ECLI:NL:TNORARL:2014:24 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2013/210

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2014:24
Datum uitspraak: 11-11-2014
Datum publicatie: 17-11-2014
Zaaknummer(s): AL/2013/210
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Tarief voor werkzaamheden als executeur is klager ten tijde van de afwikkeling van de nalatenschap bekend geworden. Klacht over ten onrechte hanteren van een uurtarief (waar volgens klager het wettelijk percentage gerekend had moeten worden) ruimschoots na het verstrijken van de termijn van drie jaar van artikel 99 lid 15 Wna, ingediend. Klachtonderdeel niet-ontvankelijk. Vanwege de wijze waarop de omissie is hersteld, is de onvolledigheid van de door de notaris verzorgde aangifte inkomstenbelasting  niet klachtwaardig. Klachtonderdeel ongegrond. Handelen en nalaten van de notaris in verband met de terugvordering zorgbudget kan de toets der kritiek doorstaan en is ondanks niet direct reageren niet klachtwaardig. Klachtonderdeel ongegrond.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT

ARNHEM-LEEUWARDEN                              

Kenmerk: AL/2013/210

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

[…],

wonende te […],

tegen

[…],

kandidaat-notaris te […],

en

[…],

notaris te […].

Partijen worden hierna verder aangeduid als klager en de notaris c.q. (kandidaat-)notaris.

1. Verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      een brief van klager van 31 december 2013;

-      een brief, met bijlagen, van de (kandidaat-)notaris van 22 januari 2014;

-      een brief, met bijlagen, van klager van 15 februari 2014;

-      een brief, met bijlagen, van de (kandidaat-)notaris van 12 maart 2014;

-      een brief van klager van 15 oktober 2014.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 24 oktober 2014 behandeld. Klager is niet verschenen. De notaris en de kandidaat-notaris zijn in persoon verschenen.

2. De feiten

2.1 Op 18 december 2009 is de vader van klager overleden. Op 3 januari 2010 is de moeder van klager overleden. De vader van klager heeft bij testament over zijn nalatenschap beschikt. De moeder van klager heeft geen testament opgemaakt.

2.2 De (kandidaat-)notaris is in het testament van de vader van klager benoemd tot executeur. Voor de afwikkeling van de nalatenschap van zowel de vader als de moeder van klager, heeft klager de (kandidaat-)notaris tot gevolmachtigde benoemd.

2.3 Op 20 mei 2011 heeft de (kandidaat-)notaris klager bericht dat de nalatenschap afgewikkeld was.

2.4 Op 2 december 2011 heeft de (kandidaat-)notaris klager in kennis gesteld van het feit dat in het kader van de vaststelling inkomstenbelasting in de nalatenschap van de vader van klager - vanwege onvolledigheid van de aangifte - aan klager als erfgenaam een naheffing is opgelegd.

2.5 Op 3 februari 2012 heeft de (kandidaat-)notaris klager in kennis gesteld van de op hem als erfgenaam rustende verplichting tot terugbetaling van een door het zorgkantoor onverschuldigd aan de nalatenschap betaald zorgbudget.

3. Standpunt

3.1 Klager stelt zich op het standpunt dat de (kandidaat-)notaris door het verstrekken van (schriftelijke) informatie waarin de wettelijke vergoeding voor de werkzaamheden van een executeur op 1% van de waarde van het nalatenschap werd vermeld, bij hem de indruk heeft gewekt dat de door hem verrichte werkzaamheden op deze basis en niet op basis van het uurtarief gedeclareerd zouden worden. Toen klager de vergoeding rond februari 2010 bij de (kandidaat-)notaris aan de orde stelde, heeft deze eerst aangegeven dat vergoeding op basis van uurtarief op ‘ongeschreven regels’ berustte en pas in een mailbericht van

11 februari 2010 gewezen op de bepaling in het testament van de vader dat de executeur zijn werkzaamheden op basis van uurtarief in rekening kon brengen. Toen klager de vergoeding nadien wederom aan de orde stelde, is klager in maart 2012 nogmaals door de (kandidaat-)notaris op de bepaling in het testament gewezen.

3.2  Klager maakt de (kandidaat-)notaris voorts het verwijt dat de naheffing inkomstenbelasting eerst na afwikkeling van de nalatenschap van zijn ouders bekend is geworden, hetgeen veroorzaakt is door het feit dat (aanvankelijk) een deel van het pensioen van klager niet voor de inkomstenbelasting is opgegeven (klachtonderdeel b).

3.3 Tevens maakt klager de (kandidaat-)notaris een verwijt betreffende het ontstaan en oplopen van de vordering tot terugbetaling van het na het overlijden van de moeder van klager over het jaar 2010 ten onrechte uitgekeerde zorgbudget (klachtonderdeel c).

