ECLI:NL:TGZRZWO:2018:72 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 035/2018

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2018:72
Datum uitspraak: 06-04-2018
Datum publicatie: 06-04-2018
Zaaknummer(s): 035/2018
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Klager verwijt aangeklaagde dat hij heeft geweigerd of verzuimd hem kenbaar te maken uit wiens behandeldossier(s) aan klager verstrekte conceptrapportages afkomstig zijn. Klager niet-ontvankelijk. De (wijze van) verstrekking van informatie is aan de order geweest in een eerdere tuchtklacht. Het college oordeelt dat klager niet (opnieuw) kan klagen over de (wijze waarop) aangeklaagde vóór de zitting in die tuchtzaak is omgegaan met de verstrekking van de door klager verlangde informatie.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 6 april 2018 naar aanleiding van de op 6 februari 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , thans verblijvende in de penitentiaire inrichting te B,

k l a g e r

-tegen-

C , gezondheidszorgpsycholoog, werkzaam te E,

a a n g e k l a a g d e  

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klager heeft een klaagschrift ingediend, voorzien van een negental bijlagen.

2.    FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager is in 2014 in het D onderzocht. Daarvan zijn Pro Justitia rapportages opgemaakt waarvan klager afschrift heeft ontvangen. Klager heeft onder meer bij brief van

23 oktober 2015 het D verzocht om een afschrift te verstrekken van de conceptversies van het psychologisch-, psychiatrisch en het groepsobservatierapport ten aanzien van zijn opname in het D in 2014.

Bij brief van 11 december 2017 heeft klager nogmaals verzocht om de gegevens te verstrekken. Bij brief van 5 januari 2018 heeft aangeklaagde de conceptversies van de psychologische en psychiatrische rapportageonderdelen, van het groepsrapport alsmede een verslag van het psychomotorisch onderzoek, aan klager gestuurd.

Bij brief van 10 januari 2018 heeft klager verzocht kenbaar te maken uit wiens behandeldossier(s) de door aangeklaagde verstrekte bijlagen afkomstig zijn.

In een aan klager gericht schrijven van 25 januari 2018 heeft aangeklaagde de brief van klager beantwoord.

Het (niet) verstrekken van de door klager gevraagde stukken is onderwerp geweest van een door klager ingediende tuchtklacht, gericht tegen aangeklaagde als (waarnemend) directeur van het D. Deze klacht (bekend onder nummer 178/2017) is op 2 februari 2018 ter zitting behandeld. Bij beslissing van 9 maart 2018 heeft het college de klacht (deels) gegrond verklaard en verweerder gewaarschuwd.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt aangeklaagde dat hij heeft geweigerd of verzuimd hem kenbaar te maken uit wiens behandeldossier(s) de aan klager per brief van 25 januari 2018 [bedoeld zal zijn de brief van 5 januari 2018, RTC] verstrekte vermeende conceptrapportages afkomstig zijn.

4.  DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Zoals uit de hiervoor weergegeven feiten blijkt is de (wijze van) verstrekking van de door klager verlangde informatie aan de orde geweest in de onder nummer 178/2017 geregistreerde en behandelde tuchtklacht. In de loop van deze procedure heeft verweerder alsnog door klager verlangde informatie overgelegd.

Met de nu door klager ingediende klacht wil klager (opnieuw) de wijze van verstrekking van de door hem verlangde informatie aan de orde stellen. De klacht is dus gebaseerd op hetzelfde feitencomplex als in de vorige zaak aan de orde. De klacht heeft betrekking op handelen van verweerder dat heeft plaatsgevonden in de aanloop naar de behandeling ter zitting van de op dat moment lopende klacht. Klager was dus al vóór de zitting van

2 februari jl. bekend met het handelen van verweerder. Nu het handelen plaatsvond in het verlengde van de vorige klacht en onlosmakelijk verbonden is met genoemde klacht, had het op de weg van klager gelegen dit handelen op de zitting van 2 februari 2018 aan de orde te stellen. Klager heeft dit nagelaten.

Onder de hiervoor weergegeven omstandigheden is het college van oordeel dat klager niet (opnieuw) kan klagen over de (wijze waarop) aangeklaagde vóór de zitting van

2 februari jl. is omgegaan met de verstrekking van de door klager verlangde informatie.   Dat betekent dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klacht.

5.    DE BESLISSING

Het college verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, dr. Th.A.M. Deenen en

dr. J.P.C. Jaspers, leden-gezondheidszorgpsycholoog, in tegenwoordigheid van

mr. M. Keukenmeester, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 6 april 2018 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.