ECLI:NL:TNORAMS:2014:3 Kamer voor het notariaat Amsterdam 545460 NT 13-46 B

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2014:3
Datum uitspraak: 11-02-2014
Datum publicatie: 29-07-2014
Zaaknummer(s): 545460 NT 13-46 B
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: 4.5 Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel, te weten of het hanteren van een uniform uurtarief voor alle medewerkers van het notariskantoor billijk is, overweegt de kamer als volgt. Ingevolge artikel 54 lid 1 Wna worden bij algemene maatregel van bestuur voor het verrichten van ambtelijke werkzaamheden tarieven dan wel regels vastgesteld ter bepaling van het honorarium dat de notaris de cliënt in rekening brengt, voor zover zulks kennelijk noodzakelijk is om de continuïteit van een toegankelijke notariële dienstverlening te waarborgen. Uit de NNV, 23 706, nr. 12, p. 8, blijkt dat van belang is dat de notaris over zijn tarieven – voorafgaande aan de dienstverlening – duidelijke informatie geeft, zodat deze kenbaar zijn voor de (potentiële) cliënten. Desgevraagd verklaarde de notaris ter zitting van 17 december 2013 dat door hem altijd een uniform uurtarief voor alle notariële medewerkers op zijn kantoor wordt gehanteerd. Ter zitting heeft de notaris zijn standpunt herhaald dat deze wijze van hanteren van een uniform uurtarief geoorloofd is aangezien hij als notaris vrij is in het bepalen van de hoogte van het te hanteren uurtarief. Klager heeft echter eerst achteraf, na ontvangst van betreffende declaraties van de notaris, kennis genomen van de door de notaris gehanteerde uurtarieven. Zulks is niet weersproken door de notaris. De notaris heeft derhalve de geldende regelgeving niet in acht genomen. De kamer acht deze handelwijze onzorgvuldig en in strijd met hetgeen een behoorlijk notaris betaamt en concludeert dat ook dit klachtonderdeel gegrond is.   4.6 De kamer komt, zoals hiervoor onder 4.4 en 4.5 overwogen, tot het oordeel dat de notaris, door het niet opvolgen van de uitspraak van de ringvoorzitter en door de onder 4.5 genoemde wijze van declareren, zijn zorgplicht in ernstige mate heeft geschonden. De notaris heeft geen blijk gegeven van inzicht in de toepasselijke regelgeving, noch heeft hij na de uitspraak van de ringvoorzitter, waarbij door de voorzitter specifieke aanwijzingen ten aanzien van een nieuw op te maken declaratie zijn gegeven, een nieuwe nota opgemaakt en de overige aanwijzingen daarin opgevolgd. Deze handelwijze van de notaris acht de kamer daarom zodanig verwijtbaar dat de maatregel van berisping passend en geboden is.

 KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 11 februari 2014 in de klacht met nummer 545460/ NT 13-46 B van:

[klager],

wonende te [woonplaats],

klager,

tegen:

[notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

raadsman: mr. L.T. van Eyck van Heslinga te Alkmaar,

de notaris.

Het verloop van de procedure:

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

-        klaagschrift met bijlagen van 2 juli 2013;

-        verweerschrift van 18 juli 2013;

-        repliek met bijlagen van 26 juli 2013;

-        dupliek van 13 augustus 2013.

Bij de behandeling van de klacht op 17 december 2013 zijn verschenen: klager, zijn partner [naam], de notaris, zijn raadsman en een medewerkster van het notariskantoor, [naam]. Partijen hebben het woord gevoerd. Uitspraak is bepaald op 11 februari 2014.

1. De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

a.    De moeder van klager (hierna: erflaatster) is op 10 april 2008 te [woonplaats] overleden. Tot de nalatenschap behoren een stolpboerderij aan [adres] te [woonplaats] (hierna: de stolpboerderij), een woonhuis aan [adres] te [woonplaats] (hierna: het woonhuis) en zes percelen grasland te [woonplaats]. Klager heeft één broer, [de broer]. Bij haar leven heeft erflaatster de stolpboerderij ten dele verhuurd/verpacht aan [de broer]. Klager is huurder van het woonhuis.

b.   Erflaatster heeft bij testament van 6 december 2007 de stolpboerderij aan zijn broer en het woonhuis aan klager gelegateerd, beide onder de last de waarde van de legaten in verhuurde staat in de nalatenschap in te brengen. Daarbij heeft zij bepaald dat zijn broer in de legitieme gesteld wordt. Voorts heeft erflaatster de notaris benoemd tot executeur testamentair van haar nalatenschap.

