ECLI:NL:TNORARL:2014:22 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2013/163

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2014:22
Datum uitspraak: 31-07-2014
Datum publicatie: 01-12-2014
Zaaknummer(s): AL/2013/163
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De kamer ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de mededeling van de notaris dat hij zich - mede omdat hij van de vergeetachtigheid van erflater op de hoogte was -  vergewist heeft van de wilsbekwaamheid van erflater. Een bevoordeling van een echtgenote ten nadele van een kind uit een eerder huwelijk, is - naarmate een huwelijk langer duurt - begrijpelijk en kan niet als een ongebruikelijke ontwikkeling worden gezien.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN                              

Kenmerk: AL/2013/163

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

[X],

wonende te [..],

gemachtigde: mr. C. Vrieling, advocaat te Mijnsheerenland,

tegen

[Z],

notaris te [..].

Partijen worden hierna klager en notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      de klachtbrief van 28 oktober 2013, met bijlagen;

-      een brief van de notaris van 7 januari 2014, met bijlagen;

-      een brief van klager van 28 januari 2014, met bijlagen.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 23 juli 2014 behandeld. Klager is in persoon verschenen tezamen met zijn gemachtigde. De notaris is eveneens in persoon verschenen.

2. De feiten

2.1 Gelet op hetgeen klager en de notaris over en weer hebben aangevoerd en op basis van de daarbij overgelegde stukken, gaat de kamer uit van de volgende feiten.

2.2 De heer [A] (hierna erflater), vader van klager, is overleden op 24 februari 2013.

2.3 Klager is de enig kind uit het eerste huwelijk van erflater.

2.4 Erflater is onder het aangaan van huwelijkse voorwaarden op 30 december 1988 gehuwd met mevrouw [B]. Mevrouw [B] was eerder gehuwd en had vier kinderen uit haar eerste huwelijk. Mevrouw [B] is overleden op 5 juli 2012.

2.5 Bij beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 1 februari 2013 is vanaf die datum een bewind ingesteld over alle goederen van erflater. Tevens is vanaf dat moment een mentorschap ingesteld. Daarbij is klager tot bewindvoerder en mentor benoemd.

2.6 Erflater en mevrouw [B] hebben over hun nalatenschap beschikt bij testamenten, verleden voor de notaris op 21 september 2005. Eerdere testamenten van erflater, die dateren uit 1997, 2002 en 2003, heeft erflater daarbij herroepen. Blijkens akte van dezelfde datum hebben erflater en mevrouw [B] elkaar over en weer volmacht verleend om elkaar te vertegenwoordigen en in naam van elkaar rechtshandelingen te verrichten.

2.6 Erflater is sedert juni 2002 bekend bij de geriater met medische problemen. Door de klinisch geriater [C] is op 11 juli 2002 een rapport betreffende erflater ten behoeve van erflaters huisarts opgemaakt.

3. De standpunten

3.1 Klager stelt zich op het standpunt dat de notaris bij de totstandkoming van het testament van erflater op 21 september 2005 verwijtbaar heeft gehandeld. Klager voert aan dat de notaris  onvoldoende waarborgen in acht genomen heeft om te beoordelen of zijn vader/erflater op dit tijdstip in staat was zijn wil te bepalen. Klager stelt dat een nader onderzoek naar de wilsbekwaamheid van zijn vader door de notaris geboden was, omdat bij zijn vader de diagnose Alzheimer was gesteld en zijn vader ten tijde van het verlijden van het testament reeds in de dagopvang was opgenomen. Klager wijst er in dit verband op dat het testament dat erflater in 2005 maakte, niet in de lijn met zijn eerdere testamenten uit 1997, 2002 en 2003 lag maar een “volledige ommekeer’’ (ten nadele van klager) bevatte, waarbij de wil van erflater zoals die blijkt uit de door hem voor het huwelijk met mevrouw [B] gemaakte huwelijkse voorwaarden (de meest volledige koude uitsluiting) kennelijk geen enkele rol meer lijkt te hebben gespeeld. Klager kwalificeert het testament uit 2005 dan ook als een drastische wijziging, omdat klager bij drie eerdere testamenten - onder toekenning van een legaat aan mevrouw [B] c.q. haar kinderen - tot enig erfgenaam was benoemd, terwijl in het testament van september 2005 mevrouw [B] en haar vier kinderen tot mede-erfgenaam benoemd werden. Tevens verwijt klager de notaris dat mevrouw [B] bij het passeren van het testament van erflater op 21 september 2005 aanwezig was.

Ter adstructie van zijn stellingen heeft klager aangevoerd dat erflater ten tijde van het verlijden van het testament niet meer in staat was om zelfstandig te reizen. Ook vertoonde hij “bijzonder” gedrag ten gevolge van de ziekte van Alzheimer.

Naar de mening van klager had de notaris meer acht moeten slaan op genoemde aanwijzingen/indicatoren en is de notaris niet, althans onvoldoende, zorgvuldig geweest. De notaris had het testament niet op de wijze zoals dat gebeurd is, mogen passeren.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De overwegingen

4.1 Ingevolge artikel 93, eerste lid, van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

De kamer zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen en overweegt als volgt.

