ECLI:NL:TNORDHA:2014:9 Kamer voor het notariaat Den Haag 13-22

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2014:9
Datum uitspraak: 26-03-2014
Datum publicatie: 11-07-2014
Zaaknummer(s): 13-22
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Registergoed
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klager verwijt de notaris zeer slordig en onprofessioneel handelen bij alle formele handelingen (het opstellen van de verklaring van erfrecht en de akte van levering van het appartementsrecht). Verder werpt de notaris een rookgordijn op door onder de dekmantel van de overige erfgenamen (neven en nichten in de [landennaam]) zijn eigen handelwijze te verbloemen, hetgeen nadelig is voor [X] en klager. De notaris is een “blundernotaris” en de notaris wordt verantwoordelijk gesteld voor alle onkosten, materiële- en immateriële schade.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 26 maart 2014 inzake de klacht onder nummer 13-22 van:

[klager]

hierna ook te noemen: klager,

tegen

[notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht van 2 maart 2013, ingekomen op 5 maart 2013 bij de Kamer van Toezicht te Rotterdam,

·         aanvulling klacht per e-mail van 6 mei 2013, met bijlagen,

·         het antwoord van de notaris,

·         de repliek van klager, met bijlagen,

·         de dupliek van de notaris.

Het procesverloop

De klacht is binnengekomen bij de Kamer van Toezicht te Rotterdam. Per 1 januari 2013 is de Wet op het notarisambt (hierna te noemen: Wna) gewijzigd. Klachten ingediend na 1 januari 2013 dienen op grond van artikel 99 lid 1 Wna (nieuw) te worden ingediend bij de Kamer voor het notariaat waaronder de notaris ressorteert. In dit geval is dat de Kamer voor het notariaat te Den Haag. De mondelinge behandeling bij de Kamer voor het notariaat te Den Haag heeft plaatsgevonden op 13 november 2013. Daarbij waren aanwezig klager en de notaris. Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt. In verband met een mogelijke schikking is de behandeling van de klacht aangehouden tot 22 januari 2014. Op 17 januari 2014 heeft klager de Kamer per e-mail laten weten dat hij en de notaris niet tot overeenstemming zijn gekomen. De Kamer heeft vervolgens aan partijen bericht dat zij op 26 maart 2014 uitspraak zal doen.

De feiten

Klager is de levenspartner partner van [X] (verder: X).

Op 29 december 2008 is te [plaatsnaam] overleden mevrouw [Y], geboren [Z](hierna te noemen: erflaatster).

De enige nog in leven zijnde broer van erflaatster was en is de heer [Z] (hierna te noemen [Z]). [Z] is de vader van [X]

[Z] woont sinds ongeveer 35 jaar in de VS. 

De overige zes broers en zusters van erflaatster zijn vooroverleden.

Erflaatster is in de jaren vijftig van de vorige eeuw naar de VS geëmigreerd en heeft daar tot december 2004 gewoond. Sinds 15 december 2004 woonde zij weer in Nederland.

Erflaatster had de Amerikaanse nationaliteit.

In de nalatenschap vielen onder meer het appartementsrecht aan de [straatnaam en nummer en plaatsnaam] te [plaatsnaam] en een bankrekening bij de Rabobank.

Op 14 januari 2009 heeft [Z] aan [X], die toen nog in Nederland woonde (thans in de VS), boedelvolmacht verleend om de nalatenschap van erflaatster in Nederland af te wikkelen. De boedelvolmacht is door de notaris opgesteld.

Door The Superior Court of California, County of San Diego, is [Z] op 4 mei 2009 benoemd tot Administrator (executeur) van de nalatenschap van erflaatster.

[Z] heeft aan advocatenkantoor Trent Thompson te Helmet California de opdracht verstrekt voor het afhandelen van de nalatenschap van erflaatster. Door dit kantoor is een fout gemaakt: [Z] werd aanvankelijk abusievelijk beschouwd als enig erfgenaam. Pas later is duidelijk geworden dat er meerdere erfgenamen (broers- en zusterskinderen) waren.

Op 13 mei 2009 heeft Trent Thompson een brief met bijlagen gestuurd aan de notaris waarin wordt meegedeeld dat [Z] de [executeur] is van de nalatenschap van erflaatster.

