ECLI:NL:TNORAMS:2014:16 Kamer voor het notariaat Amsterdam 549877/NT 13-62 Th

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2014:16
Datum uitspraak: 24-04-2014
Datum publicatie: 29-07-2014
Zaaknummer(s): 549877/NT 13-62 Th
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:  Nadat de conceptakte tot verdeling reeds naar de erfgenamen was verzonden heeft [de echtgenoot van klaagster] op 10 mei 2012 een lijst van vorderingen aan de notaris overgelegd. Het stond klaagster vrij om vervolgens al dan niet tot ondertekening van betreffende akte over te gaan. De notaris heeft in zijn verweer aangevoerd dat hij, nadat hij de conceptakte aan partijen had verzonden terwijl de familie op snelle afwikkeling van de nalatenschap had aangedrongen, zowel in 2012 als in 2013 contact met het juridisch bureau van de KNB had opgenomen, teneinde duidelijkheid te verkrijgen wat nu exact onder de door partijen overeengekomen finale kwijting viel met betrekking tot de schikking van 8 februari 2012, waarna hij klaagster heeft geadviseerd opnieuw naar de rechter te gaan of een schikking via de wederzijdse advocaten te bereiken. Nadat uiteindelijk op 8 maart 2013 ten kantore van de notaris een voorstel is besproken voor de algehele afwikkeling van de nalatenschappen heeft klaagster op 28 maart 2013 met dat voorstel ingestemd. De stelling van klaagster dat sprake zou zijn geweest van ‘handjeklap’ tussen de notaris en de beide raadslieden van partijen acht de kamer niet aannemelijk nu ook de raadsman van klaagster zelf daarbij aanwezig was. Van enige partijdigheid van de zijde van de notaris daarbij is de kamer niet gebleken.   5.3 Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden oordeelt de kamer dat van enige schending van zorgvuldigheid door de notaris bij het opstellen en versturen van de concept akte van verdeling van 27 april 2012 geen sprake is. Daarbij neemt de kamer in aanmerking dat met het versturen van het concept aan partijen bij de akte nu juist nog de mogelijkheid wordt geboden om zo nodig de tekst van de akte te corrigeren. Anders dan klaagster kennelijk meent, had de notaris met de verzending van de conceptakte niet behoeven te wachten totdat [de echtgenoot van klaagster] schriftelijk opgave had gedaan van de schuifposten. Uit de gehele gang van zaken volgt dat de notaris zich voldoende heeft ingespannen voor klaagster. Het betoog van klaagster dat de notaris als autoriteit had dienen op te treden, zodat haar broers en zuster zich niet tegen de verrekening van de schuifposten en tegen de vergoeding voor [de echtgenoot van klaagster] zouden hebben verzet, gaat voorbij aan de onpartijdigheid van de notaris. Dit geldt te meer nu de erfgenamen van mening verschilden over de reikwijdte van de schikking van 8 februari 2012 en het niet aan de notaris was om dat geschil zonder daartoe strekkend verzoek van alle betrokkenen te beslechten. Dit klachtonderdeel zal daarom ongegrond worden verklaard.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 24 april 2014 in de klacht met nummer 549877/NT 13-62 Th van:

[klaagster],

wonende te [woonplaats],

klaagster,

tegen:

[de notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

de notaris,

1. Het verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

-        klaagschrift van 10 september 2013, ingekomen 13 september 2013;

-        verweerschrift met bijlagen van 11 oktober 2013, ingekomen 15 oktober 2013;

-        repliek met bijlagen van 5 november 2013, ingekomen 6 november 2013;

-        dupliek met bijlage van 3 december 2013, ingekomen 5 december 2013.

Bij de behandeling van de klacht op 20 februari 2014 zijn verschenen: klaagster, haar echtgenoot, [de echtgenoot van klaagster], en de notaris. Partijen hebben het woord gevoerd. Door klaagster zijn pleitnotities overgelegd. Uitspraak is bepaald op 24 april 2014.

