzekeringsmaatschappij de verzekering tijdelijk heeft opgeschort, aldus klaagster.

Notaris [B] voert hiertegen verweer en stelt dat klaagster de factuur al in augustus 2013 heeft ontvangen, dat klaagster de factuur in oktober 2013 aan hem heeft gegeven en dat hij de factuur

eind oktober 2013 heeft betaald.

Klaagster heeft in reactie hierop gesteld dat zij in september 2013 bij notaris [B] heeft aangegeven dat deze factuur betaald diende te worden en dat haar printer kapot was. In september kwam er ook een aanmaning, aldus klaagster. Klaagster betoogt dat notaris [B] in september 2013 ook contact had kunnen opnemen met de verzekeraar, omdat notaris [B] beschikte over de factuur over 2012.

Dat de premie opstalverzekering niet tijdig is betaald valt zowel klaagster als notaris [B] aan te rekenen, omdat beiden meer voortvarend hadden kunnen handelen. Onduidelijk is wanneer klaagster nu precies de factuur aan notaris [B] heeft gegeven, wanneer de verzekering is opgeschort en wanneer notaris [B] de factuur heeft betaald. Nu op dit punt onvoldoende door klaagster is gesteld, zal de kamer dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

klachtonderdeel 8

6.12.     Klaagster verwijt notaris [B] tot slot dat hij de bankrekeningen van erflater niet heeft geblokkeerd. Notaris [B] voert hiertegen verweer en betoogt dat het aan klaagster is te wijten dat de bankrekeningen van erflater niet zijn geblokkeerd, omdat was afgesproken dat klaagster het financiële beheer van de nalatenschap zou regelen. Notaris [B] merkt nog op dat hij de saldi van de bankrekeningen naar de rekening derdengelden heeft overgeboekt nadat klaagster en de broers en zus van klaagster daarmee in januari 2012 hadden ingestemd.

De kamer is van oordeel dat ook dit klachtonderdeel voortkomt uit onduidelijkheid omtrent de aard en de omvang van de werkzaamheden van klaagster en verwijst naar hetgeen in rechtsoverweging 6.10.  is overwogen. In zoverre is ook dit klachtonderdeel gegrond.

conclusie

6.13.     Zoals hiervoor is overwogen zijn de klachtonderdelen 4, 6 en 8 tegen notaris [B] gegrond.

De gegronde klachtonderdelen samen rechtvaardigen naar het oordeel van de kamer een maatregel.

De kamer acht de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

7.          De beslissing

7.1.       verklaart de klacht tegen notaris [A] ongegrond;

7.2.       verklaart klachtonderdeel 4, 6 en 8 tegen notaris [B] gegrond;

7.3.       legt aan notaris [B] ter zake van de gegrond verklaarde klachtonderdelen de maatregel van waarschuwing op;

7.4.       verklaart de klacht tegen notaris [B] voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. S.J.G.N.M. Willard, plaatsvervangend voorzitter,

mr. H.G. Robers, rechterlijk lid, mr. L.J.M. Teunissen, notaris lid, mr. M.A.M. Kessels, plaatsvervangend notaris lid, en mr. J.J.G.M. Kuijpers, belasting lid.

Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2014 door mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Vliet als secretaris.

Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.