Op 9 juli 2009 heeft de notaris op verzoek van [Z] een verklaring van erfrecht afgegeven, waarin onder meer staat, dat erflaatster bij haar overlijden de Nederlandse nationaliteit had, nimmer gehuwd noch geregistreerd als partner was geweest en dat blijkens een beslissing van de The Superior Court of California, County of San Diego, van 4 mei 2009, [Z] de enig en algeheel erfgenaam is van erflaatster.

Eind 2010 is het tot de nalatenschap behorende appartementsrecht [adres en plaatsnaam] verkocht. De Kamer begrijpt dat [X] daarbij is opgetreden als verkoper/gemachtigde van de executeur [Z].

Begin 2011 heeft de notaris de akte van levering gepasseerd inzake dit appartementsrecht. De verkoopopbrengst is door de notaris op een gezamenlijke spaarrekening van [X] en klager gestort.

Medio/eind 2011 komt in de VS de afwikkeling van de nalatenschap in een afrondende fase. De notaris heeft eind 2011 [X] en klager verzocht contact met hem op te nemen. In januari 2012 heeft er tussen hen een gesprek plaatsgevonden.

Op 23 januari 2012 schrijft de notaris in een brief aan [X] het volgende:

“(…)

Ik heb u eerder geschreven dat mijn conclusie in de eerdere verklaring van erfrecht onjuist was, uw vader is benoemd tot [executeur] en niet enig erfgenaam.

Nogmaals excuses voor deze vergissing.

(…)”.

Sinds april/mei 2012 loopt bij de rechtbank te Rotterdam een civiele procedure over de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster, in welke procedure de notaris, de maatschap waartoe hij behoort en de overige erfgenamen als eisers optreden tegen [Z] en [X] als gedaagden. De notaris en de maatschap waartoe hij behoort hebben daaraan voorafgaand beslag laten leggen op het aan [X] en klager in gezamenlijk eigendom toebehorende registergoed aan de [adres en plaatsnaam].

De klacht en het verweer van de notaris

Klager verwijt de notaris het volgende:

1. zeer slordig en onprofessioneel handelen bij alle formele handelingen (het opstellen van de verklaring van erfrecht en de akte van levering van het appartementsrecht);

2. de notaris werpt een rookgordijn op door onder de dekmantel van de overige erfgenamen (neven en nichten in de VS zijn eigen handelwijze te verbloemen, hetgeen nadelig is voor [X] en klager. Een notaris dient de belangen van alle partijen te dienen en hij behoort geen partij te kiezen voor een deel van de erfgenamen;

3. de notaris is een “blundernotaris”;

4. de notaris wordt verantwoordelijk gesteld voor alle onkosten, materiële- en immateriële schade.

De notaris heeft het volgende aangevoerd. Klager verwijt de notaris en anderen dat er fouten zijn gemaakt. Dat moge zo zijn, maar enige eigen schuld casu quo opzet om gelden uit de boedel weg te sluizen acht de notaris bij klager en [X] aanwezig. Een notaris heeft niet alleen de belangen van zijn cliënten, maar ook die van derden (Belastingdienst, andere erfgenamen) te behartigen. Door beslag te laten leggen heeft de notaris niet gehandeld in strijd met de Notariswet. Er is sprake van een incorrecte eerste verklaring van erfrecht en daarna een transportakte die op die onjuiste verklaring van erfrecht is gebaseerd. Na ontdekking van de onjuistheden in de verklaring van erfrecht heeft de notaris contact gezocht met partijen. Uiteindelijk heeft na langdurig aandringen begin januari 2012 een bespreking plaatsgevonden. Toen de notaris was gebleken dat [X] en klager niet bereid waren de opbrengst van de verkoop van het appartementsrecht terug te storten op de kwaliteitsrekening van de notaris is in overleg met de overige erfgenamen een beslaglegging in gang gezet. Door de advocaat van de notaris zijn klager en [X] voor de laatste maal gesommeerd. Toen daar ook niet op werd gereageerd is er beslag gelegd. De notaris heeft gehandeld uit de overtuiging dat recht gedaan moest worden aan de belangen van de overige erfgenamen. In deze tuchtprocedure is echter geen ruimte om de civiele procedure geheel over te doen.

De beoordeling van de ontvankelijkheid

Artikel 99, eerste lid van de Wet op het notarisambt (Wna) bepaalt, voor zover hier van belang, dat klachten kunnen worden ingediend door “een ieder met enig redelijk belang”.