2. De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

a.    De moeder van klaagster, mevrouw [naam] (hierna: erflaatster), is op 2 mei 2009 overleden. Erflaatster had in haar laatste testament de drie broers van klaagster in de (destijds geldende) legitieme portie gesteld en klaagster tezamen met haar zuster en de twee kleinkinderen van de vooroverleden zuster van klaagster tot erfgenaam van de nalatenschap van erflaatster benoemd.

b.   Sedert januari 2009 stond erflaatster onder meerderjarigenbewind van de Stichting CAV, (destijds) gevestigd te Haarlem (hierna: het CAV).

c.    De boekhouding van erflaatster is vanaf het overlijden van de vader van klaagster, de heer [naam] (hierna: erflater), in het najaar van 1989, beheerd door de echtgenoot van klaagster, de heer [naam] (hierna: [de echtgenoot van klaagster]).

d.   Het CAV heeft de notaris verzocht om de nalatenschap van erflaatster af te wikkelen.

e.    De erfgenamen hebben vervolgens boedelvolmacht gegeven aan de notaris en aan zijn collega, notaris [naam] (hierna: notaris B), tot afwikkeling van de nalatenschap, met uitzondering van de volmacht tot verdeling.

f.    Door de broers van klaagster is de notaris verzocht ook de (slot)afhandeling van de nalatenschap van erflater, de uiteindelijke verdeling van het vermogen van erflater (waarvan het vruchtgebruik was geëindigd) zorg te dragen. Erflaatster had het vruchtgebruik van de nalatenschap van erflater gekregen met de kinderen c.q. de twee kleinkinderen als enige erfgenamen.

g.   Voor de opheffing van de diverse bankrekeningen, gesteld op naam van erflaatster, was een verklaring van erfrecht nodig, waarin zowel het overlijden van erflater als het overlijden van erflaatster was vermeld. Op 11 december 2009 heeft de notaris de verklaring van erfrecht afgegeven. Bij de opheffing van de bankrekeningen hebben de betreffende banken het kapitaal inclusief de lopende renten op naam van erflaatster overgeboekt naar de derdengeldenrekening van de notaris.

h.   In april 2010 heeft de notaris successieaangifte gedaan, met mededeling daarvan aan alle erfgenamen en legitimarissen.

i.     Omdat tussen de erfgenamen een geschil was ontstaan ten aanzien van de verdeling van de nalatenschappen, hebben de drie broers (waarvan een broer inmiddels is overleden) en zuster klaagster en de twee kleinkinderen gedagvaard en is bij tussenvonnis van 2 november 2011 door de Rechtbank ’s-Gravenhage, sector civiel recht, een comparitie van partijen bevolen. Op 8 februari 2012 is ter gelegenheid van deze comparitie van partijen door de rechtbank Den Haag een proces-verbaal opgemaakt van de vaststellingsovereenkomst tussen partijen. Partijen hebben daarbij tevens verklaard (afgezien van de in de overeenkomst besproken punten) niets meer van elkaar te vorderen te hebben terzake van de nalatenschappen van erflater en erflaatster en zij hebben elkaar daarvoor over en weer finale kwijting verleend.

j.     Op 16 februari 2012 heeft de raadsvrouw van de broers en zuster, mr. G. Sanders te Alphen aan den Rijn, de notaris verzocht tot afwikkeling over te gaan: “ Alle bestaande geschilpunten tussen partijen zijn ter comparitie uitgebreid besproken. Ten aanzien van de CAV-vordering (een vergoeding voor gevoerde administratie, KvN) van [de echtgenoot van klaagster] heeft de rechtbank aan [klaagster] voor gehouden dat deze voor de verdere afwikkeling niet relevant is, omdat deze niet tijdig in de procedure is gebracht. Verder is uitdrukkelijk besproken dat door de finale kwijting dergelijke kwesties niet meer kunnen worden opgebracht, ook niet bij de afwikkeling door u als notaris. Desgewenst kunt u zulks bij mr. de Falco (destijds raadsman van klaagster en de raadsman van de neef en nicht van klaagster, KvN) verifiëren.

