ECLI:NL:TNORARL:2013:21 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2013/65

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2013:21
Datum uitspraak: 16-12-2013
Datum publicatie: 01-12-2014
Zaaknummer(s): AL/2013/65
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: D oor de kandidaat-notaris aangevoerde omstandigheden niet aannemelijk is geworden dat de kandidaat-notaris had moeten twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflater. Als er geen aanleiding is voor twijfel, hoeft volgens vaste jurisprudentie van het gerechtshof te Amsterdam het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid niet te worden toegepast. Voorts waren er voor de kandidaat-notaris geen wettelijke beletselen voor het passeren van het testament. Daarnaast kent de wet geen verplichting voor een notaris om anderen dan de erfgenamen over de inhoud van een testament te informeren.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: AL/2013/65

Beslissing van de Kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden op de klacht van

[X] en

[Y],

wonende te [..],

klagers,

tegen

[Q] ,

voormalig kandidaat-notaris te [..].

Partijen zullen verder als ‘klagers’ en ‘de kandidaat-notaris’ worden aangeduid.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-        de brief van klagers van 22 april 2013 met bijlagen, waarin de klacht is neergelegd;

-        de brief van de secretaris van de Kamer van 3 mei 2013;

-        de brief van de kandidaat-notaris van 22 mei 2013;

-        het e-mailbericht van klagers van 26 september 2013;

-        de mondelinge behandeling van de klacht op 8 november 2013, waarbij de kandidaat-notaris is verschenen. Klagers zijn met bericht van afwezigheid niet bij de mondelinge behandeling verschenen.

2. De feiten

2.1. Op 22 februari 2013 is de heer [A], de oom van klagers (hierna ook: erflater), overleden. Erflater had laatstelijk beschikt over zijn nalatenschap bij testament van 4 februari 2011. Dit testament is verleden voor de kandidaat-notaris als waarnemer voor notaris [B]. De kandidaat-notaris was tot eind maart 2013 werkzaam bij notarissen [B] en [C] van notariskantoor [D] te [..].

Erflater had eerder een testament laten opmaken door de kandidaat-notaris en was al langere tijd cliënt van het kantoor.

In het testament van 4 februari 2011 zijn vier erfgenamen benoemd. Deze erfgenamen zijn geen familieleden van erflater. Eén van de erfgenamen is volgens klagers de moeder van de aan het kantoor verbonden notaris [C].

3. De klacht en het verweer

3.1. Klagers verwijten de kandidaat-notaris in het eerste klachtonderdeel dat zij heeft meegewerkt aan de totstandkoming van het testament van erflater. Zij betwijfelen of hun oom bij de wijziging van het testament voldoende in staat was zijn wil te bepalen.  Zij zien geen reden waarom erflater, anders dan in zijn vorige testament, zijn familieleden niet tot erfgenamen heeft benoemd en vermoeden dat hun oom tijdens zijn ziekteperiode gedurende de laatste twee jaar van zijn leven onder druk is gezet om het testament aan te passen. Zij betwijfelen dan ook of de kandidaat-notaris een goede inschatting heeft gemaakt van de wilsbekwaamheid van erflater. Zij vermoeden dat de kandidaat-notaris ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van de bestaande objectieve beoordelingscriteria, maar is afgegaan op haar eigen subjectieve beoordelingsvermogen.

Verder verwijten klagers de kandidaat-notaris in het tweede klachtonderdeel dat zij de opdracht om het testament te wijzigen niet heeft overgedragen aan een ander notariskantoor omdat één van de te benoemen erfgenamen de moeder van notaris [C] is, waardoor een duidelijke belangenverstrengeling is ontstaan.

In het derde klachtonderdeel klagen klagers erover dat zij onvoldoende zijn geïnformeerd over de totstandkoming en de inhoud van het testament. Pas door tussenkomst van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) zijn zij zeer summier geïnformeerd door de aan het kantoor verbonden notarissen [B] en [C] bij brieven van 10 april respectievelijk 12 april 2013.

