ECLI:NL:TNORAMS:2014:26 Kamer voor het notariaat Amsterdam 547842/NT 13-52 J

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2014:26
Datum uitspraak: 03-07-2014
Datum publicatie: 17-09-2014
Zaaknummer(s): 547842/NT 13-52 J
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: 4.4 De kamer overweegt het volgende. De notaris heeft ter zitting van 8 mei 2014 verklaard dat hij de aantekeningen van het gesprek van 21 juni 2010 en van het gesprek van 25 juni 2010 heeft gemaakt na het passeren op die laatste dag in een zogenaamde verzamelnotitie. De notaris heeft voorts verklaard dat hij in dat gesprek vanwege de ingrijpende wijziging van het testament erflaatster verschillende alternatieven heeft voorgehouden maar dat erflaatster deze afwees. Blijkens de verklaring van [naam] van 2 december 2013, heeft zij in het kennismakingsgesprek op 8 juni 2010 met erflaatster en haar zoon uitgebreid gesproken over de wil van erflaatster en de mogelijkheden voor de uitwerking daarvan in een testament en daarbij aangegeven dat de notaris in een vervolggesprek een nader oordeel ten aanzien van de wilsbekwaamheid van erflaatster zou geven. Uit genoemde verklaring blijkt voorts dat zij in het telefonisch gesprek van 14 juni 2010 tussen [naam] en de zoon van erflaatster, heeft medegedeeld dat de notaris in een persoonlijk onderhoud met erflaatster haar beslisvaardigheid zou beoordelen. Uit de brief van de notaris van 5 maart 2013 blijkt dat de notaris op 21 juni 2010 met erflaatster heeft gesproken over de redenen, het doel en de gevolgen van het testament, waarna [naam] het vervolggesprek met erflaatster en haar zoon heeft gevoerd. Tevens blijkt uit die brief dat de notaris op 25 juni 2010 de inhoud van het concept van het testament met erflaatster heeft besproken.  Uit de brief van de plaatsvervangend voorzitter d.d. 10 februari 2014 inzake de bevindingen van het vooronderzoek, blijkt dat [naam] in het eerste gespreksverslag aantekeningen heeft gemaakt op een voorgedrukte ‘handleiding wilscontrole’, waarbij zij als ‘Algemene indicatoren’ heeft ingevuld: “hoge leeftijd 93, een ander dan de cliënt (nl zoon) maakt afspraak, nota + afschr mogen niet naar cliënt” en als “Bijzondere indicatoren’ heeft ingevuld: “ingrijpende wijze tov versterferfrecht, niet duidelijk of er een bestaand testament is en wat evt. de inhoud kan zijn”. Op de vraag of nader onderzoek nodig is heeft [naam] ingevuld: “? (medisch verkl. van bijv. psychiater of geriater) toest. cliënt nodig” Voorts blijkt uit voornoemde brief van de plaatsvervangend voorzitter dat de notaris ten aanzien van het verslag van het gesprek op 25 juni 2010 aantekeningen heeft gemaakt op de achterzijde van een pagina, kennelijk afkomstig uit de ‘Handleiding wilscontrole’ van 1 september 2009. Deze pagina bevat (onder meer) paragraaf “3.4 Beoordeling beslisvaardigheid’. Bij de daarin opgenomen tekst: “ - Het vermogen een keuze uit te drukken. (…) – Het Begrijpen van informatie. (…) – Het beseffen en waarderen van de betekenis van de informatie voor de eigen situatie. (…) – Logisch redeneren en het betrekken van informatie in het overwegen van opties. (…) ” zijn achtereenvolgens met de hand cijfers 1 tot en met 4 vermeld. De plaatsvervangend voorzitter concludeert ten slotte dat uit de inhoud van de door de notaris en [naam] gemaakte aantekeningen blijkt dat erflaatster duidelijk haar wensen en motieven aan hen heeft kenbaar gemaakt en dat de notaris aan het eind van zijn verslag heeft genoteerd dat bij hem geen twijfel bestaat aan de wilsbekwaamheid van erflaatster.   Uit bovenstaande feiten en omstandigheden is de kamer genoegzaam gebleken dat de notaris voldoende onderzoek heeft gedaan naar de wilsbekwaamheid van erflaatster. Tevens is uit het vooronderzoek door de plaatsvervangend voorzitter gebleken dat de notaris daarbij in voldoende mate het Stappenplan heeft gevolgd. Daarbij is van belang dat zijn medewerkster [naam], erflaatster op juiste wijze naar de notaris heeft doorverwezen na het kennismakingsgesprek op 8 juni 2010. Het feit dat de notaris niet twee medewerkers als getuigen op heeft laat treden bij het passeren van de akte kan de notaris niet worden verweten aangezien dit slechts een advies van de KNB betreft en bovendien de notaris zich bij zijn uiteindelijke besluitvorming heeft laten bijstaan door een van zijn medewerkers, te weten [naam].