4.2 Bij de beoordeling van de klacht is de vraag aan de orde of de notaris bij het verlijden van het testament van erflater in 2005 voldoende zorgvuldig is geweest door de wilsbekwaamheid van erflater op afdoende wijze te onderzoeken.                                                

4.3 In dit verband stelt de kamer voorop dat de door klager aangevoerde feiten en omstandigheden niet zonder meer het vermoeden rechtvaardigen dat erflater in september 2005 niet wilsbekwaam was. Zo heeft klager weliswaar gewezen op medische problemen die zich vanaf 2002 bij erflater manifesteerden, maar uit die feiten kan geen volledige wilsonbekwaamheid vanaf die tijd worden afgeleid. Immers, klager acht erflater kennelijk in 2002 en 2003 wel in staat zijn wil te bepalen en testamenten op te laten maken; ook heeft klager niet betwist dat erflater in 2007 nog beslissingen inzake koop en verkoop van een registergoed en bedrijfsbeëindiging genomen heeft (zonder dat van de aan zijn echtgenote in 2005 gegeven volmacht gebruik is gemaakt).

4.4 Voor zover het gaat om de beoordeling van wilsbekwaamheid door de notaris acht de kamer van belang dat pas indien een notaris daadwerkelijk twijfels heeft over de wilsbekwaamheid van een erflater, de notaris de plicht heeft om nadere stappen te nemen om te toetsen of de erflater wilsbekwaam is. Heeft de notaris daarover geen enkele twijfel, dan is een onderzoek naar wilsbekwaamheid niet aan de orde. Voor het beoordelen van de  situatie waarin nader onderzoek van een notaris gevergd moet worden, bevat Het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid, zoals dat inmiddels door de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie is opgesteld, indicatoren die al dan niet in onderling verband kunnen duiden op het ontbreken van wilsbekwaamheid. Doen één of meerdere van deze indicatoren zich voor, dan is de notaris gehouden alert te zijn en nader onderzoek naar wilsbekwaamheid te verrichten. In 2005 was dit Stappenplan als zodanig nog niet bekend. Maar desalniettemin had ook toen een notaris die twijfelde aan wilsbekwaamheid een gelijke verplichting tot onderzoek.

4.5 Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris - overigens eerst ter zitting -duidelijk toegelicht dat en waarom hij niet twijfelde aan de wilsbekwaamheid van erflater. Eveneens heeft de notaris ter zitting aangegeven welke stappen hij gezet heeft voordat hij het testament van erflater in 2005 verleden heeft. De notaris heeft verklaard dat hij buiten aanwezigheid van diens echtgenote alleen met erflater gesproken heeft. In dat gesprek heeft de notaris getoetst of het ‘nieuwe’ testament werkelijk de bedoeling/wil van erflater bevatte. Pas nadat hij ervan overtuigd was dat dit het geval was, heeft de notaris beide testamenten - zowel het testament van erflater als dat van zijn echtgenote - verleden.

4.6 De kamer ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de mededeling van de notaris dat hij zich - mede omdat hij van de vergeetachtigheid van erflater op de hoogte was -  vergewist heeft van de wilsbekwaamheid van erflater alsmede dat hij tot de conclusie kon komen dat het testament de wil van erflater weergaf.                               De feiten die klager heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn stelling dat het testament niet overeenkomstig de wil van erflater zou zijn dan wel dat erflater niet bekwaam was zijn wil te bepalen, zijn tegenover de stelling van de notaris dat hij tot de conclusie van wilsbekwaamheid van erflater kwam, niet toereikend. Zo zijn de door klager aangevoerde omstandigheden dat erflater vergeetachtig was, zich niet meer zelfstandig verplaatste en de dagopvang gedurende enkele dagen per week bezocht, niet bepalend voor de beoordeling van wilsbekwaamheid.

4.7 Over het feit dat erflater in korte tijd meerdere malen zijn testament wijzigde, heeft de notaris aangegeven dat hij expliciet naar de redenen daarvoor heeft gevraagd. De redenen die erflater aangaf, achtte en acht de notaris plausibel. De kamer kan de notaris daarin volgen. Een bevoordeling van een echtgenote ten nadele van een kind uit een eerder huwelijk, is - naarmate een huwelijk langer duurt - begrijpelijk en kan niet als een ongebruikelijke ontwikkeling worden gezien.

4.8 De kamer acht - nu aangenomen kan worden dat de notaris apart met erflater gesproken heeft voor het verlijden van het testament - niet verwijtbaar dat de notaris de testamenten van erflater en zijn echtgenote in elkaars aanwezigheid gepasseerd heeft. Deze gedragslijn - in het notariaat zeker niet ongebruikelijk - is gezien ook het feit dat erflater en zijn echtgenote in 2005 reeds meer dan vijftien jaar gehuwd waren, niet als onzorgvuldig of de notaris verwijtbaar aan te merken.

4.9 Gezien het bovenstaande komt de kamer tot de conclusie dat de notaris voldoende toegelicht heeft hoe hij tot de slotsom is gekomen dat hij geen reden had om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid en de vrije wil van erflater op het moment van het verlijden van het testament in 2005 en dat de notaris niet gehouden was verder onderzoek te (laten) verrichten. De kamer is niet gebleken van feiten of omstandigheden die moeten leiden tot het oordeel dat de notaris anders had moeten handelen.

De kamer zal de klacht tegen de notaris dan ook ongegrond verklaren.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden;

-        verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, plaatsvervangend voorzitter, mrs. I.C.J.I.M. van Dorp, F. Drost, J.T.J. Heijstek en T.K. Lekkerkerker, (plv.) leden, en in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman, secretaris, door mr. H.C. Naves, voorzitter, uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2014.

De secretaris,                                                              De voorzitter,

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.