ECLI:NL:TNORDHA:2014:11 Kamer voor het notariaat Den Haag 13-45

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2014:11
Datum uitspraak: 18-06-2014
Datum publicatie: 11-07-2014
Zaaknummer(s): 13-45
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De notarissen wordt verweten dat zij weigeren om een afschrift van de akte betreffende de tweede volmacht te verstrekken.Verder wordt hen verweten dat zij een volmacht hebben opgemaakt zonder daarbij deugdelijk de wilsbekwaamheid van vader te toetsen overeenkomstig het daarvoor geldend protocol, met alle gevolgen van dien.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 18 juni 2014 inzake de klacht onder nummer 13-45:

[klaagster],

hierna ook te noemen: klaagster,

tegen

[kandidaat-notaris],

kandidaat-notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de kandidaat-notaris,

en

[notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris,

hierna tezamen te noemen: de notarissen.

De procedure

Op 13 januari 2014 heeft de voorzitter bij beslissing klaagster niet ontvankelijk verklaard, omdat klaagster geen belanghebbende is.

Klaagster heeft tegen deze beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzet is per e-mail ingekomen op 28 januari 2014, derhalve binnen veertien dagen na de dag van verzending aan klaagster van het afschrift van de beslissing van de voorzitter. Het verzet is mitsdien tijdig ingesteld.

De mondelinge behandeling van het verzet heeft plaatsgevonden op 26 februari 2014. Daarbij was klaagster aanwezig, bijgestaan door mr.[A]. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt. Klaagster heeft een pleitnotitie overgelegd, welke aan dit proces-verbaal is gehecht.

Bij beslissing van 26 maart 2014 heeft de Kamer het verzet van klaagster gegrond verklaard.

De mondelinge behandeling van de klacht heeft vervolgens plaatsgevonden op 21 mei 2014. Daarbij waren aanwezig klaagster bijgestaan door mr. [A] en de notarissen. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt. Klaagster heeft een pleitnotitie overgelegd, welke aan dit proces-verbaal is gehecht.

De klacht en het verweer

De Kamer verwijst voor de feiten en de inhoud van de klacht alsmede het verweer van de notarissen naar hetgeen terzake in de beslissing d.d. 13 januari 2014 is overwogen.

Sinds enige tijd beschikt klaagster over een afschrift van de volmacht van 22 mei 2013, waarbij de vader van klaagster volmacht geeft aan zijn vriendin. Deze volmacht is gepasseerd door mr. [B], een waarnemer van de notaris. De klacht is derhalve ook tegen mr. [B] gericht.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notarissen hebben gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 van de Wet op het notarisambt (Wna). Notarissen zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat behoorlijke notarissen niet betaamt. 

Voor zover de klacht ziet op het handelen of nalaten van mr.[B] is klaagster niet ontvankelijk. In artikel 101 lid 1 Wna staat dat de Kamer geen beslissing neemt dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris. Nu klaagster pas tijdens de mondelinge behandeling op 21 mei 2014 kenbaar heeft gemaakt dat de klacht ook gericht is tegen mr. [B], is zij niet ontvankelijk.

De klacht bestaat uit twee onderdelen:

  1. de weigering om een afschrift van de akte betreffende de tweede volmacht te verstrekken;
  2. het opmaken van een volmacht zonder daarbij deugdelijk de wilsbekwaamheid van vader te toetsen overeenkomstig het daarvoor geldend protocol, met alle gevolgen van dien.

De Kamer overweegt voor zover het klachtonderdeel 1 betreft het volgende. In artikel 49 Wna staat dat de notaris een afschrift uitgeeft aan partijen bij de akte en aan degenen die een recht ontlenen aan de akte, indien de gehele inhoud van de akte van rechtstreeks belang is voor dat recht. Klaagster is geen partij bij de akte en zij ontleent ook geen recht aan die akte. Klaagster is derhalve geen belanghebbende in de zin van artikel 49 Wna. De notarissen hebben door te weigeren om klaagster een afschrift van de akte te verstrekken niet gehandeld in strijd met artikel 49 Wna. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Wat betreft klachtonderdeel 2 overweegt de Kamer als volgt. Zoals staat vermeld in het “Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van de notariële dienstverlening” dient een notaris eerst indien er aanleiding bestaat om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid, de geestesgesteldheid van een cliënt nader te onderzoeken. De notarissen hebben aangevoerd dat als daar aanleiding toe is zij onderzoek doen naar de wilsbekwaamheid van cliënten, door bijvoorbeeld meer tijd dan gebruikelijk uit te trekken en/of door open vragen te stellen. Uit het neuropsychologisch rapport dat bij het klaagschrift was gevoegd als bijlage 4 blijkt dat vader ook heldere momenten had. Zo staat op bladzijde 1 de volgende verklaring van klaagster:

“(…)

Ze geeft aan dat hij heldere momenten kent, waarin hij aangeeft dat hij niet begrijpt waarom hij hier is opgenomen.

(…)”.

Verder heeft de partner op bladzijde 2 het volgende verklaard:

“(…)

Partner is van mening dat dhr veel beter functioneert dan iedereen denkt, omdat er een afasie is. Zij geeft aan dhr veel beter te begrijpen dan de medewerkers op Dotterbloem.

(…)”.

Vast is komen te staan dat de kandidaat-notaris het eerste gesprek over de inhoud van de akte met vader heeft gevoerd. De akte is uiteindelijk gepasseerd door kantoorgenoot mr. [B]. Er zijn dus twee verschillende contactmomenten geweest met vader met twee verschillende (kandidaat-)notarissen, ten aanzien waarvan niet aannemelijk is geworden dat er daarbij voor de (kandidaat-)notarissen reden was om nader onderzoek te doen naar de wilsbekwaamheid van vader. Nu niet is komen vast te staan dat het toepassen van het “Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van de notariële dienstverlening” vereist was, is de klacht ongegrond.

Verder heeft klaagster in haar pleitnotitie de klacht in eerste aanleg aangevuld met de volgende onderdelen:

  1. de notaris en kandidaat-notaris verschuilen zich tot op heden achter hun ambtsgeheim. Zij hebben echter wel mondeling prijsgegeven dat de inhoud van de akte klaagster niet raakt en dat het de nadrukkelijke wens was om het opmaken van de volmacht niet aan klaagster bekend te maken;
  2. uit het opmaken van de volmacht in mei 2013 blijkt dat er binnen het notariskantoor onderling slecht of in het geheel niet wordt gecommuniceerd, aangezien beide volmachten op hetzelfde kantoor zijn gepasseerd. Dit is erg onzorgvuldig.

De Kamer is van oordeel dat nu pas tijdens de zitting deze twee aanvullingen van de klacht kenbaar zijn gemaakt, niet is voldaan aan de eisen die artikel 101 Wna stelt. De notarissen zijn onvoldoende in de gelegenheid gesteld om zich tegen deze twee klachtonderdelen te verweren. Voor zover de klacht ziet op deze twee onderdelen is klaagster niet ontvankelijk.

De beslissing

De Kamer voormeld:

verklaart klaagster voor zover de klacht is gericht tegen mr. [B], niet ontvankelijk;

verklaart klaagster voor wat betreft klachtonderdeel 3 en 4 niet ontvankelijk;

verklaart de klacht tegen beide notarissen voor wat betreft klachtonderdelen 1 en 2 ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P. van Ham, voorzitter, O. van der Burg, R. van der Galiën, H.M. Kolster en P.H.B. Gorsira en in tegenwoordigheid van de secretaris mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2014.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.