c.    Op 8 juni 2012 heeft de notaris zijn werkzaamheden als executeur beëindigd.

d.   Op 14 juni 2012 heeft de notaris voor zijn werkzaamheden een declaratie aan klager gestuurd ad € 56.498,47.

e.    Op 19 februari 2013 heeft de (oud)voorzitter van de Ring Alkmaar van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) (hierna: ringvoorzitter) het volgende beslist, voor zover van belang: ”(…) Gezien het bovenstaande beslis ik dat de declaratie(s) opnieuw door de notaris moet(en) worden vastgesteld, waarbij:

-        de urenstaten, voorzover onvolledig, worden aangevuld;

-        wordt aangegeven welke kosten zijn begrepen in de kantoorkosten, en waarbij – voorzover daarin administratieve werkzaamheden zijn begrepen – de urenstaten daarop worden gecorrigeerd;

-        de in rekening gebrachte uren in overeenstemming met de urenstaten worden gebracht;

-        de door de notaris aan het dossier bestede tijd in rekening wordt gebracht naar het door de notaris vast te stellen uurtarief ‘notaris’;

-        de door de kandidaat-notaris verrichte werkzaamheden in rekening worden gebracht naar het door de notaris vast te stellen uurtarief ‘kandidaat-notaris’, dat in sommige gevallen hetzelfde uurtarief kan zijn als dat van de notaris, bijvoorbeeld als de kwaliteit van de werkzaamheden en het daarbij behorende kennisniveau hetzelfde is als die (dat) van de notaris;

-        de door de administratief juridisch medewerkster verrichte werkzaamheden in rekening worden gebracht naar het door de notaris vast te stellen uurtarief ‘medewerkster’.(…)

f.    Op 9 oktober 2012 heeft klager een aantal klachten ingediend bij de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Alkmaar (hierna: Kamer van Toezicht), te weten dat de notaris ten onrechte geen boedelbeschrijving en een akte van verdeling met betrekking tot de nalatenschap van erflaatster heeft opgemaakt, dat de notaris ten onrechte € 5.000,-- uit de boedel in depot heeft gebracht ten behoeve van een procedure tegen [de broer] en dat de notaris ten onrechte een te hoge declaratie heeft opgemaakt.

g.   Op 28 februari 2013 heeft de Kamer van Toezicht geoordeeld dat het klachtonderdeel betreffende het niet opmaken van een boedelbeschrijving en van een akte van verdeling ongegrond wordt verklaard, het klachtonderdeel betreffende het reserveren van een bedrag van € 5.000,-- uit de boedel voor een procedure tegen [de broer] gegrond wordt verklaard met oplegging van een maatregel en het klachtonderdeel betreffende het opmaken van een te hoge declaratie niet-ontvankelijk wordt verklaard.

h.   Bij brief van 28 maart 2013 heeft de notaris aan de ringvoorzitter geschreven, voor zover van belang:

(…) 1. Met betrekking tot de urenstaten

Zoals eerder aan u gemeld zijn er 285 uren aan werkzaamheden verricht, waarvan 283 uren verantwoord op de tijdschrijflijsten en 2 uren blijkens gespreksverslagen, telefoonnotities en losse notities, bestudering literatuur en werkoverleg etc. Zoals aan u aangegeven zijn in dit dossier regelmatig werkzaamheden verricht (met name de zeer regelmatige telefoongesprekken met klager en diens echtgenote) welke niet in rekening zijn gebracht. Voorzover nodig verantwoord ik bij deze 2 uren met bovengenoemde werkzaamheden.

2. Kantoorkosten

Hieronder worden door mijn kantoor uitdrukkelijk niet begrepen de kosten voor secretariële werkzaamheden doch algemene kosten, waaronder porti, telefoon, kopieën, e-mail/scan, bankkosten, beheer derdengelden, archiefgelden, archiefbeheer, kosten die gemoeid gaan met uitvoering van verordeningen/regelgeving van de KNB etc. (…) Bij uw overweging onder 1.d gaat u dan ook van een verkeerde veronderstelling uit waar u aangeeft dat indien gewerkt wordt met kantoorkosten het gebruikelijk zou zijn dat daarin ook de kosten van algemene ondersteunende/administratieve werkzaamheden zijn begrepen. Zoals hiervoor aangegeven is uw standpunt in deze onjuist. (…)

3. De te in rekening gebrachte uren in overeenstemming te brengen met de urenstaten

Zie hiervoor onder 1.