KAMER VOOR HET NOTARIAAT VOOR HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 3 juli 2014 in de klacht met nummer 547842 / NT 13-52 J van:

[klager],

wonende te [woonplaats],

raadsman: mr. E.Z. Anink

klaagster,

tegen:

[de notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

raadsvrouw: mr. A.R. Metselaar

de notaris.

Het verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

-        klaagschrift met bijlagen van 6 augustus 2013, ingekomen op 9 augustus 2013;

-        verweerschrift met bijlagen van 7 oktober 2013;

-        repliek met bijlagen van 1 november 2013, ingekomen op 5 november 2013;

-        dupliek met bijlage van 2 december 2013;

-        brief van de voorzitter van de kamer voor het notariaat van 22 januari 201, waarin hij op grond van artikel 99a lid 1 Wna de plaatsvervangend

         voorzitter van de kamer voor het notariaat verzoekt een vooronderzoek te verrichten naar de inhoud van de gespreksverslagen van 8, 21 en 25 juni 

         2010 van de notaris;

-        brief van klaagster van 5 februari 2014;

-        brief van de plaatsvervangend voorzitter aan de voorzitter van de kamer voor het notariaat van 10 februari 2014 betreffende de bevindingen van het 

         vooronderzoek, voornoemd;

-        brief van de voorzitter van de kamer voor het notariaat van 13 februari 2014.

Bij de mondelinge behandeling op 8 mei 2014 zijn verschenen: klaagster en haar raadsman en de notaris en zijn raadsvrouw. Beide partijen hebben het woord gevoerd en pleitnotities overgelegd. Na een korte schorsing is de behandeling van de zaak hervat. Uitspraak is bepaald op 3 juli 2014.

