ECLI:NL:TNORDHA:2014:24 Kamer voor het notariaat Den Haag 13-61

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2014:24
Datum uitspraak: 10-09-2014
Datum publicatie: 18-09-2014
Zaaknummer(s): 13-61
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de notaris dat zij heeft meegewerkt aan valsheid in geschrifte.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 10 september 2014 inzake de klacht onder nummer 13-61 van:

[klaagster]

hierna te noemen: klaagster,

tegen

[notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna te noemen: notaris,

advocaat: mr. G.L. Maaldrink te Den Haag.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht per e-mail ingekomen op 3 november 2013 en per post ingekomen op 4 november 2013, met bijlagen,

·         e-mail van 7 november 2013 van klaagster,

·         het antwoord van de notaris, met bijlage,

·         de repliek van klaagster, met bijlagen,

·         de dupliek van de notaris, met bijlage,

·         aanvulling klaagster per e-mail van 14 januari 2014, met bijlage,

·         aanvullende producties van de notaris gedateerd 2 mei 2014, ingekomen op 1 mei 2014,

·         aanvullende producties van klaagster per e-mail van 7 mei 2014,

·         aanvullende producties van klaagster per e-mail van 1 juni 2014,

·         aanvullende productie van klaagster per e-mail van 7 juni 2014.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 juli 2014. Daarbij waren aanwezig klaagster en de notaris bijgestaan door advocaat mr. G.L. Maaldrink. Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt met daaraan in afschrift gehecht de op de zitting overgelegde pleitaantekeningen van de notaris.

De feiten

Op 5 december 1997 heeft de partner van klaagster, de heer [A]  (hierna te noemen: [A]), een verkeersongeval gehad. [A] heeft daarbij zwaar hersenletsel opgelopen. Hij verblijft sinds februari 1998 in een verpleeghuis. Ten tijde van het ongeval voerden klaagster en [A] een gemeenschappelijke huishouding in de woning aan de [adres en woonplaats], welke zij in gemeenschappelijk eigendom hebben. Op 17 oktober 1996 hebben zij, verleden voor mr. [notaris] te [vestigingsplaats], een samenlevingsovereenkomst gesloten.

In artikel 3 van de samenlevingsovereenkomst staat:

“(…)

Gemeenschappelijk vermogen

Artikel 3

1.Partijen verlenen elkander over en weer volmacht voor het verrichten van rechtshandelingen welke strekken ten behoeve van de gewone gang van de huishouding.

(…)”.

In artikel 13 van de samenlevingsovereenkomst staat:

“(…)

Beëindiging van de samenleving

Artikel 13

1.In geval de samenleving anders dan door overlijden van een der partijen eindigt, worden de goederen welke hun in mede-eigendom toebehoren, (…) verdeeld.

(…)”.

In artikel 19 van de samenlevingsovereenkomst staat:

“(…)

Duur van de overeenkomst

Artikel 19

1.Het in de vorige artikelen bepaalde geldt gedurende de periode dat de samenleving duurt, behoudens uiteraard de gelding van de bepalingen welke naar hun aard zijn bestemd te werken na de beëindiging van de samenleving

(…)”.

Bij beschikking van de kantonrechter te Brielle is op 3 december 2002 Stichting De Rotonde benoemd tot bewindvoerder. Klaagster heeft de rechtbank Rotterdam verzocht de bewindvoerder te ontslaan en haar in die bevoegdheid te benoemen. Genoemde rechtbank heeft bij beschikking van 2 november 2009 het verzoek afgewezen. Klaagster is tegen voornoemde beschikking in hoger beroep gegaan. Bij beschikking van het Gerechtshof ’s-Gravenhage is op 15 december 2010 Beschermingsbewindkantoor Nederland (hierna: bewindvoerder) tot opvolgend bewindvoerder benoemd.

Op 31 juli 2013 heeft de notaris een brief gestuurd aan de bewindvoerder. Hierin staat het volgende vermeld:

“ (…)

“Naar aanleiding van uw email van 30 juli jl. en ons telefonisch onderhoud van hedenmiddag bevestig ik hierbij dat de heer en mevrouw [B en C] zich tot mij gewend hebben met het verzoek de belangen van hun zoon, de heer[A], te behartigen. Uit dien hoofde heb ik eerst een gesprek gevoerd met uw cliënt en vastgesteld dat hij in ieder geval tegenover mij heel duidelijk is geweest over zijn “relatie” met mevrouw [klaagster]. Daarna heb ik een gesprek gehad met de mentor, de heer [D], en vervolgens met de ouders.

(…)

Op grond van artikel 13 lid 1 van het samenlevingscontract geldt het samenlevingscontract als beëindigd op de dag dat de samenleving is beëindigd. Naar mijn mening is hiervan sprake op het moment dat definitief vast stond dat de heer [A] niet meer kon terug keren naar de woning aan de [adres]. In artikel 15 staat vermeld hoe gehandeld dient te worden in geval tussen partijen een geschil bestaat omtrent de vraag op welke datum de samenleving werd beëindigd. Naar mijn mening kan geen sprake zijn van een geschil over deze datum, aangezien deze datum vastgesteld kan worden aan de hand van meerdere objectieve gegevens.

(…)”.

Klaagster heeft op 13 augustus 2013 een verzoek ingediend tot ontslag van Beschermingsbewindkantoor Nederland als bewindvoerder. Het verzoek is afgewezen. Klaagster heeft hoger beroep ingesteld.

De klacht en het verweer van de notaris

Klaagster heeft de klacht als belanghebbende bij de Kamer ingediend. De klacht is ook namens [A] ingediend. De volmacht hiervoor ontleent klaagster uit artikel 3 van de samenlevingsovereenkomst.