k.   Op 27 april 2012 heeft [notaris B] een ontwerp van de akte van verdeling aan de erfgenamen verzonden met het verzoek de volmacht terug te zenden om de akte te (laten) passeren.

l.     Op 2 mei 2012 heeft notaris [notaris C] aan de notaris per e-mailbericht geschreven: “Zojuist heb ik telefonisch contact gehad met uw collega [notaris B] inzake bovenvermelde nalatenschappen. De heer [naam] (broer van klaagster, KvN) heeft namelijk aan mij gevraagd om zijn handtekening onder de door u opgestelde volmacht te legaliseren. Tevens had hij wat aanvullende vragen inzake de door u op bijlage A opgevoerde vordering die [de echtgenoot van klaagster] zou hebben op de nalatenschappen. De [naam broer van klaagster] heeft mij verteld dat reeds meerdere malen aan u is medegedeeld dat deze vordering door de erfgenamen wordt betwist (behoudens uiteraard door de echtgenote van [de echtgenoot van klaagster]). Het verbaast hem dan ook zeer dat deze vordering nu toch als schuld wordt opgevoerd. De [naam broer van klaagster] wenst dan ook dat deze vordering van de bijlagen wordt afgehaald. Nu kan het natuurlijk zo zijn dat de echtgenote van [de echtgenoot van klaagster] alsdan de volmacht tot verdeling niet wenst te ondertekenen, echter dit zou niet correct zijn gezien de beschikking van de rechtbank de dato 8 februari 2012 die zij ondertekend heeft. Indien [de echtgenoot van klaagster] van mening is dat hij een vordering heeft, kan hij dit uiteraard te allen tijde proberen op de erfgenamen te verhalen, maar dit behoort de verdeling niet tegen te houden. Vriendelijk verzoek ik u dan ook de stukken aan te passen en deze vervolgens aan de erfgenamen te versturen.

m. Op 2 mei 2012 heeft de heer [naam] (broer van klaagster) aan [notaris B] in een e-mailbericht geschreven: “Vandaag heb ik u per post de door mij ondertekende volmacht/verklaring toegezonden tot verdeling van de nalatenschap, (..).Per abuis heb ik over het hoofd gezien dat er een bedrag ad € 5000,00 in depot wordt gehouden, zijnde beloning [de echtgenoot van klaagster].  Met [de notaris] was afgesproken dat inderdaad dit bedrag in depot zou worden gehouden, echter niet met de vermelding als schuld, zijnde beloning [de echtgenoot van klaagster]. Na o.a. ruggenspraak met mijn broer [naam], deel ik U mede dat de echtgenote van [de echtgenoot van klaagster], [klaagster], tijdens de rechtszitting heeft getekend dat zij van welke vergoeding dan ook heeft afgezien en dat dientengevolge kon worden overgegaan tot de uiteindelijke verdeling van de nalatenschap. Daar [de echtgenoot van klaagster] geen erfgenaam is, heeft hij door deze gerechtelijke uitspraak, geen enkel recht op welke beloning dan ook. (..)

n.   Op 10 mei 2012 heeft klaagster aan de notaris per e-mailbericht geschreven: “Tot mijn verbazing ontving ik gisterenavond 9-5-2012 aangepaste stukken i.v.m. de verdeling van de nalatenschap. In opdracht van mijn familie (broers en zuster) heeft u het bedrag van 5000 euro t.w. de vordering van mijn echtgenoot [naam] geheel uit het depot gehaald. Ik denk dat u over het hoofd gezien heeft dat er erven kunnen zijn die een andere mening hebben. Dat was - waar het mij betreft – de reden waarom ik u gisteren rond 12 uur een bericht deed toekomen met het verzoek het bedrag in depot te laten. Ik vernam zojuist van mijn man, die vanmiddag met u heeft gesproken op uw kantoor, dat u – zoals ik u gisteren verzocht – de familie de lijst van werkzaamheden van [de echtgenoot van klaagster] zult doen toekomen. De volgorde van verzending daarvan t.o.v. wijziging van het ontwerp vind ik een absolute misser uwerzijds. (…) Derhalve stel ik dat u voorbarig heeft gehandeld door het bedrag van 5000 euro geheel uit het depot te halen, waarbij u als reden geeft dat u aan de eis van de familie (broers en zuster) moet voldoen.