De tot 1 januari 2013 geldende Wna kende een dergelijke bepaling niet. Onder het oude recht werd voor de beoordeling van de vraag wie een klacht kon indienen aansluiting gezocht bij artikel 49 Wna, dat bepaalt aan wie afschrift van een akte kan worden verstrekt door de notaris. Voorts gold volgens tuchtrechtelijke jurisprudentie dat degene die zodanig bij het in een klacht gewraakte doen en/of nalaten van een notaris betrokken was, dat hij als belanghebbende bij een uitspraak over een klacht kon worden aangemerkt, in die klacht kon worden ontvangen. Bij de beantwoording van de vraag of iemand een zodanige belanghebbende was, speelde een rol  in hoeverre deze door het handelen of nalaten van een notaris zodanig in zijn eigen belang kon worden getroffen dat deze daarin behoorde te mogen opkomen ter bescherming van dat belang, of in hoeverre deze anderszins zo nauw betrokken was geweest bij het onderwerp dat in de klachtprocedure werd behandeld, dat daarin een belang was gelegen om in die procedure te verschijnen. Uit de wetsgeschiedenis van het tot 1 januari 2013 geldende artikel 99 Wna bleek verder dat zowel de KNB als het Bureau Financieel Toezicht een tuchtrechtelijke klacht konden indienen, evenals, bijvoorbeeld, collega-notarissen. Blijkens de Memorie van Toelichting op het huidige artikel 99 lid 1 is in de herziene tekst van het eerste lid geëxpliciteerd dat de kring van degenen die een tuchtrechtelijke klacht kunnen indienen bestaat uit een ieder die enig redelijk belang heeft bij de indiening van een klacht. Dit belang kan volgen uit betrokkenheid bij een specifieke zaak of bestaan uit een belang bij de handhaving van de beroepsnormen en -regels voor het notariaat. Naast de cliënt van de notaris, de KNB en het Bureau kan hierbij, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, worden gedacht aan belangenorganisaties, het openbaar ministerie en instanties die zijn belast met het taken die raken aan werkzaamheden van de notaris, zoals gemeenten, de belastingdienst of het kadaster. Er geldt dan ook een ruim belanghebbendenbegrip: een rechtstreeks belang bij de klacht is niet zonder meer vereist, ook een indirect of afgeleid belang van de klager kan grond zijn voor ontvankelijkheid. Hiermee is een ruime toegang tot de tuchtrechtelijke klachtprocedure beoogd ter ondersteuning van de corrigerende functie van het tuchtrecht en het zelfreinigend vermogen van de beroepsgroep.

Voor de beoordeling van de vraag of klager enig redelijk belang heeft bij de klacht acht de Kamer het volgende van belang.

Vast staat dat klager de levenspartner is van [X] Tijdens de mondelinge behandeling heeft klager gesteld dat hij de klacht mede namens [X] heeft ingediend c.q. had moeten indienen. Verder heeft hij onweersproken gesteld dat de koopsom van het appartement door de notaris is gestort op een en/of spaarrekening van [X] en hemzelf en dat door de notaris beslag is gelegd op die rekening alsmede op het aan klager en [X] gezamenlijk in eigendom toebehorende pand aan de [adres en plaatsnaam]. 

Daarmee is het belang van klager bij de onderhavige klacht naar het oordeel van de Kamer voldoende gebleken. Klager wordt dan ook ontvankelijk verklaard in zijn klacht en de Kamer komt toe aan een inhoudelijke behandeling van de klacht.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. 

Wat betreft het onzorgvuldig en onprofessioneel handelen van de notaris alsmede het verwijt dat de notaris een blundernotaris is overweegt de Kamer het volgende.

Vast is komen te staan dat in de verklaring van erfrecht van 9 juli 2009 een aantal onjuistheden zijn vermeld. Zo staat er in dat erflaatster ten tijde van haar overlijden de Nederlandse nationaliteit had, terwijl zij blijkens het ook door de notaris geraadpleegde uittreksel uit de GBA Amerikaans staatsburger was, dat [Z] bij beslissing van het The Superior Court of California, County of San Diego tot enig en algeheel erfgenaam was benoemd, terwijl hij in feite tot executeur was benoemd en dat erflaatster nimmer gehuwd is geweest, terwijl in de boedelvolmacht die de notaris op 14 januari 2009 heeft opgesteld staat dat erflaatster weduwe is van de heer [Y].