1. De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

  1. De moeder van klaagster (hierna: erflaatster) is op 27 oktober 2012 te [woonplaats] overleden.
  2. Op 25 juni 2010 heeft erflaatster ten overstaan van de notaris haar testament opgemaakt en haar eerder gemaakte uiterste wilsbeschikkingen herroepen. In voornoemd testament is de broer van klaagster, de heer [naam] (hierna: de broer), tot enig erfgenaam en executeur benoemd en is aan klaagster een bedrag gelegateerd gelijk aan de helft van haar erfdeel bij versterf.
  3. In het rapport Praktische Rijgeschiktheid, opgesteld door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen d.d. 24 februari 2010, wordt het volgende vermeld, voor zover van belang: “ Zichtbare lichamelijke afwijkingen: Betrokkene liep met een stok, had wat last van haar rechter heup. Betrokkene maakt op mij een vergeetachtige en minder adequate indruk, zij kon zich bij de tweede rijtest onze eerste ontmoeting van een maand geleden niet meer herinneren. (…) Besturing: Onvoldoende. (…) Bediening: Voldoende. (…) Stopproeven: Voldoende. (…) Verkeersdeelname: Onvoldoende. (…) Diversen: Betrokkene was tijdens beide rijtesten niet in staat haar rijtaak naar behoren uit te voeren en was niet voortdurend in staat datgene te doen wat er als bestuurder van een motorvoertuig van haar verwacht werd. Betrokkene maakte door haar rijgedrag een warrige en inadequate indruk. Door haar rijgedrag werden overige bestuurders zowel gehinderd als in gevaar gebracht. (…) Er is gereden volgens het Protocol Rijtesten CBR. Conclusie: Rijtesten onvoldoende.
  4. Op 15 februari 2011 is een Begeleidingsplan door het Draagnet DOC team voor erflaatster opgesteld, waarin is vermeld, voor zover van belang: ” Diagnose en omschrijving ziekte. In de eerste plaats is mw. gewoon heel erg op leeftijd. Mw. Is 93! Gezien haar hoge leeftijd is ze nog goed in staat zichzelf in huis te bedruipen. Er zijn flinke hiaten in het geheugen. (…) Wat in het oog springt zijn haar paranoïde gedachten. Beschrijving zorgdiagnose. (…) 25.2.11 Gesprek met de dochter: een dame met reële verwachtingen. Ze regelt alle zaken voor haar moeder. Komt elke week langs om de situatie in ogenschouw te nemen en doet de boodschappen. (…) 25.3.11 (…) Mw. blijft onverminderd melding maken van boeven in haar huis. Ze zou blij zijn als haar dochter bij haar zou komen wonen. In elk geval vindt moeder het een heerlijke gedachte dat haar dochter na haar overlijden in het huis in [woonplaats] komt wonen en dat zij dan goed met al haar spulletjes om zal gaan. (…)
  5. In de periode mei 2011 tot september 2012 is erflaatster in behandeling geweest bij dr. [naam], klinisch geriater verbonden aan het Kennemergasthuis te Haarlem. Uit het schrijven van dr. [naam] d.d. 30 juli 2013 blijkt, voor zover van belang,: “U vraagt mij in uw schrijven van 29 juli 2013 over [erflaatster] geboren [datum] en overleden op 27-10-2012 of zij omstreeks juni 2010 nog in staat kon worden geacht ingewikkelde financiële zaken te overzien. Ik heb patiënte gekend van mei 2011 tot sept. 2012. Bij het eerste contact is de diagnose dementie gesteld, die destijds in een matig gevorderde fase was. Op dat moment zou ik haar het nemen van beslissingen over ingewikkelde financiële zaken ontraden hebben. Over haar beoordelingsvermogen per juni 2010 kan ik geen zekere uitspraken doen. Wel kan het volgende overwogen worden. Het meest waarschijnlijk had zij een dementie in het kader van de ziekte van Alzheimer. (…) [erflaatster] scoorde in mei 2011 18 punten. Dit veronderstelt bij een normaal beloop dat de dementie een jaar of drie klinisch manifest was, dat wil zeggen dat er minimaal vanaf dat moment een achteruitgang in haar geestelijk functioneren sprake kan zijn geweest. (…) Ik kom dan op omstreeks mei 2008. Ik acht het dus waarschijnlijk dat haar beoordelingsvermogen omstreeks mei 2010 negatief werd beïnvloed door haar dementie. Zeker weten doe ik dat echter niet.
  6. Bij notariële akte van 23 maart 2012, verleden voor notaris mr. [naam] te [vestigingsplaats], zijn door erflaatster (bij volmacht) aan klaagster en de broer verkocht en geleverd vier percelen landbouwgrond te Barendrecht, Heinenoord en Klaaswaal, tezamen voor het bedrag van € 809.000,00.
  7. Bij brief van 21 december 2012 verzoekt de raadsman van klaagster om een kopie van het dossier aan de notaris: “(…) Ik heb begrepen dat het dossier onder andere bestaat uit drie uitgebreide gespreksverslagen die wellicht meer duidelijkheid kunnen verschaffen. Voor cliënte is tevens van belang te achterhalen hoe de nota’s voor uw werkzaamheden destijds is (zijn) voldaan. Aangezien cliënte de bankzaken van testatrice deed, heeft zij volledig inzage in de mutaties op de bankrekeningen van testatrice. Hier blijkt echter niet uit dat testatrice zelf de kosten betaald heeft voor het opstellen van het testament. Graag verneemt cliënte hoe en door wie uw nota’s destijds betaald zijn. (…)
  8. Bij brief van 5 maart 2013 heeft de notaris aan de raadsman van klaagster geschreven, voor zover van belang: ”(…) [erflaatster] is drie keer voor bespreking op kantoor geweest, te weten op 8 juni 2010, 21 juni 2010 en 25 juni 2010. Op 8 juni heeft zij voor het eerst uitvoerig gesproken met [naam]. Haar zoon was bij dit gesprek aanwezig. [naam] had geen twijfel aan de wilsbekwaamheid van [erflaatster], maar aangezien ze op hoge leeftijd was, begeleid werd door haar zoon en wenste af te wijken van het wettelijk erfrecht vond ze het raadzaam dat ik mevrouw alleen zou spreken. Op 21 juni 2010 heb ik derhalve met [erflaatster] op kantoor gesproken, haar zoon was bij dit gesprek uiteraard niet aanwezig. (…) In eigen woorden heeft zij mij ook kunnen uitleggen wat haar redenen, het doel en de gevolgen van het testament waren. (…) Op geen enkel moment heb ik getwijfeld aan de wilsbekwaamheid van [erflaatster] Op 25 juni is [erflaatster] voor de derde keer op kantoor verschenen. De inhoud van het concept van het testament heb ik toen uitvoerig met haar besproken. Haar zoon was daar uiteraard wederom niet bij aanwezig. Met haar heb ik nogmaals gesproken over de redenen, het doel maar met name de gevolgen van het testament en of dit wel echt haar wens was. Zij was hierover zeer duidelijk en resoluut, dit was haar wens, zo wilde zij het. Ook toen heb ik geen enkele twijfel gehad aan haar wilsbekwaamheid. (…) Met betrekking tot de nota inzake het testament had [erflaatster] een specifieke wens, die zij in het derde gesprek aan mij kenbaar had gemaakt, en die door mij is gerespecteerd.
  9. Op 2 december 2013 heeft de notarieel medewerkster [naam], het volgende verklaard, voor zover van belang: “ Verklaring inzake verloop testament dossier [erflaatster]. Op dinsdag 8 juni 2010 had ik een eerste gesprek met [erflaatster]. (…) Mevrouw gaf in dit gesprek steeds helder en duidelijk aan wat haar overwegingen en wensen waren. (…) Na dit gesprek heb ik een dossier aan laten maken en daarin direct de “handleiding wilscontrole” opgenomen, een en ander gelet op de leeftijd van mevrouw en het feit dat zij wenste af te wijken van het wettelijk erfrecht. Op 14 juni ontvingen wij een email van de zoon met uitgangspunten voor het ontwerp. (…)”  

