ECLI:NL:TNORARL:2014:23 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2014/44

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2014:23
Datum uitspraak: 30-10-2014
Datum publicatie: 14-11-2014
Zaaknummer(s): AL/2014/44
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie:   De notaris heeft in het derde kwartaal van 2013 op zijn derdenrekening een negatieve bewaringspositie laten ontstaan van € 30.024,-. Dit kwam doordat de notaris opdracht gaf voor het periodiek overboeken van bedragen van de derdengeldrekening naar zijn kantoorrekening en daarbij niet controleerde of het saldo van de derdenrekening deze overboeking toeliet. Nadat de notaris het tekort had geconstateerd heeft hij vier weken gewacht met het aanvullen van het tekort. Een en ander betekent dat de notaris de bepalingen genoemd in de artikel 23 lid 1 Wet op het notarisambt, artikel 13 Verordening beroeps- en gedragsregels, artikel 3 lid 1 Reglement verslagstaten 2010 en artikel 25 lid 1 Wet op het notarisambt heeft overtreden. Deze overtredingen zijn ernstig en rechtvaardigen in beginsel de oplegging van een maatregel. De kamer legt deze desondanks niet op, omdat: - het tekort niet is ontstaan door een opzettelijk handelen, maar door onoplettendheid van de notaris als gevolg van grote drukte op zijn kantoor; - de notaris spijt heeft betuigd dat hij onvoldoende erop heeft toegezien dat de derdengeldrekening geen tekort vertoonde en dat de notaris, ook in de visie van het BFT, inmiddels toereikende maatregelen heeft getroffen om een soortgelijke fout in de toekomst te voorkomen; - het BFT inmiddels zijn beleid heeft gewijzigd door bij de constatering van een negatieve bewaringspositie, zoals in deze zaak, in eerste instantie in gesprek met de betrokken notaris te gaan en eerst pas bij een herhaald tekort tot indiening van een klacht over te gaan; - het BFT bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van de klacht niet heeft aangedrongen op het opleggen van een maatregel aan de notaris.            

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: AL/2014/44

Beslissing van de Kamer voor het notariaat op de klacht van

het

Bureau Financieel Toezicht (BFT) ,

gevestigd te Utrecht,

klager,

gemachtigde: mr. M.A. Drenth,

tegen

[…] ,

notaris te […].

Partijen worden hierna verder het BFT en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      de brief van het BFT van 16 april 2014, waarin de klacht is neergelegd

-      de brief van de notaris van 9 mei 2014, met bijlage.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de kamer van 10 oktober 2014. Bij die gelegenheid zijn het BFT, in de persoon van zijn gemachtigde, en de notaris verschenen. Zij hebben hun standpunten toegelicht, de gemachtigde van het BFT aan de hand van pleitaantekeningen. 

2. De feiten

2.1 Gelet op hetgeen het BFT en de notaris over en weer hebben aangevoerd, gaat de kamer uit van de volgende feiten.

2.2 In het derde kwartaal van 2013 is op de derdengeldrekening van de notaris een negatieve bewaringspositie ontstaan van € 30.024,-.  De notaris is op 17 oktober 2013 daarvan door zijn accountant op de hoogte gesteld.

2.3 Het BFT heeft naar aanleiding van een ingesteld onderzoek de juistheid van de negatieve bewaringspositie per 30 september 2013 bevestigd.  

2.4 Geconstateerd is dat het tekort is veroorzaakt doordat van de derdengeldrekening (te grote) periodieke overboekingen zijn gedaan naar de kantoorrekening van de notaris.

2.5 De notaris heeft op 13 november 2013 een storting van € 10.000,- vanuit privé gedaan naar de derdengeldrekening, waardoor de negatieve bewaringspositie is opgeheven.

3 De standpunten

3.1 Het BFT stelt dat de notaris in strijd heeft gehandeld met de artikelen 23, eerste lid, en 25, derde lid, Wet op het notarisambt (Wna), artikel 13 Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 (Vbg) en artikel 3, eerste lid,  Regelement Verslagstaten 2010 door op 30 september 2013 een negatieve bewaringspositie te laten ontstaan van € 30.024,- en door dit tekort in het saldo niet terstond aan te vullen na de constatering daarvan.    

3.2 De notaris erkent dat zijn bewaringspositie negatief is geweest. Hij geeft aan dat het tekort aan zijn aandacht is ontsnapt. Als oorzaak daarvan noemt de notaris dat hij vanaf september 2013 zich met name heeft geconcentreerd op het genereren van meer omzet, nadat deze in de voorafgaande maanden sterk was achtergebleven. Door de vele werkzaamheden die dit met zich bracht, is volgens de notaris onvoldoende toegezien op de overboekingen van de derdengeldrekening naar de kantoorrekening.

De notaris merkt verder op dat, na het constateren van de negatieve bewaringspositie, de boekhouding is nagelopen op fouten, waarbij een verkeerd geboekte post van € 25.000,- is gevonden, waardoor de bewaringspositie negatief werd beïnvloed. Toen vervolgens geen verdere onjuistheden uit de boekhouding naar voren kwamen, is uit privé € 10.000,- gestort op de derdengeldrekening, aldus de notaris. De reden dat het nalopen van de boekhouding enige tijd in beslag heeft genomen, schrijft de notaris toe aan het feit dat zijn boekhouder, vanwege de drukte, maar beperkt inzetbaar was.        

