ECLI:NL:TNORDHA:2014:12 Kamer voor het notariaat Den Haag 13-47

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2014:12
Datum uitspraak: 26-03-2014
Datum publicatie: 11-07-2014
Zaaknummer(s): 13-47
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de kandidaat-notaris dat zij weigert te motiveren op welke rechtsgrond zij haar oordeel baseert dat de legaten zijn vervallen. Zij weigert inhoudelijk te reageren.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 26 maart 2014 inzake de klacht onder nummer 13-47 van:

[klaagster],

hierna ook te noemen: klaagster,

gemachtigde:[X],

tegen

mr. [kandidaat-notaris],

kandidaat-notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de kandidaat-notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, ingekomen op 10 september 2013, met bijlagen,

·         het antwoord van de kandidaat-notaris, met bijlagen,

·         de repliek van klaagster, met bijlagen,

·         de dupliek van de kandidaat-notaris.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 februari 2014. Daarbij waren aanwezig klaagster en haar gemachtigde [X] en de kandidaat-notaris met kantoorgenoten mr. [Y] en mr. [Z].

Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt met daaraan in afschrift gehecht de op de zitting overgelegde pleitaantekeningen van klaagster en de kandidaat-notaris.

De feiten

Op 30 januari 2013 is de heer [W] (hierna te noemen: erflater) overleden. Erflater was gehuwd met mevrouw [V]. Mevrouw [V] heeft uit een andere relatie twee kinderen, onder wie klaagster. Dit huwelijk is op 6 augustus 2008 na echtscheiding ontbonden. Erflater heeft op 11 februari 1988 voor mr. [U], notaris te [vestigingsplaats], een testament gemaakt. In het testament staat het volgende vermeld:

“(…)

Ten tweede: In het geval ik kom te overlijden voor mijn echtgenote voornoemd, beschik ik als volgt:

A. Ik legateer aan ieder van de kinderen van mijn genoemde echtgenote een vordering ter grootte van het zuiver erfdeel dat zij gehad zouden hebben indien zij ten tijde van mijn overlijden wettige kinderen van mij geweest zouden zijn en ik niet bij testament over mijn nalatenschap zou hebben beschikt, zulks renteloos en onopeisbaar tot het overlijden van mijn genoemde echtgenote.

Ingeval één der legatarissen voor of tegelijk met mij is overleden treedt zijn nakomelingschap in zijn plaats op de wijze voor de delen als bij de wettelijke plaatsvervulling.

B.Onder de last van de sub A vermelde legaten benoem ik tot enige erfgenamen van mijn gehele nalatenschap mijn erfgenamen die dit zijn krachtens de wet, waarbij ter berekening van de grootte der erfdelen van het saldo van mijn nalatenschap afgetrokken dienen te worden de bedragen der legaten als onder A vermeld.

(…)”.

Erflater heeft zijn dochter als enig erfgename achtergelaten. Zij heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard.

Op 16 april 2013 ontvangt klaagster van de kandidaat-notaris de volgende brief:

“(…)

Bij mij is in behandeling de nalatenschap van de heer [W](…).

Uit inlichtingen van het Centraal Testamenten Register blijkt dat de heer [W] een testament heeft opgemaakt, waarvan een kopie is bijgevoegd.

Hieruit blijkt dat u als legataris staat vermeld. Echter, het testament is opgemaakt ten tijde van het huwelijk van de heer [W] met uw moeder. Er dient in beginsel te moeten worden aangenomen dat de legaten ten behoeve van u en uw broer zijn komen te vervallen, tenzij u kunt aantonen dat het de bedoeling van de heer [W] is geweest om deze legaten ook in stand te houden na echtscheiding.

Indien u dit niet kunt aantonen dat dient er een vaststellingsovereenkomst te worden getekend door u, uw broer en de erfgename waarin staat dat u beiden geen aanspraak zult maken op het legaat.

(…)”.

