ECLI:NL:TNORARL:2013:17 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2013/42

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2013:17
Datum uitspraak: 11-11-2013
Datum publicatie: 01-12-2014
Zaaknummer(s): AL/2013/42
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De notaris had onder andere niet mogen besluiten om een verklaring van erfrecht op te stellen waarin de partner van erflater werd benoemd tot erfgenaam, maar evenzeer acht de kamer van belang dat de notaris zich welbewust is geweest van de diverse omstandigheden en mogelijke uitkomsten van besprekingen of gerechtelijke procedures. Daarbij is telkens door de notaris van belang geacht dat pas kan worden besloten tot uitbetaling aan een partij als de rechten onaantastbaar vast staan.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT

ARNHEM-LEEUWARDEN                              

Kenmerk: AL/2013/42

Beslissing van de Kamer voor het notariaat op de klacht van

[X], wonende te [..],

en

[Y], wonende te [..],

hierna klagers,

gemachtigde: mr. P.G. Knoppers, advocaat te Utrecht,

tegen

[..],

notaris te [..],

hierna de notaris.

1. Verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      een brief, met bijlagen, van klagers van 24 november 2012;

-      een brief, met bijlagen, van de notaris van 21 januari 2013;

-      een brief, met bijlagen, van klagers van 13 maart 2012 (lees: 13 maart 2013);

-      een brief van de notaris van 17 april 2013;

-      een e-mail van klagers van 29 mei 2013.

1.2 Gelet op de wijziging van de Wet op het notarisambt (Wna) ingaande 1 januari 2013, is de behandeling van de klacht overgedragen aan de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem‑Leeuwarden, hierna de kamer.

1.3 De klachtzaak is ter zitting van 4 oktober 2013 behandeld. Klagers zijn in persoon verschenen, tezamen met hun gemachtigde. De notaris is eveneens in persoon verschenen. 

2. De feiten

2.1 Gelet op hetgeen klagers en de notaris over en weer hebben aangevoerd en op basis van door hen overgelegde stukken, gaat de kamer uit van de volgende feiten.

2.2 De heer [A], vader van klagers, is overleden op 8 januari 2004.

2.3 Vader was ten tijde van het overlijden in algehele gemeenschap van goederen getrouwd met mevrouw [B], stiefmoeder van klagers.

2.4 [B] is op 5 april 2008, opnieuw in algehele gemeenschap van goederen, getrouwd met de heer [C].

2.5 [B] is overleden op 8 september 2009.

2.6 Vader heeft over zijn nalatenschap beschikt bij testament van 6 december 1999. Ook [B] heeft over haar nalatenschap beschikt bij testament van 6 december 1999.

2.7 In het testament van [B] is onder erfstelling opgenomen: “Ik benoem tot mijn enige erfgenaam van mijn nalatenschap mijn echtgenoot, met toepassing van de regels voor plaatsvervulling,…”.

2.8 [C] heeft de notaris gevraagd een verklaring van erfrecht op te stellen in de nalatenschap van [B]. De notaris heeft deze verklaring op 25 november 2009 opgesteld. In de verklaring is vermeld dat [C] de enige erfgenaam is.

2.9 Op 13 november 2009 is onder de notaris conservatoir beslag gelegd op alle gelden die de notaris voor [C] onder zich heeft.

2.10 Bij vonnis van de rechtbank Arnhem van 17 november 2010 is, onder meer, voor recht verklaard dat klagers krachtens plaatsvervanging de testamentaire erfgenamen zijn van [B].

2.11 Bij arrest van het gerechtshof Arnhem van 26 juni 2012 is het vonnis van de rechtbank van 17 november 2010 bekrachtigd.

3. Standpunten

3.1 Klagers stellen zich op het standpunt dat de notaris niet juist heeft gehandeld. De kamer vat de klacht samen in de volgende onderdelen.

a. Naar de mening van klagers heeft de notaris ten onrechte een verklaring van erfrecht opgesteld waarin [C] tot erfgenaam is benoemd. Klagers wijzen daarbij op het vonnis van de rechtbank en het arrest van het gerechtshof. Klager geven aan dat zij tengevolge van deze beroepsfout van de notaris kosten hebben moeten maken tot een bedrag van € 55.122,01.

b. Klagers stellen dat de notaris ten onrechte alle gelden van de nalatenschap naar zijn derdengeldenrekening heeft laten overboeken. Dit gebeurde zonder hun instemming op basis van de door de notaris aan zichzelf toebedachte titel van boedelnotaris.

c. De notaris is ten onrechte na de uitspraak van de rechtbank niet tot overdracht van het dossier en de gelden overgegaan. Ook na het arrest van het gerechtshof weigert de notaris de gelden en het dossier over te dragen aan een door klagers aangewezen notaris.

d. De door de notaris inzake de beslaglegging opgemaakte derdenverklaring van 7 december 2009 is niet correct. Ten onrechte wordt daarin aangegeven dat de beslaglegging geen tegoeden heeft getroffen, terwijl op dezelfde datum een bedrag van € 79.585,45 naar de derdengeldenrekening van de notaris is overgeboekt.  

e. De notaris heeft ten onrechte een factuur ad € 9.000,= aan klagers gezonden. Klagers geven aan dat zij de notaris geen opdracht hebben gegeven en dat zij dus niets aan de notaris verschuldigd zijn. Zij hadden een andere notaris.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. Overwegingen

4.1 Ingevolge artikel 93, eerste lid, van de Wna zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

4.2 Het voorgaande brengt met zich dat de kamer zich dient te beperken tot de vraag of sprake is van tuchtrechtelijk gezien laakbaar handelen van de notaris. Het al dan niet toewijzen van de door klagers gevraagde schadevergoeding behoort niet tot de bevoegdheden van de kamer.