2. De klacht

2.1 Kort samengevat maakt klaagster de notaris de twee navolgende verwijten.

De notaris heeft geen of onvoldoende onderzoek gedaan naar de wilsbekwaamheid van erflaatster, die ten tijde van haar bezoek aan hem de leeftijd van 93 jaar had. Klaagster licht dit als volgt toe.

Erflaatster leed aan dementie ten tijde van het vaststellen en passeren van het testament op 25 juni 2010 en was op dat moment niet, althans onvoldoende wilsbekwaam. Klaagster acht het onaannemelijk dat erflaatster een duidelijke en weloverwogen keuze naar aanleiding van de door de notaris besproken alternatieven, te weten vruchtgebruik en tweetrapsmaking, zou hebben gemaakt tijdens de bespreking(en) met de notaris.

Klaagster vermoedt dat de notaris het KNB protocol ‘Stappenplan wilsbekwaamheid’ niet, althans niet volledig heeft gevolgd. De notaris heeft nagelaten twee medewerkers als getuigen te laten optreden bij het passeren van het testament. Ook is de wijze en de inhoud van de beoordeling van de wilsbekwaamheid van erflaatster niet vastgelegd in de notariële akte, terwijl dat ook blijkens het Stappenplan wordt aangeraden, aldus klaagster.