Uit de stukken is niet gebleken dat de notaris in het boedelregister is ingeschreven als boedelnotaris of betrokken notaris.

Op 28 mei 2013 stuurt klaagster de volgende e-mail aan de kandidaat-notaris:

“(…)

1.Er wordt door de legatarissen geenszins ingestemd met met het afzien van de legaten, zoals gesteld in uw schrijven van 16 april jl.

2.Er wordt door de legatarissen verzocht stukken te overleggen door u of uw cliënt, waaruit blijkt dat het door u gezonden testament niet in stand gehouden zou kunnen worden.

3.Elk der drie kinderen, zoals genoemd in het testament en te weten de dochter en de de twee kinderen van de ex-echtgenote, krijgt een evenredig erfdeel zijnde één derde van de baten minus de te verrekenen kosten.

4.De legatarissen verzoeken inzage in het dossier om vast te kunnen stellen welk evenredig legaat rechtmatig is volgens het testament.

(…)”.

Op 29 mei 2013 antwoordt de kandidaat-notaris als volgt:

“(…)

Uit uw email blijkt dat u en de heer [A] aanspraak willen maken op het legaat.

Ik heb mevrouw [B] op de hoogte gesteld van uw email. Zij gaat een advocaat in de arm nemen.

Haar advocaat zal verder met u contact opnemen.

Mijn dossier bevat verder geen informatie over de omvang van de nalatenschap.

(…)”.

Op 25 juli 2013 schrijft de advocaat van de erfgename, mr. [C], de volgende brief aan klaagster en haar broer:

“(…)

Cliënte heeft mij opdracht gegeven om u in rechte te betrekken omdat u tot op heden niet vrijwillig het legaat hebt verworpen(…).

Uitsluitend om een langslepende en kostbare procedure te voorkomen en onder voorbehoud van alle rechten en weren, doet cliënte u beiden hierbij een laatste voorstel. Cliënte is bereid om u beiden € 2.000,00 (dus per persoon) te betalen onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat u beiden met het voorstel akkoord gaat en u beiden (binnen de hierna vermelde termijn) een gedateerde en ondertekende verklaring aan mij toestuurt waarin u verklaart dat u het legaat verwerpt en niets meer van cliënte te vorderen hebt en niets meer zal vorderen ter zake de nalatenschap van de heer [W] en haar algehele en finale kwijting verleent.

(…)”.

De klacht en het verweer van de kandidaat-notaris

Klaagster verwijt de kandidaat-notaris dat zij weigert te motiveren op welke rechtsgrond zij haar oordeel baseert dat de legaten zijn vervallen. Zij weigert inhoudelijk te reageren. De kandidaat-notaris verwijst naar een derde (de advocaat van de erfgename), terwijl het op haar weg ligt haar eigen verantwoordelijkheid te nemen. Door het handelen van de kandidaat-notaris lijkt het er op dat klaagster gedwongen wordt in een geschil met de erfgename te geraken. De kandidaat-notaris weigert om klaagster informatie te verschaffen over de omvang van het legaat. Verder heeft klaagster bij de kandidaat-notaris een gebrek aan kennis van het erfrecht en van de taak en positie van een kandidaat-notaris bij de behandeling van een nalatenschap geconstateerd. De kandidaat-notaris schept onduidelijkheid over haar rol, aangezien kantoorgenoot mr.[Z] geen boedelnotaris is. Door het optreden van de kandidaat-notaris is haar betrouwbaarheid als kandidaat-notaris ernstig aangetast en heeft het vertrouwen in het notariaat schade opgelopen.

De kandidaat-notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna ­ voor zover nodig ­ zal worden besproken.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de kandidaat-notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 van de Wet op het notarisambt (Wna). Een kandidaat-notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als kandidaat-notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk kandidaat-notaris niet betaamt. 