4.3 Ter zake van klachtonderdeel e, de nota van € 9.000,=, stelt de kamer op grond van het verhandelde ter zitting vast dat ook de notaris van mening is dat deze nota ten laste van [C] komt. De kamer beschouwt dit onderdeel van de klacht als ingetrokken.

Met betrekking tot de overige klachtonderdelen overweegt de kamer het volgende.

Klachtonderdeel a.

4.4  Met betrekking tot de keuze van de notaris om een verklaring van erfrecht op te stellen waarin [C] tot erfgenaam is benoemd, is de kamer, evenals de rechtbank en het gerechtshof, van oordeel dat de notaris hiertoe niet had mogen besluiten. De uitleg van de notaris dat dit alleen maar was om de gelden onder zich te krijgen en te houden totdat er een minnelijke schikking of een rechterlijk vonnis zou zijn, maakt dat niet anders. Voor dit standpunt is geen rechtvaardiging te vinden in de afspraak met notaris [D], die namens klagers contact had met de notaris. Ook de overige omstandigheden doen dat niet.

De kamer acht dit klachtonderdeel dan ook gegrond.

Klachtonderdeel b

4.5  Ter zake van de opdracht van de notaris, om gelden van de nalatenschap over te laten boeken naar zijn derdengeldenrekening, is naar het oordeel van de kamer door de notaris niet onjuist gehandeld. Van belang is dat de notaris in dat verband niet (alleen) met klagers van doen had, in hun aanvankelijk ingenomen positie van rechthebbenden op het kindsdeel van vader, maar ook met [C] die, nog daargelaten dat hij van mening was erfgenaam te zijn, in ieder geval in gemeenschap van goederen was gehuwd met [B]. Bovendien blijkt uit de brief van notaris [D] van 26 oktober 2009 dat er overeenstemming was over het feit dat de notaris alle boedelgelden onder zich zou houden.

Gelet op het voorgaande is dat klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel c

4.6 Na het vonnis van de rechtbank en het arrest van het gerechtshof over de vraag of [C] erfgenaam is, is de notaris niet overgegaan tot het overboeken van de gelden naar een rekening van een door klagers aangewezen notaris. Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris op dit punt niet klachtwaardig gehandeld. De notaris heeft in dit verband terecht aangegeven dat hij wel de boedelnotaris van [C] is gebleven en dat de nalatenschapsgelden onderdeel zijn een groter geheel, namelijk de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap.

Voor zover klagers hebben aangevoerd dat de notaris heeft geweigerd het dossier over te dragen, overweegt de kamer dat de notaris weliswaar dient te blijven beschikken over het door hem opgebouwde eigen dossier, maar dat neemt niet weg dat de notaris heeft nagelaten daarover op de juiste manier te communiceren. Het was aan de notaris om klagers daarover te informeren en eventueel van zijn dossier kopieën aan klagers af te staan. Dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

Klachtonderdeel d

4.7 Door de notaris is op 7 december 2009 een derdenverklaring opgesteld. Daarin is aangegeven dat de beslaglegging geen tegoeden heeft getroffen. Nadien, op 8 december 2009, heeft de notaris geconstateerd dat op 7 december 2009 een bedrag van € 79.585,45 naar de derdengeldenrekening van de notaris was overgeboekt.

Naar het oordeel van de kamer is ook dit klachtonderdeel gegrond. Immers, de opgestelde verklaring strookt niet met het feit dat genoemd bedrag wel op de datum 7 december 2009 op de derdengeldenrekening van de notaris is bijgeschreven. De door de notaris genoemde omstandigheid dat deze boeking voor hem op 7 december 2009 niet zichtbaar was, maakt dit niet anders. Bij het opstellen van de verklaring diende de notaris op de hoogte te zijn van het feit dat de gevolmachtigde, de op zijn kantoor werkzame kandidaat-notaris, de bank opdracht had gegeven om de gelden over te boeken. Bovendien heeft de notaris na zijn constatering op 8 december 2009 ten onrechte nagelaten zijn verklaring te herroepen.    

4.8 Voor zover de klachten gegrond zijn verklaard past daarop in beginsel een tuchtrechtelijke reactie. Met betrekking tot de op te leggen sanctie overweegt de kamer het volgende.

Weliswaar is geoordeeld dat de notaris op enkele onderdelen niet de juiste keuze heeft gemaakt, maar evenzeer acht de kamer van belang dat de notaris zich welbewust is geweest van de diverse omstandigheden en mogelijke uitkomsten van besprekingen of gerechtelijke procedures. Daarbij is  telkens door de notaris van belang geacht dat pas kan worden besloten tot uitbetaling aan een partij als de rechten onaantastbaar vast staan. Hij heeft ook dienovereenkomstig gehandeld. In dit geheel acht de kamer het opleggen van een waarschuwing gepast.

Beslist wordt derhalve als volgt.

5. Beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden;

-          verklaart de klachten gegrond voor zover het gaat om de opgestelde verklaring van erfrecht, het niet verstrekken van afschriften van het dossier en de opgestelde derdenverklaring van 7 december 2009;

-          legt de notaris de tuchtmaatregel van waarschuwing op;

-          verklaart de klachten voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. R.J. Jue, plv. voorzitter, mrs. M.J. Blaisse, J.G.T.M. Castrop, F.M.J. Mulder en E.J. Oostrik, plv. leden, en in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 11 november 2013.

De secretaris                                                                                 De plv. voorzitter,

Tegen deze beslissing van de kamer van toezicht kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam.

Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.