o.   Op 11 mei 2012 heeft de notaris per e-mailbericht geantwoord aan klaagster: “Er is een verschil tussen het zijn van erfgenaam (wat u bent) met rechten en plichten en de rechten van een schuldeiser, zijnde in deze uw echtgenoot. Er is geen eenstemmigheid onder de erven betreffende een crediteur, en dat is voldoende. Dan haal ik de crediteur eruit, want dat zou ik bij elke crediteur doen en waarom nu dan niet, het mag vervolgens de verdeling tussen de erfgenamen (juridisch gezien) niet in de weg staan. De (betwiste) vordering van de crediteur is daarmee niet van tafel maar alleen uit de verdeling gehaald. Ik moet en het kan niet anders dan mij in deze onpartijdig op te stellen. (..) De lijst van werkzaamheden van uw echtgenoot hebben de erven gelijk met het gewijzigde concept ontvangen.(..)

p.   Vervolgens is tussen de erfgenamen onenigheid ontstaan over een lijst van vorderingen van erflaatster op de hoofdgerechtigden in de nalatenschap, ingebracht door (de echtgenoot van) klaagster. Deze vorderingen, uit de jaren negentig en beginjaren 2000,  betroffen met name de kosten rond de begrafenis van erflater en kosten van juridische bijstand door erflaatster. Daarnaast was gebleken dat over de laatste drie jaren tot haar overlijden, het vruchtgebruik van erflaatster niet was bijgeschreven.

q.   Op 8 maart 2013 is ten kantore van de notaris aan partijen een voorstel gedaan tot algehele afwikkeling van de nalatenschappen.

r.    Op 20 maart 2013 heeft de raadsman van de broers en zuster aan de raadsman van klaagster geschreven: “Tijdens de bespreking van 8 maart jl. ten kantore van [de notaris], die bij onze bespreking aanwezig was, is het navolgende algehele voorstel tot afwikkeling van de nalatenschappen (..) besproken. (..) Het eindvoorstel luidt als volgt: Van de genoten rente wordt een bedrag van € 23.375,18 toegerekend aan de nalatenschap van [erflaatster]. Ten aanzien van de zogenaamde schuifposten is voorgesteld om een totaalbedrag van € 18.648,51 bij te tellen in de nalatenschap van [erflaatster], waardoor het voldoen van voornoemd bedrag (m.n. kosten ter afwikkeling van de nalatenschap van wijlen [erflater]) alsnog wordt toegekend aan de juiste nalatenschap. Ten slotte kwam de tot nu toe nimmer formeel vastgestelde vergoeding van [de echtgenoot van klaagster] ter sprake. Voorgesteld is dat een bedrag van € 3.750,00 in de akte door [de notaris] wordt opgenomen als schuld in de nalatenschap van [erflaatster], welk bedrag toekomt aan [de echtgenoot van klaagster] voor onder meer verrichte administratieve- maar ook evt. overige werkzaamheden etc. Met het voorgaande kunnen cliënten allen akkoord gaan, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat er finale kwijting wordt verleend tussen alle betrokkenen over en weer, waarbij derhalve ook [de echtgenoot van klaagster] is betrokken. (…) Graag verneem ik van u dat [de echtgenoot van klaagster] en [klaagster] instemmen met bovengenoemd eindvoorstel (..)

s.    Op 28 maart 2013 heeft de raadsman van klaagster namens haar en [de echtgenoot van klaagster] laten weten in te stemmen met het eindvoorstel.