4./5. Vaststelling uurtarieven medewerker /(kandidaat)notaris

De declaraties van 8 september 2008 en 23 december 2008 zijn uitgebracht op basis van uren tegen een uniform tarief van € 180,00 per uur. In deze tijd werd uitgegaan van een tarief voor een notarieel medewerker van € 95,00 per uur en een uurtarief van € 230,00 voor een notaris en een ervaren kandidaat-notaris.

De declaraties van 9 november 2009 en 10 november 2009 strekkende over de periode van december 2008 tot en met oktober 2009 zijn uitgebracht met een specificatie van de uurtarieven voor een medewerker (€ 95,00) en (kandidaat)notaris (€185,00). Gezien de specificatie van deze nota’s lijkt mij dat omtrent de wijze van declareren op deze beide nota’s sowieso geen discussie bestaat. Voorts licht ik hierbij nog toe dat mijn uurtarief in die tijd tijdelijk naar beneden was bijgesteld gezien de economisch zware tijd in het notariaat en de concurrentie van mijn collega’s. Vanaf 1 januari 2010 is mijn kantoor, zoals bij u bekend, zich gaan specialiseren op het gebied van het erfrecht en zijn de uurtarieven door dit specialisme aangepast en heb ik besloten dit als een uniform kantooruurtarief aan mijn cliënten in rekening te brengen.

In het jaar 2010 ben ik begonnen een uurtarief voor een ervaren notarieel medewerker te hanteren van € 110,00, welk uurtarief in de periode 2010-2012 geleidelijk is opgelopen naar € 125,00 per uur. Het tarief voor een (kandidaat)notaris heb ik in 2010, bij aanvang van mijn specialisme, gesteld op € 240,00 en is in de periode 2010-2012 opgelopen tot € 295,00.

Over de periode 2010-2012 is in totaal een bedrag van afgerond € 19.972,00 exclusief BTW door middel van diverse nota’s bij de erfgenamen in rekening gebracht. Over deze periode is in totaal 98 uur en afgerond 30 minuten besteed aan de werkzaamheden waarvan 42 uur door een ervaren notarieel medewerker en 56 uur en 30 minuten door de (kandidaat)notaris, welke als volgt wordt opgebouwd:

Notarieel medewerker (€ 110,00 - € 125,00)

gemiddeld genomen € 115,00 x 42 uur =                                  € 4.830,00

(kandidaat)notaris (€ 235,00 - € 300,00)

gemiddeld genomen € 268,00 x 56 uur en 30 min. =                  € 15.142,00

Totaal afgerond gedeclareerd (2010 – 2012)                             € 19.972,00

(…)

Bij deze wil ik nogmaals benadrukken dat in het onderhavige geval het dossier 4,5 jaar onderhanden is geweest op mijn kantoor en dat er in deze jaren in totaal 285 uren zijn gewerkt, welke werkzaamheden op regelmatige basis tussentijds zijn gedeclareerd door middel van 9 uitgebrachte declaraties. (…)

i.     Op 17 juni 2013 heeft de ringvoorzitter mr. A. Verhoeks aan klager geschreven voor zover van belang: ”(…) Aangezien [de notaris] in zijn slotzin zegt te vertrouwen op een wijze beslissing, is door mij eerst onderzocht of [de notaris] met zijn reactie per brief van 28 maart 2013 een formeel bezwaar wenst te maken op de beslissing, waarop door mij een formele beslissing op bezwaarschrift dient te worden genomen. Ik heb [de notaris] verzocht dit te verhelderen. [De notaris] heeft aangegeven geenszins een formeel bezwaar op enig onderdeel van de beslissing te hebben willen maken met zijn reactie van 28 maart. Dit brengt mij tot de conclusie dat mijn rol als ringvoorzitter in de behandeling van het declaratiegeschil teneinde is gekomen. (…)

2. De klacht

De notaris heeft de uitspraak van de ringvoorzitter d.d. 19 februari 2013 niet opgevolgd. Hij heeft geen nieuwe declaratie opgemaakt en niet adequaat op de beslissing van de ringvoorzitter gereageerd. Klager verzoekt de specificatie (opnieuw) te doen beoordelen door de kamer, met name een oordeel te geven over de vraag of het hanteren van één gelijk uurtarief voor alle medewerkers van het kantoor van de notaris billijk is.