3.2. De kandidaat-notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De Kamer zal daarop hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1. Voor zover in de klacht verwijten gericht zijn tegen notarissen [B] en [C], stelt de Kamer het volgende vast. Naar aanleiding van de klacht bij brief van 22 april 2013 heeft de secretaris van de Kamer klagers bij brief van 3 mei 2013 de ontvangst van de klacht tegen voormalig kandidaat-notaris [Q] bevestigd en bericht dat naar aanleiding van deze klacht de kandidaat-notaris om een reactie is gevraagd. Aangezien klagers hierop niet op enig moment gedurende de klachtprocedure hebben gereageerd door aan te geven dat de klacht ook ziet op andere aan het kantoor verbonden notarissen , gaat de kamer ervan uit dat de klacht alleen is gericht tegen de kandidaat-notaris en zullen de in de klacht vermelde verwijten in de richting van de beide andere notarissen niet door de Kamer worden beoordeeld.

4.2. Ingevolge artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: ‘Wna’) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De Kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de kandidaat-notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. De Kamer overweegt daartoe als volgt.

4.3. De Kamer neemt met de wet tot uitgangspunt dat een cliënt die handelingsbekwaam is, moet worden geacht zijn belangen te kunnen behartigen. Eerst indien er een aanleiding bestaat om daaraan te twijfelen, dient een notaris de geestesgesteldheid van zijn cliënt nader te onderzoeken.

4.4. De kandidaat-notaris heeft het volgende als verweer aangevoerd.

De kandidaat-notaris heeft twee gesprekken met erflater gevoerd, waarbij aan het eind van het tweede gesprek het testament is ondertekend. De kandidaat-notaris heeft tijdens deze gesprekken geen enkele twijfel gehad over de wilsbekwaamheid van erflater. Erflater kwam beide keren zelfstandig naar het notariskantoor; er waren geen andere personen, die mogelijk druk op erflater konden uitoefenen, bij de gesprekken aanwezig. Hij maakte een weloverwogen en heldere indruk. Erflater kon duidelijk uitleggen waarom hij zijn testament  ingrijpend wilde wijzigen. Erflater was op dat moment in de zeventig. Tijdens het eerste gesprek kwam zijn gezondheid ter sprake, waarbij bleek dat zijn klachten lichamelijk van aard waren en geen verband hielden met zijn geestelijke gesteldheid. Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht heeft de kandidaat-notaris hier nog aan toegevoegd dat erflater niet veranderd was ten opzichte van de eerdere ontmoetingen.

4.5. De Kamer is van oordeel dat het gelet op de door de kandidaat-notaris aangevoerde omstandigheden niet aannemelijk is geworden dat de kandidaat-notaris had moeten twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflater. Als er geen aanleiding is voor twijfel, hoeft volgens vaste jurisprudentie van het gerechtshof te Amsterdam het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid niet te worden toegepast. Dit klachtonderdeel dient ongegrond te worden verklaard.

4.6. Ten aanzien van het verwijt van klagers dat de kandidaat-notaris de zaak naar een ander kantoor had moeten verwijzen vanwege de aanwijzing van de moeder van notaris [C] als erfgename, oordeelt de kamer als volgt. In artikel 20 van de Wet op het notarisambt (Wna) is bepaald dat een (kandidaat-) notaris geen akte mag verlijden die een begunstiging inhoudt van hemzelf, zijn echtgenoot of een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad. Dit betekent dat er voor de kandidaat-notaris geen wettelijke beletselen waren voor het passeren van het testament. Ofschoon het vanwege familie relaties van een aan het kantoor verbonden notaris mogelijk te prefereren was geweest  de akte door een notaris van een ander kantoor te laten passeren, is naar het oordeel van de Kamer geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, nu  de wettelijk voorgeschreven kaders niet zijn overtreden. Zulks geldt te meer nu erflater al geruime tijd cliënt van het kantoor was. Het tweede klachtonderdeel is eveneens ongegrond.

4.7. Voor zover de klacht over het onvoldoende informeren van klagers over de totstandkoming en de inhoud van het testament handelen of nalaten van de kandidaat-notaris betrof, wijst de Kamer erop dat klagers geen belanghebbenden bij het testament zijn omdat zij daarin niet als erfgenamen zijn aangewezen. De wet kent geen verplichting voor een notaris om anderen dan de erfgenamen over de inhoud van een testament te informeren. Dit derde klachtonderdeel treft dan ook evenmin doel.

5. De beslissing

De Kamer voor het notariaat

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, fungerend voorzitter, mrs. B.J. Engberts, E.J.M. Kerpen, A.W. Drijver en H. Quispel, plv. leden en in tegenwoordigheid van mr. W.E. Markus-Burger, secretaris, in het openbaar uitgesproken op 16 december 2013.

De secretaris                                                          De plv. voorzitter