De notaris heeft de woonsituatie van erflaatster onvoldoende onderzocht en geen vragen gesteld waarom hijzelf en niet mr [naam] werd benaderd voor het opmaken van het testament.

2.2 De tweede klacht van klaagster luidt dat de notaris zich niet of onvoldoende er van heeft vergewist dat erflaatster haar vrije wil kon vormen en uiten. 

Klaagster licht dit toe als volgt. De broer van klaagster is aanwezig geweest bij het eerste gesprek op het notariskantoor. Klaagster meent dat haar broer ook bij het tweede en derde gesprek van erflaatster bij de notaris aanwezig is geweest en daarbij erflaatster heeft gesouffleerd.

2.3 In repliek verzoekt klaagster de Kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam de notaris te gelasten de gespreksverslagen van 8, 21 en 25 juni 2010 alsnog over te (doen) leggen en in de gelegenheid te worden gesteld om daarop te reageren.

3. Het verweer

3.1 De notaris beroept zich op zijn geheimhoudingsplicht ten aanzien van het verzoek van klaagster tot toezending van genoemde gespreksverslagen.

3.2 De notaris betwist dat hij het Stappenplan niet zou hebben gevolgd. In het eerste kennismakingsgesprek op het notariskantoor heeft [naam], notarieel medewerkster van het kantoor, medegedeeld dat de wilsbekwaamheid van erflaatster eerst nader door de notaris zou worden onderzocht alvorens de opdracht tot het opstellen van een (concept) testament zou worden aangenomen. De nadere beoordeling van de wilsbekwaamheid van erflaatster heeft op 21 en 25 juni 2010 in een gesprek tussen uitsluitend de notaris en erflaatster plaatsgevonden. Hierbij heeft hij erflaatster open vragen gesteld en heeft erflaatster in eigen bewoordingen uitgelegd wat haar motieven waren voor het gewenste op te stellen testament, welke inhoud haar testament volgens haar diende te hebben en welk doel zij hiermee voor ogen had. Erflaatster heeft dat op heldere wijze en in duidelijke bewoordingen uitgelegd. In het gesprek op 21 juni 2010 heeft de notaris nog gewezen op alternatieven, deze werden echter gemotiveerd afgewezen door erflaatster, aldus de notaris.

3.3 De rijtest van het CBR en de verklaring van dr [naam] zeggen niets over de vraag of erflaatster in juni 2010 al dan niet in staat was haar wil te verklaren. Deze rapporten waren de notaris overigens op dat moment ook niet bekend, aldus de notaris.

Ook de omstandigheid dat de broer niet of nauwelijks contact had met erflaatster was de notaris niet bekend.

3.4 Zelfs indien in een civiele procedure tussen klaagster en de broer zou komen vast te staan dat erflaatster ten tijde van het opmaken en passeren van het testament niet meer in staat was haar eigen wil te bepalen, wil dit nog niet zeggen dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld. Hij verwijst daartoe naar uitspraken van de Kamer van Toezicht ’s-Gravenhage van 5 augustus 2009 (LJN:YC0305), de Kamer van Toezicht Arnhem van 3 mei 2011 (LJN YC0616, en het Gerechtshof Amsterdam (Notariskamer) van 18 januari 2011 (LJN:BP8007).

3.5 Tenslotte acht de notaris het opmerkelijk dat klaagster de volmacht in 2012 zodanig heeft uitgebreid dat op 23 maart 2012 bij notariële akte - gepasseerd door notaris mr. [naam] te [vestigingsplaats] - een viertal percelen landbouwgrond zijn verkocht en geleverd aan klaagster en de broer. Dit strookt niet met de stelling van klaagster dat erflaatster ten tijde van het opmaken van het testament niet ‘compos mentis’ was, aldus de notaris.

4. De beoordeling

4.1   Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient te beoordelen of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van het verzoek tot het overleggen van de gespreksverslagen heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Kamer in het vooronderzoek geconcludeerd dat, nu de motieven van de wensen van erflaatster in genoemde gespreksverslagen duidelijk zijn verwoord en daaruit tevens blijkt dat erflaatster consequent haar wensen heeft geuit, ook nadat haar alternatieven zijn voorgehouden, verdere openbaarmaking niet noodzakelijk is. De Kamer heeft geen grond die conclusie terzijde te schuiven.