3. Het verweer

De notaris meent dat op onderhavig declaratiegeschil zowel door de Kamer van Toezicht als door de ringvoorzitter reeds is beslist.

De notaris betwist dat hij de uitspraak van de ringvoorzitter niet is nagekomen. Hij heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing en heeft de daarin gegeven aanwijzingen volledig opgevolgd, aldus de notaris.

De notaris meent dat de beslissing van de ringvoorzitter grotendeels behelst dat de declaratie administratief op een andere wijze dient te worden vastgesteld en niet dat deze dient te worden verlaagd, zoals klager kennelijk meent.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 (wet op het Notarisambt, hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

4.2 De kamer overweegt ten aanzien van het verweer van de notaris dat zowel door de Kamer van Toezicht als door de ringvoorzitter de klacht van klager reeds is beoordeeld en dientengevolge de kamer geen bevoegdheid meer zou toekomen om over het onderhavige geschil te oordelen het volgende.

Een declaratiegeschil op de voet van artikel 55 lid 2 Wna (zoals dit artikel tot 1 januari 2013 luidde) diende aan de ringvoorzitter te worden voorgelegd. Klager heeft de procedure van artikel 55 lid 2 Wna ook gevolgd. Dit betekent niet dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht indien deze betrekking heeft op de wijze van declareren door de notaris en op de vraag of de notaris gehoor heeft gegeven aan de uitspraak van de ringvoorzitter van 19 februari 2013. Bij het indienen van declaraties dient een notaris immers de in artikel 98 lid 1 (oud) (met ingang van 1 januari 2013 is dit artikel 93 lid 1) Wna neergelegde norm in acht te nemen. De tuchtrechter toetst eveneens aan die norm bij de beoordeling van de wijze van declareren van de notaris of ten aanzien van de vraag of de notaris zich aan de uitspraak van de ringvoorzitter heeft gehouden.

4.3 Ten aanzien van het beroep van de notaris op de verjaringstermijn nu volgens hem de tuchtrechtelijke klaagtermijn op 8 september 2008 is aangevangen, overweegt de kamer als volgt.

Ingevolge artikel 99 lid 15 Wna kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen. Het motief van de wetgever voor het opnemen van deze termijn is in de wetsgeschiedenis (Tweede Kamer II, 1996-1997, 23 706,  nr. 12) als volgt verwoord:

“(…) De reden daarvoor is met name gelegen in het feit dat na verloop van een bepaalde termijn ervan uit moet kunnen worden gegaan dat de betrokkene geen reden ziet om een klacht tegen de notaris in te dienen. Gezien het karakter van de procedure, waarbij elke klager zelf de procedure zonder vormvoorschriften in gang kan zetten, acht ik een dergelijke termijn alleszins aanvaardbaar. De notaris moet ook niet tot in lengte van jaren kunnen worden achtervolgd met klachten waarvan de feiten door het verstrijken van een te lange termijn nog zeer moeilijk naar behoren zijn vast te stellen. (…)”

De kamer overweegt dat, hoewel de betreffende werkzaamheden van het notariskantoor - waarvoor de notaris zijn declaratie van 14 juni 2012 heeft gestuurd - zijn begonnen in 2008, zowel de uitspraak van de ringvoorzitter van 19 februari 2013 als de kennisname door klager van de wijze van declareren door de notaris, binnen de termijn van bovengenoemde drie jaren valt, zodat klager kan worden ontvangen in zijn klachten.

4.4  De kamer oordeelt ten aanzien van de klacht met betrekking tot het niet opvolgen van de uitspraak van de ringvoorzitter als volgt.