De kandidaat-notaris heeft het volgende aangevoerd. De erfgename was de mening toegedaan dat de legaten waren vervallen. Na het raadplegen van de literatuur waren bij de kandidaat-notaris twijfels gerezen over de (on)geldigheid van de legaten. In overleg met en op verzoek van de erfgename heeft de kandidaat-notaris de twijfels verwoord in de brief van 16 april 2013. Klaagster heeft vervolgens daarop niet gereageerd. Wel heeft de moeder van klaagster een voorstel gedaan. De erfgename heeft dit voorstel van € 10.000,- per kind niet geaccepteerd en kwam met een tegenvoorstel van € 2.000,- per kind. Vervolgens heeft de erfgename zich tot een advocaat gewend. De nalatenschap was in behandeling op het notariskantoor, maar een van de kantoorgenoten was geen boedelnotaris. De erfgename was zelf bezig de nalatenschap te inventariseren. In een dergelijk geval is het niet aan de kandidaat-notaris inzage te geven in de mogelijk wel beschikbare gegevens. Aangezien er door de advocaat van de erfgename een procedure was aangekondigd, was de kandidaat-notaris niet bevoegd om zonder ruggespraak met de (advocaat van de) erfgename mededelingen te doen richting de adviseur van klaagster. Klaagster is schuldeiser. De belangen van een erfgename zijn anders dan die van een schuldeiser.

De kandidaat-notaris heeft verder aangevoerd dat zij in de brief van 16 april 2013 geen rechtsoordeel heeft uitgesproken, maar juist haar twijfel heeft weergegeven. De kandidaat-notaris heeft daarom de woorden “er dient in beginsel” gebruikt. Door die woorden te gebruiken werden de erfgename en de legatarissen mogelijke juridische stappen niet onthouden. De kandidaat-notaris zat tussen twee vuren. Dat kan haar niet aangerekend worden.

De Kamer overweegt het volgende. Vast is komen te staan dat de erfgename de kandidaat-notaris alleen de opdracht had gegeven om een verklaring van erfrecht op te stellen alsmede de beneficiaire aanvaarding te regelen. De vraag over de geldigheid van de legaten is dan niet aan de orde. Dat de kandidaat-notaris in de brief van 16 april 2013 de combinatie van de woorden “bij mij is in behandeling” en “in beginsel” heeft gebruikt, is onzorgvuldig. Zij heeft daarmee een verkeerde indruk gewekt, namelijk alsof een van haar kantoorgenoten partij-notaris zou zijn voor de erfgename of boedelnotaris, belast met het afwikkelen van de nalatenschap. Bovendien volgt uit de woordkeus (“in beginsel”) een standpunt, hetgeen - naar achteraf blijkt - niet de bedoeling is geweest. Het had op de weg van de kandidaat-notaris gelegen om in de betreffende brief te melden dat er duidelijkheid moest komen over de geldigheid van de legaten, dat de erfgename de geldigheid betwist en dat de kandidaat-notaris klaagster daarom verzoekt zich daarover uit te laten.

De klacht voor zover betrekking hebbend op het gebrek aan informatie betreffende de omvang van het legaat wordt verworpen. Gezien de beperkte opdracht aan de kandidaat-notaris was zij niet gebonden die informatie - zo zij al daarover zou beschikken - te verstrekken. Zij heeft dan ook juist gehandeld door ter zake te verwijzen naar de (advocaat van de) erfgename.

De Kamer acht het handelen van de kandidaat-notaris dermate onzorgvuldig dat zij de maatregel van waarschuwing passend acht.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht deels gegrond met oplegging van de maatregel van waarschuwing;

wijst de klacht voor het overige af;

bepaalt dat de opgelegde maatregel, nadat tegen onderhavige beslissing geen rechtsmiddel meer openstaat, ten uitvoer zal worden gelegd op een nader te bepalen vergadering van de Kamer, waartoe de kandidaat-notaris per aangetekende brief zal worden opgeroepen door de secretaris.

Deze beslissing is gegeven door mrs. R.J. Paris, voorzitter, A.F.L. Geerdes, R. van der Galiën, J.P. van Loon, R.B. van der Horst en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2014.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.