4.3 Voorts dient te worden beoordeeld of het eerste klachtonderdeel betreffende het onderzoek naar de wilsbekwaamheid van erflaatster door de notaris op juiste wijze is verricht.

Ingevolge het KNB Protocol Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening, (hierna: het Stappenplan), dient een notaris, indien daartoe aanleiding bestaat, de wilsbekwaamheid van een cliënt uitgebreider te onderzoeken. Daarbij wordt aangeraden dat de notaris bij zijn uiteindelijke besluitvorming zich laat bijstaan door twee medewerkers van zijn kantoor en dat hij deze medewerkers als getuigen op laat treden bij het eventueel passeren van de akte. Het Stappenplan luidt – verkort weergegeven – als volgt:

De kamers voor het notariaat nemen met de wet tot uitgangspunt dat een cliënt die handelingsbekwaam is, moet worden geacht zijn belangen te kunnen behartigen. Eerst indien er aanleiding bestaat om daaraan te twijfelen, dient een notaris de geestesgesteldheid van zijn cliënt nader te onderzoeken. Indicatoren (in combinatie) hiervoor kunnen bijvoorbeeld zij n:

  • Indien het vermogen onder bewind gesteld is;
  • Indien de cliënt op hoge leeftijd is;
  • Indien de administratie niet in eigen beheer is;
  • Indien de cliënt niet meer in staat is zelfstandig te wonen;
  • Indien de cliënt verblijft in een zorginstelling;
  • Medische indicatie (ziekten/aandoeningen die van invloed kunnen zijn op het verstandelijk vermogen, bijvoorbeeld de ziekte van Alzheimer, verstandelijke handicap, depressiviteit);
  • Indien er twijfels bestaan aan de weloverwogenheid van een gedaan verzoek;
  • Indien het initiatief voor het verzoek tot dienstverlening van een ander dan de cliënt komt;
  • Indien instructies voor de inhoud van de akte door anderen dan de cliënt zijn vastgelegd;
  • Voor testamenten: indien een testateur frequenter dan voor hem te doen gebruikelijk een verzoek doet bij het aanpassen van een eerder testament;
  • Voor testamenten: naarmate de inhoud van een nieuw testament ingrijpender afwijkt van de inhoud van een eerder testament of de inhoud ongebruikelijk is;
  • Voor testamenten: indien de tijdspanne tussen het verzoek tot het opmaken van het testament en het verlijden daarvan zeer kort is zonder medische noodzaak;
  • Extra aandacht verdienen testamenten, schenkingen, overdrachten ouders-kinderen en de verstrekking van geldleningen.

Neem een besluit om wel of niet de wilsbekwaamheid volgens het stappenplan te beoordelen. Vragen die de notaris zichzelf kan stellen, zijn:

  • Zijn er, gezien bovenstaande indicatoren, gerede twijfels over de wilsbekwaamheid van de cliënt voor de te nemen beslissing?
  • Bestaat de indruk, gezien bovenstaande indicatoren, dat er sprake is van beïnvloeding door derden? (…)

Beoordeel vervolgens de beslisvaardigheid.

Het gaat daarbij om de volgende vaardigheden (of criteria) die u kunt toetsen door het stellen van open vragen:

A. Het vermogen een keuze uit te drukken

(…)

B. Het begrijpen van informatie

(…)

C. Het beseffen en waarderen van de betekenis van de informatie voor de eigen situatie

(…)

D. Logisch redeneren en het betrekken van informatie in het overwegen van opties. (…)

4.4 De kamer overweegt het volgende.

De notaris heeft ter zitting van 8 mei 2014 verklaard dat hij de aantekeningen van het gesprek van 21 juni 2010 en van het gesprek van 25 juni 2010 heeft gemaakt na het passeren op die laatste dag in een zogenaamde verzamelnotitie. De notaris heeft voorts verklaard dat hij in dat gesprek vanwege de ingrijpende wijziging van het testament erflaatster verschillende alternatieven heeft voorgehouden maar dat erflaatster deze afwees.