Bij het opstellen van de akte van levering van het appartementsrecht is de notaris uitgegaan van de door hem afgegeven verklaring van erfrecht met onjuiste inhoud. [Z] was geen enig erfgenaam en was dus ook niet alleen bevoegd tot leveren.

Gelet op het voorgaande is sprake van een opeenstapeling van fouten van de notaris en moet de conclusie luiden dat hij zeer onzorgvuldig heeft gehandeld.

Daaraan doet niet af dat [Z] en [X] (wellicht) al veel eerder dan eind 2011 wisten van de fouten in de verklaring van erfrecht en de leveringsakte en de notaris daarvan dus ook eerder op de hoogte hadden kunnen en moeten stellen.

Weliswaar heeft de notaris zijn excuses aangeboden voor zijn onzorgvuldig handelen, maar dat betekent niet dat zijn handelen daardoor niet meer als tuchtrechtelijk laakbaar moet worden aangemerkt.

Tot op heden is niet gebleken dat de notaris zich actief heeft ingespannen om de door hem gemaakte fouten te herstellen. Beide klachtonderdelen zijn derhalve gegrond.

Wat betreft het verwijt dat de notaris een rookgordijn opwerpt overweegt de Kamer het volgende. De Kamer begrijpt dit klachtonderdeel aldus, dat klager de notaris verwijt dat hij uitsluitend beslag heeft doen leggen op de en/of spaarrekening van klager en [X] en de aan hen gezamenlijk in eigendom toebehorende woning te [plaatsnaam], om zijn eigen fouten te verbloemen. Klager wijst erop, dat het beslag niet mede is gelegd door of namens de andere erfgenamen, maar uitsluitend door de notaris (en de maatschap waartoe hij behoort).

De Kamer is van oordeel dat de notaris als betrokken notaris de belangen van alle erfgenamen moet dienen. Door  uit eigen naam (en die van de maatschap waartoe hij behoort) beslag te leggen heeft de notaris zich als partij  opgesteld tegenover één der erfgenamen, namelijk ([X]) in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van) [Z] en vervolgens is de notaris tezamen met de overige erfgenamen een civiele procedure gestart tegen [Z]. Dit is een handelwijze die een behoorlijk notaris niet betaamt. Dit klachtonderdeel is daarom eveneens gegrond.

Niet de Kamer, maar de civiele rechter is bevoegd om een oordeel te geven over de vraag of de notaris verantwoordelijk is voor alle onkosten en materiële en immateriële schade die klager stelt geleden te hebben als gevolg van de fouten van de notaris. Klager zal in zoverre dan ook niet ontvankelijk worden verklaard.

Op te leggen maatregel

De Kamer is van oordeel dat de notaris klachtwaardig heeft gehandeld. De notaris heeft, zoals hiervoor is overwogen, meerdere fouten gemaakt, waardoor uiteindelijk een registergoed is geleverd door een daartoe niet (alleen) bevoegde verkoper. Toen de notaris de door hem gemaakte fouten ontdekte heeft hij weliswaar zijn excuses daarvoor aangeboden, maar er vervolgens niet alles aan gedaan om deze fouten te herstellen. Hij heeft  beslag laten leggen op de bankrekening en de onroerende zaak van (onder meer) klager.

Gelet op het feit dat het om een opeenstapeling van fouten gaat en de notaris er, na ontdekking van die fouten, niet alles aan heeft gedaan om (de gevolgen van) die fouten te herstellen, acht de Kamer de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt van notaris voor de duur van één week passend en geboden.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart klager voor wat betreft klachtonderdeel 4 niet ontvankelijk;

verklaart de overige klachtonderdelen gegrond;

legt de notaris de maatregel van één week schorsing in de uitoefening van zijn ambt op;

bepaalt dat de secretaris binnen een maand nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, aan de notaris bij aangetekende brief de datum zal meedelen waarop de opgelegde maatregel van kracht wordt.

Deze beslissing is gegeven door mrs. M.G.L. den Os-Brand, voorzitter, R.R. Roukema, F. Hoppel, J. Smal en J.P. van Loon, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2014.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.