t.     Op 8 april 2013 heeft [de echtgenoot van klaagster] aan de notaris geschreven: “(..) Ik hoef u niet te vertellen hoeveel werk ik heb gehad om alle gegevens op te zoeken, teneinde de zaak duidelijk te krijgen. Ook heb ik u inzicht en gegevens verstrekt om de nalatenschappen te kunnen gaan regelen. U kunt uit uw declaraties, e-mails en telefoongesprekken een goede indruk krijgen van wat allemaal is gepasseerd en van de werkzaamheden die ik op uw verzoek heb verricht. Een vergoeding van € 1.250.-- zou slechts een tegemoetkoming zijn van u aan mij. Dit bedrag kunt u zonder gewetensbezwaren verrekenen met uw honorarium uit de nalatenschap. Ik weet dat u zich sterk hebt gemaakt voor mijn CAV-vergoeding, niet alleen in 2012 en 2013, maar ook reeds in 2010 (zie uw e-mail) en dat heb ik gewaardeerd. Om de zaak niet op de spits te drijven, stuur ik u geen rekening en laat ik het aan uw welwillendheid over om het bedrag van € 1.250.--  aan mij te doen toekomen voor werkzaamheden die ik op uw verzoek heb verricht. Ook u weet, dat wanneer het vruchtgebruik meteen in de conceptverdeling was opgenomen mijn vergoeding geen strijdpunt (na eerdere toezegging) was geworden.

u.   Op 16 mei 2013 is de akte van verdeling gepasseerd, met volledige kwijting en décharge, waarbij de nalatenschappen van erflater en erflaatster zijn verdeeld.

3. De klacht

3.1 Klaagster verwijt de notaris dat hij in de conceptakte van verdeling van 27 april 2012 niet het vruchtgebruik van erflaatster van de laatste drie jaren heeft opgenomen (de kamer begrijpt: de vruchten van het vruchtgebruiksvermogen niet aan het vermogen van erflaatster heeft toegevoegd). Zij meent dat de notaris niet nauwgezet genoeg is geweest. De notaris had naar de mening van klaagster als autoriteit dienen op te treden, zodat haar broers en zuster zich niet tegen de verrekening van de schuifposten en tegen de vergoeding voor [de echtgenoot van klaagster] zouden hebben verzet. De verhoudingen binnen de familie waren gespannen. De drie broers en zuster aan de ene kant stonden tegenover klaagster en de neef en nicht in Italië (kinderen van de vooroverleden dochter van erflaatster) aan de andere kant.

3.2 Klaagster stelt dat [de echtgenoot van klaagster] de notaris al in januari 2012 en later nog eens in april 2012, vóór het opmaken van de conceptakte van verdeling attent heeft gemaakt op de “schuifposten”, de vorderingen die betrekking hadden op de nalatenschap van erflater, maar dat de notaris geen afspraak wilde maken met [de echtgenoot van klaagster] om deze posten toe te lichten.

3.3 Indien de notaris toen zorgvuldiger te werk was gegaan, had de verdeling een jaar eerder plaats kunnen hebben. De rekening die de notaris over het laatste jaar heeft verzonden van bijna € 12.000,- was dan niet nodig geweest, aldus klaagster.

4. Het verweer

4.1 De notaris is van mening dat hij correct heeft gehandeld in de afwikkeling van de nalatenschappen. Het was een complexe afwikkeling met veel twistpunten, een enorme hoeveelheid aan stukken c.q. correspondentie, alsmede onenigheid tussen de erfgenamen die elkaar vaak tegenspraken. Een volstrekt helder beeld van de vorderingen (“schuifposten”) was volgens de notaris niet te krijgen, mede gezien de lange tijd na het overlijden van erflater. Bovendien waren er meerdere juristen bij betrokken met verschillende meningen. De notaris bestrijdt dat hij niet met [de echtgenoot van klaagster] een afspraak ter toelichting op de vorderingen wilde maken; volgens hem kwam [de echtgenoot van klaagster] pas in mei met de stukken, na verzending van de conceptakte van verdeling. Toen heeft hij ook een afspraak gemaakt met [de echtgenoot van klaagster]. De notaris voert ter verdediging aan dat [de echtgenoot van klaagster] hem die stukken ook eerder had kunnen toesturen, aangezien daar voldoende tijd voor was geweest. Immers de notaris heeft in de laatste opgave van 2009, afkomstig van het accountantskantoor Grant Thornton, niets van de te verrekenen posten aangetroffen, aldus de notaris. Ook in april 2010 bij de successie-aangifte is nimmer door klaagster aangegeven dat er nog te verrekenen posten waren die dan als vorderingen in de nalatenschap van erflaatster dienden te worden opgenomen. De boekhouder dan wel de accountant van erflaatster behoorde gedurende het leven van erflaatster jaarlijks het vruchtgebruik van erflaatster te boeken. De notaris is bij het concipiëren van de conceptakte van verdeling uitgegaan van de jaarlijkse overzichten van de accountant van erflaatster.

