ECLI:NL:TNORARL:2013:20 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2013/56

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2013:20
Datum uitspraak: 16-12-2013
Datum publicatie: 01-12-2014
Zaaknummer(s): AL/2013/56
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Gelet op het verweer van de notaris is niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat er voor de notaris aanwijzingen waren om aan de wilsbekwaamheid van erflaatster te twijfelen en dientengevolge nader onderzoek te verrichten.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: AL/2013/56

Beslissing van de Kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden op de klacht van

[X],

wonende te [..],

klaagster,

tegen

[..] ,

notaris te [..],

gemachtigde: mr. J.H. van Vliet, advocaat te Wageningen.

Partijen zullen verder als ‘klaagster’ en ‘de notaris’ worden aangeduid.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      de brief van klaagster van 15 april 2013, waarin de klacht tegen de notaris is neergelegd;

-      de brief van de secretaris van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 18 april 2013 en het antwoord daarop van klaagster bij brief van 22 april 2013;

-      de brief met bijlagen van de notaris van 17 mei 2013;

-      de repliek met bijlagen van klaagster van 4 juni 2013;

-      de dupliek van de notaris van 25 juni 2013;

-      de mondelinge behandeling van de klacht op 8 november 2013, waarbij zijn verschenen klaagster en de notaris, tezamen met zijn gemachtigde.

2. De feiten

2.1. Op 13 februari 2013 is de dochter van klaagster, mevrouw [A] (hierna: ‘erflaatster’), door zelfdoding overleden.

Vanaf 2000 is erflaatster diverse perioden wegens een ernstige geestesziekte opgenomen geweest in diverse psychiatrische klinieken. Ten tijde van het opmaken van haar testament woonde klaagster zelfstandig en werd zij begeleid door de heer [B].

Erflaatster had laatstelijk beschikt over haar nalatenschap bij testament van 2 december 2011, verleden voor de notaris. In dit testament heeft erflaatster de heer [B] benoemd tot haar enige erfgenaam en executeur Voor het geval de heer [B] voortijdig zou komen te overlijden heeft zij de Dierenbescherming tot haar enig erfgenaam benoemd.

3. De klacht en het verweer

3.1. Klaagster verwijt de notaris dat hij zijn medewerking heeft verleend aan het opstellen van het testament van haar dochter, terwijl hij had kunnen merken dat erflaatster aan een ernstige psychiatrische ziekte leed waardoor zij haar wil onvoldoende kon bepalen. Klaagster heeft het vermoeden dat het testament onder druk van de begeleider van erflaatster, de heer [B], tot stand is gekomen. Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht heeft zij hieraan toegevoegd dat de notaris had moeten begrijpen dat erflaatster een patiënt was vanwege het feit dat zij een begeleider had. Hij had om die reden door moeten vragen.

3.2. De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De Kamer zal daarop hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1. Ingevolge artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: ‘Wna’) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De Kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. De Kamer overweegt daartoe als volgt.

4.2. De Kamer neemt met de wet tot uitgangspunt dat een cliënt die handelingsbekwaam is, moet worden geacht zijn belangen te kunnen behartigen. Eerst indien er een aanleiding bestaat om daaraan te twijfelen, dient een notaris de geestesgesteldheid van zijn cliënt nader te onderzoeken.

4.3.  De notaris heeft als verweer het volgende aangevoerd. Hij kan zich het gesprek met erflaatster nog goed herinneren. De zaak is voorbereid door een zeer ervaren kandidaat-notaris die zich erflaatster eveneens nog goed kan herinneren. Zij hebben allebei erflaatster uitgebreid gesproken, waarbij geen van beiden enige twijfel heeft gekregen over de wilsbekwaamheid van erflaatster. Erflaatster wist wat ze wilde, kon dit ook goed motiveren en gaf eenduidige antwoorden. Ze maakte op geen enkel moment de indruk onder invloed van de heer [B] te staan. Bij de eerste bespreking noch bij het passeren van de akte was de heer [B] aanwezig. Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht heeft de notaris hier nog aan toegevoegd dat klaagster de heer [B] in haar gesprek met de notaris voorafgaand aan het passeren niet als haar begeleider had aangeduid, maar als haar steun en toeverlaat. Ze kon duidelijk aangeven waarom zij de heer [B] en niet haar familie tot erfgenaam wilde benoemen. Ook het opgevraagde uittreksel uit het bevolkingsregister gaf geen aanleiding tot twijfel, aangezien erflaatster zelfstandig woonde.

4.4.  De Kamer is van oordeel dat gelet op het verweer van de notaris niet aangetoond of aannemelijk gemaakt is dat er voor de notaris aanwijzingen waren om aan de wilsbekwaamheid van erflaatster te twijfelen en dientengevolge nader onderzoek te verrichten. Volgens vaste jurisprudentie van het Gerechtshof te Amsterdam bestaat  in dat geval geen reden om het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid toe te passen. Ook overigens is niet aannemelijk gemaakt dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld door zijn medewerking te verlenen aan de totstandkoming van het testament.

De Kamer merkt terzijde nog op dat de aanvulling op de tekst van de erfstelling in het testament op een gebruikelijke wijze heeft plaatsgevonden. Zij ziet daarin dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de zorgvuldigheid waarmee het testament tot stand is gekomen.

Nu van enig klachtwaardig handelen door de notaris naar het oordeel van de Kamer geen sprake is, zal de klacht ongegrond worden verklaard.

5. De beslissing

De Kamer voor het notariaat

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, fungerend voorzitter, mrs. B.J. Engberts, E.J.M. Kerpen, A.W. Drijver en H. Quispel, plv. leden en in tegenwoordigheid van mr. W.E. Markus-Burger, secretaris, in het openbaar uitgesproken op 16 december 2013

De secretaris                                                          De plv. voorzitter