Klaagster verwijt de notaris dat zij heeft meegewerkt aan valsheid in geschrifte. De bewindvoerder is een fantast die de kantonrechter, die zou oordelen over het door klaagster op 13 augustus 2013 ingediende verzoek tot ontslag van de bewindvoerder, heeft misleid door ten onrechte te beweren dat er door psychologen een grote medische vooruitgang was waargenomen bij [A]. Samen met de ouders van [A] manipuleren zij de waarheid over de medische situatie om het doel, beëindiging van de samenlevingsovereenkomst, te bereiken.

Klaagster stelt dat [A] geenszins in staat is om zelfstandig te communiceren.

Bij het aangaan van de samenlevingsovereenkomst hebben klaagster en [A] afspraken gemaakt. Deze afspraken eindigen niet ineens doordat een van hen – zonder daar zelf voor gekozen te hebben – is opgenomen in een verpleeghuis. [A] heeft zich niet zelf in het GBA uitgeschreven. Doordat hij werd opgenomen in het verpleeghuis was er geen andere keus dan dat zijn (voormalig) woonadres briefadres werd.

De notaris heeft het volgende aangevoerd. Klaagster beschikt niet over een volmacht van [A] of zijn bewindvoerder om deze tuchtprocedure te voeren. De Kamer dient derhalve [A] niet ontvankelijk te verklaren.

De ouders van [A] hebben zich in 2013 tot de notaris gewend met het verzoek hen en hun zoon te adviseren over de samenlevingsovereenkomst. Uit recent deskundigenrapport was namelijk gebleken dat [A] onder strikte omstandigheden wilsbekwaam zou zijn. De notaris heeft toen aangegeven dat zij, alvorens zij een opinie af zou kunnen geven, eerst een gesprek wilde met [A]. De notaris was dus benaderd om op te treden als partijnotaris. Daarna heeft de notaris een gesprek gehad met de mentor van [A]. Daarna wilde de notaris contact opnemen met de bewindvoerder. Die weigerde contact. De notaris heeft vervolgens de ouders van [A] geadviseerd een advocaat te raadplegen met betrekking tot hun eigen rechtspositie in relatie tot hun zoon. Blijkbaar hebben de ouders daarna contact gezocht met de bewindvoerder. Op verzoek (per e-mail) van de bewindvoerder heeft de notaris contact met hem gezocht op 31 juli 2013. In het telefoongesprek heeft de notaris de vraag van de bewindvoerder of de samenlevingsovereenkomst opgezegd kon worden, bevestigd. Zij heeft de inhoud van het telefoongesprek vastgelegd in de brief van diezelfde datum. Geconcludeerd kon worden dat de samenlevingsovereenkomst nagenoeg uitsluitend vermogensrechtelijke gevolgen van de samenleving regelde en dus viel onder het beheer van de bewindvoerder, die dus ook bevoegd is om deze samenlevingsovereenkomst op te zeggen.

Uit de literatuur blijkt dat de samenwoning eindigt bij (definitieve) opname in een zorginstelling. Zou de samenlevingsovereenkomst hebben moeten blijven gelden, dan zou dit in de overeenkomst geregeld moeten zijn. In onderhavige samenlevingsovereenkomst ontbreekt een dergelijke bepaling en uit de samenlevingsovereenkomst is ook niet af te leiden dat dit de bedoeling van partijen was.

Gewaakt moet worden dat het civielrechtelijke “partner” begrip wordt verward met het fiscaalrechtelijke. In de fiscale wetgeving kan men onder omstandigheden in geval van opname in een zorginstelling als elkaars partner worden aangemerkt.

Nu de notaris advies heeft verstrekt aan de bewindvoerder, is klaagster geen belanghebbende. Zij dient primair niet ontvankelijk te worden verklaard. Subsidiair dient de klacht ongegrond te worden verklaard nu het de notaris als partijadviseur was toegestaan om verslag van haar waarnemingen en haar beoordeling van [A] per telefoon en daarna per brief aan de bewindvoerder over te brengen.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. 

Voor zover de klacht is ingediend namens [A] overweegt de Kamer als volgt. De volmacht als genoemd in de samenlevingsovereenkomst ziet alleen op huishoudelijke zaken. Het voeren van deze tuchtprocedure valt hier niet onder. Klaagster wordt dan ook in haar gestelde hoedanigheid van vertegenwoordiger van [A] niet ontvankelijk verklaard in haar klacht.

Voor zover de klacht is ingediend door klaagster als belanghebbende, is klaagster in haar klacht ontvankelijk. Zij is immers de (gewezen) levensgezel van [A], aan wiens bewindvoerder het onderwerpelijk advies van de notaris gegeven is. De notaris heeft op verzoek van de bewindvoerder als partijnotaris haar opinie gegeven.

De Kamer overweegt dat een partijnotaris een verwijt gemaakt kan worden over het door hem aan zijn cliënt gegeven advies, indien komt vast te staan dat een redelijk handelend notaris een dergelijk advies niet gegeven kan hebben. Daarvan is geen sprake. Daarbij is van belang dat de notaris, hoewel zij met [A] contact heeft gehad, haar mening geeft over de beëindiging van de samenleving op basis van een juridische uitleg van de samenlevingsovereenkomst. Van die uitleg, die voor het overige aan de burgerlijke rechter is voorbehouden, kan niet gezegd worden dat deze door een redelijk handelend notaris niet kon worden gegeven. De klacht is derhalve ongegrond.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht, voor zover ingediend in de gestelde hoedanigheid van vertegenwoordiger van [A];

verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. R.J. Paris, voorzitter, R.R. Roukema, F. Hoppel, H.M. Kolster en J.P. van Loon, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 10 september 2014.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.