3.4 De overigens door klager en de notaris ter onderbouwing van hun standpunt gestelde feiten en omstandigheden, voor zover voor de beoordeling van deze klacht van belang, komen hierna aan de orde.

4. Beoordeling

4.1  Ingevolge artikel 93, eerste lid, van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

4.2 Ingevolge het bepaalde in artikel 99 lid 15 Wna kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen.

4.3 Klachtonderdeel a)

Dit klachtonderdeel ziet op het handelen van de (kandidaat-)notaris dat bij kennisname van het testament van de vader van klager dan wel bij de contacten tussen klager en de (kandidaat-)notaris aanvang februari 2010  (de e-mail van de (kandidaat-)notaris van 11 februari 2010) aan klager bekend is geworden.

De klacht is echter op 31 december 2013, dus ruimschoots na het verstrijken van de termijn van drie jaar van artikel 99 lid 15 Wna, ingediend. Feiten of omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding niettemin verschoonbaar zou moeten worden geacht, zijn niet gesteld en niet gebleken. De klacht wordt daarom op dit onderdeel (a) niet-ontvankelijk verklaard.

4.4 Klachtonderdeel b)

De (kandidaat-)notaris heeft erkend dat hij - naar achteraf bezien duidelijk is geworden - bij de aangifte inkomstenbelasting niet het volledige inkomen van de erflater over het jaar 2010 heeft opgegeven. Deze omissie heeft geleid tot het opleggen van een naheffingsaanslag en een heffingsrente.

De kamer constateert dat indien de (kandidaat-)notaris bij de aangifte inkomstenbelasting 2010 de aangifte van het voorgaande jaar 2009 van de vader van klager had geraadpleegd, hij het in de aangifte 2010 vergeten inkomstenbestanddeel (een pensioen uitkering) zou hebben opgemerkt en hebben opgenomen.

De (kandidaat-)notaris heeft evenwel de heffingsrente voor eigen rekening genomen en ook zijn (met de naheffingsaanslag samenhangende) werkzaamheden niet aan klager in rekening gebracht. Vermogensrechtelijk gezien heeft klager van de naheffing dus geen nadeel ondervonden. Daarbij komt dat de (kandidaat-)notaris klager zijn excuses heeft gemaakt voor de gang van zaken.

De kamer is van oordeel dat de onvolledige aangifte inkomstenbelasting 2010 de (kandidaat-)notaris gezien de wijze waarop de omissie is hersteld niet als een zodanig verwijtbaar verzuim valt aan te rekenen, dat dit verzuim als klachtwaardig moet worden aangemerkt.

4.5 Klachtonderdeel c)

Als niet of in ieder geval onvoldoende weersproken is komen vast te staan dat de (kandidaat-)notaris niet onmiddellijk gereageerd heeft na ontvangst van de correspondentie over de terugvordering door het zorgkantoor, die op het kantoor van de (kandidaat-)notaris is bezorgd.

Dit neemt echter niet weg dat het ontstaan van de terugvordering op zich zelf beschouwd niet te verwijten valt aan de (kandidaat-)notaris. De (kandidaat-)notaris is bovendien op adequate wijze met de afhandeling van de terugvordering omgegaan. Dit blijkt uit het feit dat de (kandidaat-)notaris heeft weten te bewerkstelligen dat de vordering tot betaling van incassokosten is teruggenomen. Ook heeft de (kandidaat-)notaris het bedrag van de terugvordering weten te verminderen. Daarnaast heeft de (kandidaat-)notaris een aanvullende aangifte erfbelasting wegens de vordering van het zorgkantoor gedaan. Klager heeft daardoor een teruggave erfbelasting ontvangen. De aan al deze werkzaamheden bestede tijd heeft de (kandidaat-)notaris niet bij klager in rekening gebracht.

De kamer komt dan ook tot de conclusie dat het handelen en nalaten van de (kandidaat-)notaris in verband met de terugvordering zorgbudget de toets der kritiek kan doorstaan en in weerwil van een aanvankelijk niet direct reageren niet klachtwaardig is.

4.6 Uit het bovenstaande volgt dat de kamer de klacht op de onderdelen b) en c) ongegrond verklaart.

Beslist wordt derhalve als volgt.

5. Beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden;

verklaart de klacht:

- op onderdeel a): niet-ontvankelijk;

- op onderdelen b) en c): ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, voorzitter,

mrs. M.C.J. Heessels, A. Roesink - Kragt,  J.G.T.M. Castrop en J.T.J. Heijstek, leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 11 november 2014.

De secretaris,                                                                                 De voorzitter,

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam. Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.