ECLI:NL:TNORARL:2014:29 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2013/92

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2014:29
Datum uitspraak: 07-01-2014
Datum publicatie: 01-12-2014
Zaaknummer(s): AL/2013/92
Onderwerp: Overig
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De kamer ziet geen reden waarom er een verplichting voor de kandidaat-notaris zou bestaan een mening te uiten of een verklaring te geven over het waarheidsgehalte van de verklaringen van de collega notaris.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT

ARNHEM-LEEUWARDEN                              

Kenmerk: AL/2013/92

Beslissing van de Kamer voor het notariaat op de klacht van

[X],

wonende te [..],

hierna klager,

tegen

[..],

kandidaat-notaris te [..],

hierna de kandidaat-notaris.

1. Verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      een brief, met bijlagen, van klager van 27 juni 2013;

-      een brief van de kandidaat-notaris van 24 juli 2013.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 29 november 2013 behandeld. Klager en de kandidaat‑notaris zijn in persoon verschenen.

2. De feiten

2.1 Gelet op hetgeen klager en de kandidaat-notaris hebben aangevoerd en op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, gaat de kamer uit van de volgende feiten.

2.2  Op 12 september 2011 is door notaris [A] een akte van levering gepasseerd ter zake van een eertijds aan klager toebehorende woning.

2.3. Door klager tegen notaris [A] ingediende klachten zijn beoordeeld door de toenmalige kamer van toezicht Amsterdam en in hoger beroep door het gerechtshof Amsterdam.

2.4 In de uitspraken van kamer en hof worden mededelingen van notaris [A] geciteerd. Het citaat betreft een mededeling die de kandidaat-notaris tegenover notaris [A] zou hebben gedaan.

3. Standpunten

3.1  De klacht is dat de kandidaat-notaris heeft geweigerd schriftelijk uitsluitsel te geven over het waarheidsgehalte van de verklaringen van notaris [A]. Klager geeft aan dat de kandidaat-notaris in haar brief van 14 mei 2013 laat weten dat zij niet op zijn verzoek zal ingaan, terwijl zij in een eerdere brief van 24 augustus 2011 aan hem heeft medegedeeld: “Mochten er van uw kant vragen of opmerkingen zijn, dan verneem ik deze graag van u.”

Naar de mening van klager was het de kandidaat-notaris niet geoorloofd geen gevolg te geven aan zijn verzoek.

3.2 Op het verweer van de kandidaat-notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, hierna nader ingaan.

4. Overwegingen

4.1 Ingevolge artikel 93, eerste lid, van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

De kamer zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen en overweegt als volgt.

4.2 Door klager is toegelicht dat naar zijn mening in de eerdere procedure onjuiste verklaringen zijn afgelegd. Ter zitting heeft klager zijn standpunt verduidelijkt en opgemerkt dat het kantoor van de kandidaat-notaris destijds juridische argumenten had om zijn zaak niet te behandelen, terwijl thans uit het citaat blijkt dat het kantoor geen activiteiten voor hem wilde verrichten vanwege zijn destijds ingenomen houding. Klager acht van belang dat de uitspraken van de kandidaat-notaris in de uitspraak van het hof zijn genoemd. Het hof haalt immers een uitlating van notaris [A] aan, waarin de dreigende houding van klager door de kandidaat‑notaris is verwoord.

Naar het oordeel van de kamer heeft de kandidaat-notaris hier terecht tegenover gesteld, dat zij niet betrokken was bij de procedure bij het hof, en ook dat de kandidaat‑notaris geen inzicht had in de door partijen in die procedure ingenomen stellingen.

De kamer deelt de visie van de kandidaat-notaris dat het niet aan haar is achteraf een verklaring te geven voor uitlatingen die tijdens een procedure door een collega notaris zijn gedaan; zulks geldt te meer nu de kandidaat-notaris geen zicht heeft op de context waarin de mededelingen gedaan zijn.

4.3 Ook overigens ziet de kamer geen reden waarom er een verplichting voor de kandidaat-notaris zou bestaan een mening te uiten of een verklaring te geven over het waarheidsgehalte van de verklaringen van de collega notaris. Voor zover klager ten deze een beroep gedaan heeft op de brief van 24 augustus 2011, waaruit volgens klager de verplichting voor de kandidaat-notaris volgt om in te gaan op de in de klacht aan de orde zijnde vraag, is de kamer van oordeel dat klager zich niet met succes kan beroepen op een veel eerder en in een ander verband gedane mededeling van de kandidaat‑notaris.

4.4 Gelet op het voorgaande zal de kamer de klacht ongegrond verklaren.

Beslist wordt derhalve als volg.

5. Beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden;

-          verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, plv. voorzitter, mr. J.G.T.M. Castrop, mr. I.C.J.I.M. van Dorp, mr. J.T.J. Heijstek en A. Roesink-Kragt, plv. leden, en in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 7 januari 2014.

De secretaris,                                                                                  de plv. voorzitter,

Tegen deze beslissing van de kamer van toezicht kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam.

Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.