De notaris heeft op 28 maart 2013 een brief aan de ringvoorzitter geschreven en daarin uitgelegd hoe zijn declaraties zijn verantwoord. De notaris meent dan ook dat hij de aanwijzingen van de ringvoorzitter heeft opgevolgd. De notaris heeft echter, anders dan in de uitspraak van de ringvoorzitter van 19 februari 2013 is bepaald, geen nieuwe declaratie naar klager gestuurd. De notaris heeft ook niet de urenstaten, voor zover onvolledig, aangevuld. De notaris heeft voorts niet aangegeven welke kosten zijn begrepen in de kantoorkosten en daarbij – voor zover daarin administratieve werkzaamheden zijn begrepen – de urenstaten daarop gecorrigeerd. De notaris heeft voorts niet de in rekening gebrachte uren in overeenstemming met de urenstaten gebracht. Ter zitting bleken de twee in het geding gebrachte urenspecificaties van de notaris van elkaar te verschillen. De declaratie van de notaris d.d. 14 juni 2013 welke door klager in het geding was gebracht eindigde op € 56.498,47 met aantal bestede uren 278:24, terwijl de declaratie welke door de notaris in het geding was gebracht eindigde op € 48.684,10 met aantal bestede uren 283. Ter zitting kon dit verschil niet door de notaris worden verklaard. De notaris heeft voorts niet de door hem aan het dossier bestede tijd in rekening gebracht naar het door de notaris vast te stellen uurtarief ‘notaris’. Uit de door de notaris geschreven brief van 28 maart 2013 blijkt derhalve niet dat de notaris vorenstaande aanwijzingen van de ringvoorzitter heeft opgevolgd. Nu de notaris geen appèl tegen de uitspraak van de ringvoorzitter heeft ingesteld, kan zijn verweer dat de ringvoorzitter uitgaat van een onjuist standpunt ten aanzien van de in de kantoorkosten begrepen vergoeding voor ondersteunende/administratieve werkzaamheden, geen gewicht in de schaal leggen. De kamer concludeert dan ook dat de notaris de uitspraak van de ringvoorzitter niet heeft opgevolgd en dat dit klachtonderdeel gegrond is.

4.5 Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel, te weten of het hanteren van een uniform uurtarief voor alle medewerkers van het notariskantoor billijk is, overweegt de kamer als volgt.

Ingevolge artikel 54 lid 1 Wna worden bij algemene maatregel van bestuur voor het verrichten van ambtelijke werkzaamheden tarieven dan wel regels vastgesteld ter bepaling van het honorarium dat de notaris de cliënt in rekening brengt, voor zover zulks kennelijk noodzakelijk is om de continuïteit van een toegankelijke notariële dienstverlening te waarborgen. Uit de NNV, 23 706, nr. 12, p. 8, blijkt dat van belang is dat de notaris over zijn tarieven – voorafgaande aan de dienstverlening – duidelijke informatie geeft, zodat deze kenbaar zijn voor de (potentiële) cliënten. Desgevraagd verklaarde de notaris ter zitting van 17 december 2013 dat door hem altijd een uniform uurtarief voor alle notariële medewerkers op zijn kantoor wordt gehanteerd. Ter zitting heeft de notaris zijn standpunt herhaald dat deze wijze van hanteren van een uniform uurtarief geoorloofd is aangezien hij als notaris vrij is in het bepalen van de hoogte van het te hanteren uurtarief.

Klager heeft echter eerst achteraf, na ontvangst van betreffende declaraties van de notaris, kennis genomen van de door de notaris gehanteerde uurtarieven. Zulks is niet weersproken door de notaris. De notaris heeft derhalve de geldende regelgeving niet in acht genomen. De kamer acht deze handelwijze onzorgvuldig en in strijd met hetgeen een behoorlijk notaris betaamt en concludeert dat ook dit klachtonderdeel gegrond is.

4.6 De kamer komt, zoals hiervoor onder 4.4 en 4.5 overwogen, tot het oordeel dat de notaris, door het niet opvolgen van de uitspraak van de ringvoorzitter en door de onder 4.5 genoemde wijze van declareren, zijn zorgplicht in ernstige mate heeft geschonden. De notaris heeft geen blijk gegeven van inzicht in de toepasselijke regelgeving, noch heeft hij na de uitspraak van de ringvoorzitter, waarbij door de voorzitter specifieke aanwijzingen ten aanzien van een nieuw op te maken declaratie zijn gegeven, een nieuwe nota opgemaakt en de overige aanwijzingen daarin opgevolgd. Deze handelwijze van de notaris acht de kamer daarom zodanig verwijtbaar dat de maatregel van berisping passend en geboden is.

Beslissing

De kamer voor het notariaat:

-        verklaart de klachten genoemd onder 4.4 en 4.5 gegrond en legt de notaris de maatregel van berisping op.

Deze beslissing is gegeven door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, mrs. C.J. Baas, L.A. Galman, Th. W. van Grafhorst en P.J. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Land-Smorenburg, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2014.

Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.