Ten slotte merkt de notaris op dat bij overboekingen de bewaringseis thans scherp in de gaten wordt gehouden.      

4 De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93, eerste lid, van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

De kamer zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen en overweegt als volgt.                                                                                                                                                        

4.2 Ingevolge artikel 23, eerste lid, Wna is het de notaris verboden, rechtstreeks of middellijk, handelingen te verrichten of na te laten waarvan hij redelijkerwijs moet verwachten dat zij ertoe kunnen leiden, dat hij te eniger tijd niet zal kunnen voldoen aan zijn financiële verplichtingen. Voorts dienen op grond van artikel 13 Vbg de aan de notaris toevertrouwde gelden te allen tijde ten volle in geldmiddelen aanwezig te zijn.

Dit betekent dat de bewaringspositie van de notaris, dat wil zeggen de aanwezige cliëntengelden minus de vorderingen van derden, altijd positief moet zijn.

Daarnaast wordt in artikel 3, eerste lid, Reglement verslagstaten 2010 bepaald dat, alvorens de notaris overgaat tot overboeking van een bijzondere rekening naar de (k antoor)rekening van het aan hem zelf toekomende, hij zal moeten vaststellen dat zijn bewaringspositie toereikend is. 

4.3 De notaris heeft erkend dat op 30 september 2013 zijn bewaringspositie € 30.024,- negatief is geweest. De negatieve bewaringspositie kan de notaris ook worden verweten. Deze is namelijk ontstaan doordat de notaris opdracht heeft gegeven voor het periodiek overboeken van bedragen van de derdengeldrekening naar zijn kantoorrekening en daarbij niet heeft gecontroleerd of het saldo van de derdenrekening deze overboeking toeliet. Een en ander betekent dat de notaris heeft gehandeld in strijd met de verplichtingen die voortvloeien uit het bepaalde in de hiervoor onder 5.2 genoemde artikelen.        

4.4 Verder treft de notaris het verwijt dat hij het tekort in het saldo van de derdengeldrekening niet terstond heeft aangevuld, zoals artikel 25, eerste lid, Wna voorschrijft. De kamer stelt vast dat de notaris op 17 oktober 2013 met de negatieve bewaringspositie bekend is geworden, maar niet eerder dan op 13 november 2013 het tekort geheel heeft aangezuiverd. Het verweer van de notaris dat hij zijn boekhouding eerst op fouten wenste na te lopen en dat dit enige tijd in beslag nam, omdat zijn boekhouder druk was met andere werkzaamheden, slaagt niet. Het is de verantwoordelijkheid van de notaris de juiste prioriteiten te stellen met betrekking tot de werkzaamheden van zijn personeel. De notaris had eerst het tekort moeten aanvullen en vervolgens de boekhouding dienen te controleren. Aldus had de notaris voorkomen dat hij in strijd handelde met het bepaalde in artikel 25, eerste lid, Wna.

4.5 Uit het voorgaande volgt dat de klacht van het BFT gegrond is. Wat betreft de vraag of aan de notaris ook een tuchtrechtelijke maatregel moet worden opgelegd, overweegt de kamer het volgende.

De notaris heeft een aanzienlijk negatieve bewaringspositie gehad. Bovendien heeft hij, na constatering van het tekort, dit niet onverwijld ongedaan gemaakt, maar daarmee vier weken gewacht. De kamer acht deze nalatigheden ernstig en op zichzelf beschouwd een reden voor het opleggen van een maatregel. De kamer zal daartoe in dit geval evenwel niet overgaan. Daarvoor is redengevend dat de negatieve bewaringspositie niet is ontstaan door een opzettelijk handelen, maar door onoplettendheid van de notaris als gevolg van grote drukte op zijn kantoor. Verder acht de kamer het van belang dat de notaris spijt heeft betuigd dat hij onvoldoende erop heeft toegezien dat de derdengeldrekening geen tekort vertoonde en dat hij, ook in de visie van het BFT, inmiddels toereikende maatregelen heeft getroffen om een soortgelijke fout in de toekomst te voorkomen. Ook heeft de kamer bij de beslissing geen maatregel op te leggen in haar overwegingen betrokken dat het BFT inmiddels zijn beleid heeft gewijzigd door bij de constatering van een negatieve bewaringspositie, zoals in deze zaak, in eerste instantie in gesprek met de betrokken notaris te gaan en eerst pas bij een herhaald tekort tot indiening van een klacht over te gaan. Ten slotte heeft het BFT bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van de klacht niet aangedrongen op het opleggen van een maatregel aan de notaris. Mitsdien wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

verklaart de klacht gegrond, maar acht geen termen aanwezig de notaris een tuchtrechtelijke maatregel op te leggen.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, voorzitter, mrs.  H. Quispel, D.T. Boks, F.L.M. van de Graaff en L.P. Oostveen-ter Braak, leden, en in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. Oor, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 3 0 oktober 2014.

de secretaris                                                                                       de voorzitter

_______________________

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam, Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.