Blijkens de verklaring van [naam] van 2 december 2013, heeft zij in het kennismakingsgesprek op 8 juni 2010 met erflaatster en haar zoon uitgebreid gesproken over de wil van erflaatster en de mogelijkheden voor de uitwerking daarvan in een testament en daarbij aangegeven dat de notaris in een vervolggesprek een nader oordeel ten aanzien van de wilsbekwaamheid van erflaatster zou geven. Uit genoemde verklaring blijkt voorts dat zij in het telefonisch gesprek van 14 juni 2010 tussen [naam] en de zoon van erflaatster, heeft medegedeeld dat de notaris in een persoonlijk onderhoud met erflaatster haar beslisvaardigheid zou beoordelen.

Uit de brief van de notaris van 5 maart 2013 blijkt dat de notaris op 21 juni 2010 met erflaatster heeft gesproken over de redenen, het doel en de gevolgen van het testament, waarna [naam] het vervolggesprek met erflaatster en haar zoon heeft gevoerd. Tevens blijkt uit die brief dat de notaris op 25 juni 2010 de inhoud van het concept van het testament met erflaatster heeft besproken. 

Uit de brief van de plaatsvervangend voorzitter d.d. 10 februari 2014 inzake de bevindingen van het vooronderzoek, blijkt dat [naam] in het eerste gespreksverslag aantekeningen heeft gemaakt op een voorgedrukte ‘handleiding wilscontrole’, waarbij zij als ‘Algemene indicatoren’ heeft ingevuld: “hoge leeftijd 93, een ander dan de cliënt (nl zoon) maakt afspraak, nota + afschr mogen niet naar cliënt” en als “Bijzondere indicatoren’ heeft ingevuld: “ingrijpende wijze tov versterferfrecht, niet duidelijk of er een bestaand testament is en wat evt. de inhoud kan zijn”.

Op de vraag of nader onderzoek nodig is heeft [naam] ingevuld: “? (medisch verkl. van bijv. psychiater of geriater) toest. cliënt nodig

  Voorts blijkt uit voornoemde brief van de plaatsvervangend voorzitter dat de notaris ten aanzien van het verslag van het gesprek op 25 juni 2010 aantekeningen heeft gemaakt op de achterzijde van een pagina, kennelijk afkomstig uit de ‘Handleiding wilscontrole’ van 1 september 2009. Deze pagina bevat (onder meer) paragraaf “3.4 Beoordeling beslisvaardigheid’. Bij de daarin opgenomen tekst: “ - Het vermogen een keuze uit te drukken. (…) – Het Begrijpen van informatie. (…) – Het beseffen en waarderen van de betekenis van de informatie voor de eigen situatie. (…) – Logisch redeneren en het betrekken van informatie in het overwegen van opties. (…) ” zijn achtereenvolgens met de hand cijfers 1 tot en met 4 vermeld.

De plaatsvervangend voorzitter concludeert ten slotte dat uit de inhoud van de door de notaris en [naam] gemaakte aantekeningen blijkt dat erflaatster duidelijk haar wensen en motieven aan hen heeft kenbaar gemaakt en dat de notaris aan het eind van zijn verslag heeft genoteerd dat bij hem geen twijfel bestaat aan de wilsbekwaamheid van erflaatster.  

Uit bovenstaande feiten en omstandigheden is de kamer genoegzaam gebleken dat de notaris voldoende onderzoek heeft gedaan naar de wilsbekwaamheid van erflaatster. Tevens is uit het vooronderzoek door de plaatsvervangend voorzitter gebleken dat de notaris daarbij in voldoende mate het Stappenplan heeft gevolgd. Daarbij is van belang dat zijn medewerkster [naam], erflaatster op juiste wijze naar de notaris heeft doorverwezen na het kennismakingsgesprek op 8 juni 2010. Het feit dat de notaris niet twee medewerkers als getuigen op heeft laat treden bij het passeren van de akte kan de notaris niet worden verweten aangezien dit slechts een advies van de KNB betreft en bovendien de notaris zich bij zijn uiteindelijke besluitvorming heeft laten bijstaan door een van zijn medewerkers, te weten [naam].