4.2 In de conceptakte van verdeling had de notaris de vergoeding van € 5.000,-- voor [de echtgenoot van klaagster] opgenomen, aangezien dat de notaris niet onredelijk voorkwam. De bewindvoerder, CAV, wilde voor deze vergoeding machtiging aan de kantonrechter vragen, echter door het overlijden van erflaatster is deze machtiging niet verkregen. Toen echter bleek dat de broers en zuster het niet eens waren met de opname van deze vergoeding in de conceptakte van verdeling, heeft [de echtgenoot van klaagster] de notaris de lijst met de te verrekenen posten gestuurd.

Dat de vergoeding aan [de echtgenoot van klaagster] uiteindelijk lager is uitgevallen is iets wat de advocaten als compromis zijn overeengekomen en is de notaris naar zijn mening niet aan te rekenen.

De notaris ziet dan ook geen aanleiding om het verschil (€ 1.250.--) voor zijn rekening te nemen, zoals door klaagster gesuggereerd.

De notaris heeft in het dossier veel uren gemaakt die alle zijn verantwoord aan de erfgenamen. Dat de erfgenamen veel onenigheid hadden is de notaris niet aan te rekenen. Hij heeft steeds getracht de conflicten (onpartijdig en zorgvuldig) op te lossen en niet, zoals klaagster stelt, de ellende veroorzaakt. Van op hoge kosten jagen is dus geen sprake geweest, aldus de notaris.

5. De beoordeling

5.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 (wet op het Notarisambt, hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

5.2 Ten aanzien van het eerste en tweede klachtonderdeel, te weten dat de notaris onvoldoende rekening heeft gehouden met het recht op vruchtgebruik van erflaatster van de laatste drie jaren en tevens onvoldoende rekening heeft gehouden met de rechtsvorderingen (‘schuifposten’) die betrekking hebben op de nalatenschap van erflater, overweegt de kamer als volgt.  

De notaris heeft zich bij de opstelling van de successieaangifte in april 2010 en bij de conceptakte van verdeling van 27 april 2012 gebaseerd op de hem verstrekte jaarlijkse overzichten van de accountant van Grant Thornton, te Leiden. Uit het financieel overzicht van Grant Thornton van 2009 betreffende het “Vermogen [erflater] (herleid tot waarde nominaal per 02-05-2009)”, blijkt een splitsing tussen waarde vruchtgebruik van 8%, te weten € 99.912,00 en bloot eigendom van € 1.148.992,00. Uit genoemd financieel overzicht kan de kamer niet afleiden dat de vruchten - zoals klaagster stelt - niet of niet volledig zouden zijn uitgekeerd aan erflaatster.  

Voorts is niet gebleken dat klaagster bij de successieaangifte in 2010 aan de notaris heeft medegedeeld dat er nog bedragen dienden te worden verrekend op grond van het vruchtgebruik van erflaatster dan wel dat nog een bijtelling in de nalatenschap van erflaatster ten aanzien van de betreffende schuifposten diende te worden vastgesteld.

Klaagster stelt dat zij (dan wel [de echtgenoot van klaagster]) de notaris eerst in januari 2012 telefonisch op de hoogte heeft gebracht van de verrekeningsbedragen met betrekking tot het vruchtgebruik en de betreffende schuifposten. Door de notaris is ter zitting aangevoerd dat dat mogelijk juist is, maar dat hij in vergelijkbare gevallen altijd vraagt naar schriftelijke bescheiden ter onderbouwing van dergelijke stellingen. Vervolgens heeft klaagster op 8 februari 2012 met de overige erfgenamen een schikking getroffen zoals genoemd onder 1i. van onderhavige beslissing.

Nadat de conceptakte tot verdeling reeds naar de erfgenamen was verzonden heeft [de echtgenoot van klaagster] op 10 mei 2012 een lijst van vorderingen aan de notaris overgelegd. Het stond klaagster vrij om vervolgens al dan niet tot ondertekening van betreffende akte over te gaan.

De notaris heeft in zijn verweer aangevoerd dat hij, nadat hij de conceptakte aan partijen had verzonden terwijl de familie op snelle afwikkeling van de nalatenschap had aangedrongen, zowel in 2012 als in 2013 contact met het juridisch bureau van de KNB had opgenomen, teneinde duidelijkheid te verkrijgen wat nu exact onder de door partijen overeengekomen finale kwijting viel met betrekking tot de schikking van 8 februari 2012, waarna hij klaagster heeft geadviseerd opnieuw naar de rechter te gaan of een schikking via de wederzijdse advocaten te bereiken.

Nadat uiteindelijk op 8 maart 2013 ten kantore van de notaris een voorstel is besproken voor de algehele afwikkeling van de nalatenschappen heeft klaagster op 28 maart 2013 met dat voorstel ingestemd. De stelling van klaagster dat sprake zou zijn geweest van ‘handjeklap’ tussen de notaris en de beide raadslieden van partijen acht de kamer niet aannemelijk nu ook de raadsman van klaagster zelf daarbij aanwezig was. Van enige partijdigheid van de zijde van de notaris daarbij is de kamer niet gebleken.

5.3 Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden oordeelt de kamer dat van enige schending van zorgvuldigheid door de notaris bij het opstellen en versturen van de concept akte van verdeling van 27 april 2012 geen sprake is. Daarbij neemt de kamer in aanmerking dat met het versturen van het concept aan partijen bij de akte nu juist nog de mogelijkheid wordt geboden om zo nodig de tekst van de akte te corrigeren. Anders dan klaagster kennelijk meent, had de notaris met de verzending van de conceptakte niet behoeven te wachten totdat [de echtgenoot van klaagster] schriftelijk opgave had gedaan van de schuifposten. Uit de gehele gang van zaken volgt dat de notaris zich voldoende heeft ingespannen voor klaagster. Het betoog van klaagster dat de notaris als autoriteit had dienen op te treden, zodat haar broers en zuster zich niet tegen de verrekening van de schuifposten en tegen de vergoeding voor [de echtgenoot van klaagster] zouden hebben verzet, gaat voorbij aan de onpartijdigheid van de notaris. Dit geldt te meer nu de erfgenamen van mening verschilden over de reikwijdte van de schikking van 8 februari 2012 en het niet aan de notaris was om dat geschil zonder daartoe strekkend verzoek van alle betrokkenen te beslechten. Dit klachtonderdeel zal daarom ongegrond worden verklaard.

5.4 Met betrekking tot de klacht over het tijdsverloop oordeelt de kamer het volgende. Vast staat dat bij de verdeling van de nalatenschappen van erflaatster en erflater de rechtstreeks betrokkenen lange tijd verdeeld zijn geweest. Nadat tussen partijen naar aanleiding van een bespreking op het kantoor van de notaris op 8 maart 2013, uiteindelijk overeenstemming was bereikt, is vervolgens op 16 mei 2013 de notariële akte gepasseerd. Dat geruime tijd is verstreken tussen verzending van de conceptakte en het passeren van de akte kan niet aan de notaris verweten worden. Mitsdien acht de kamer ook dit klachtonderdeel ongegrond.

5.5 Het voorgaande leidt ertoe dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond zal worden verklaard.

Beslissing

De kamer voor het notariaat:

-        verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond .

Deze beslissing is gegeven door mr. W.S.J. Thijs, voorzitter, mrs. A.H. Schotman, J.H.M. Erkamp, Ch.F. Tasseron en W.R. Bruinink, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Land-Smorenburg, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2014.

Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.