4.5       De onder 1.c genoemde rijproef, het onder 1.d aangehaalde begeleidingplan en de onder 1.e weergegeven verklaring van klinisch geriater [naam] leiden niet tot een ander oordeel. In de eerste plaats moet worden opgemerkt dat de notaris van genoemde rijproef, begeleidingsplan en verklaring niet op de hoogte was toen hij zijn onderzoek naar de geestvermogens verrichtte. Bovendien geldt het volgende. De rijproef legt weinig gewicht in de schaal, omdat voor de rijvaardigheid niet alleen verstandelijke vermogens, maar ook een aantal specifieke lichamelijke vaardigheden nodig zijn. Op hoge leeftijd kunnen die vaardigheden op zeker moment onvoldoende worden om nog te kunnen rijden. Daaruit is echter niet af te leiden dat de geestvermogens in het algemeen zodanig zijn gestoord dat de betrokkene niet meer in staat is een rechtshandeling te verrichten.

Het begeleidingsplan en de verklaring van de geriater, in onderling verband beschouwd, geven wel aan dat de geestvermogens mogelijk verminderd waren. Daaruit kan evenwel niet worden afgeleid dat sprake was van een zodanig ernstige en kenbare stoornis van de geestvermogens dat de notaris bij het onderzoek dat hij instelde naar die geestvermogens tot geen ander oordeel had kunnen komen dan dat erflaatster niet meer in staat was haar wil te bepalen. De kamer oordeelt dit klachtonderdeel dus ongegrond.

4.6 Daarnaast verwijt klaagster de notaris dat hij zich niet of onvoldoende heeft vergewist dat erflaatster haar vrije wil kon vormen en uiten, vanwege beïnvloeding door haar zoon.

De notaris heeft in zijn verweer gesteld dat de zoon bij het eerste gesprek met de notaris op 21 juni 2010, noch bij het tweede gesprek met de notaris op 25 juni 2010 aanwezig is geweest.

De kamer overweegt het volgende.

De kamer stelt voorop dat de notaris al het nodige dient te doen om zich ervan te vergewissen dat de testateur bij het vormen en uiten van zijn of haar wil niet op ongewenste wijze wordt beïnvloed door (de aanwezigheid van) een derde. Het is aan de notaris overgelaten om te bepalen op welke wijze hij uitvoering geeft aan deze verplichting. De kamer is van oordeel dat een notaris in beginsel aan deze verplichting voldoet indien hij op enig moment bij de voorbereiding of het passeren van het testament met de testateur afzonderlijk de relevante aspecten van het testament bespreekt. Van de notaris die daarvoor niet kiest, mag worden verwacht dat hij zijn keuze en de daarbij gemaakte afwegingen achteraf (als daarover vragen rijzen) kan verantwoorden aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval.

Uit de stukken van het dossier is komen vast te staan dat de notaris twee maal met erflaatster afzonderlijk een bespreking heeft gevoerd over haar wensen omtrent het testament, terwijl de zoon daar niet bij aanwezig is geweest.

De kamer oordeelt voorts dat de tijd van 20/25 minuten van de bespreking tussen de notaris en erflaatster op 25 juni 2010 weliswaar kort is, maar dat hierin geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gezien, nu daaraan twee – langere – besprekingen aan vooraf zijn gegaan op 8 en 21 juni 2010, waarin erflaatster in voldoende mate is geïnformeerd over de mogelijkheden en wensen omtrent wijziging van haar testament.

Derhalve wordt dit klachtonderdeel eveneens ongegrond verklaard.

4.7 Dat leidt tot de volgende beslissing.

Beslissing

De kamer voor het notariaat:

-        verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzitter, mrs. E.R.S.M. Marres, R.H. Meppelink, E.E. von Wolzogen Kühr, en A.J.H.M. Janssen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Land-Smorenburg, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2014.

Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.