ECLI:NL:TGZRZWO:2018:36 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 228/2017

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2018:36
Datum uitspraak: 09-02-2018
Datum publicatie: 09-02-2018
Zaaknummer(s): 228/2017
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen fysiotherapeut kennelijk ongegrond. Niet aannemelijk dat verwijzing huisarts bij verweerder bekend was. Verweerder heeft zorgvuldig gehandeld, er was geen reden voor een indicatie ‘chronisch’. Afspraak in praktijk om overname door collega te bespreken kan tuchtrechtelijke toets doorstaan.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 9 februari 2018 naar aanleiding van de op 6 september 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e  r

-tegen-

C , fysiotherapeut, werkzaam te Arnhem,

bijgestaan door mr. S.J. Berkhoff-Muntinga, verbonden aan de VvAA te Utrecht,

v e r w e e r d e r

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dat blijkt uit de volgende stukken:

-          het klaagschrift met de bijlagen;

-          het verweerschrift met de bijlagen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.  

Klaagster heeft eerder de destijds tegen verweerder ingediende klacht betreffende zijn handelen ingetrokken.

2.    FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster, geboren in 1935, is sinds 2009 vanwege steeds recidiverende klachten in  behandeling bij verweerder.  

In de patiëntgegevens staat opgetekend met een indicatiedatum van 10 januari 2015, voor zover thans van belang:

Med. Verwijsdiagnose       myogene klachten schouderthoracale wk

Indicatie                          TWK: Surmenage klachten

Protocol                           (2013-05) Fysiotherapieprotocol chronisch – na 52 weken”

Uit de anamnesekaart volgt, voor zover thans van belang:

Contactreden/Hulpvraag/Verwachtingen

Patient wil graag hulp van de fysiotherapeut en maakt gebruik van DTF. Verwacht dat de fysiotherapeut kan helpen bij het verminderen van haar klachten. Patient verwacht gedeeltelijk van haar klachten af te komen maar kan niet aangeven op welke termijn

In relatie tot het zorgproces: verwacht gemasseerd te worden en wil ook oefenen, maar dat doet ze zelf thuis en zeker niet met gewichten !!!!

In verband met slechte ervaring van patiente in een vorige behandelperiode bij een collega ft zal er duidelijk overleg met patiente zijn over afronden van behandeling en frequentie van behandelen.

Historie

Sinds 5 jaar klachten.

Geleidelijk weer begonnen zonder duidelijke oorzaak ca 2 weken geleden

Beloop

patiente wordt sinds jaren behandeld voor deze klachten in wisselende frequentie. De laatste periode (maanden) is er sprake van een duidelijke intensivering van de klachten. Nu ook lumbaal klachten

Functioneringsproblemen – Stoornissen

Duidelijke pijn aanwezig in thoracale regio en rechter schouder (soms ook links)

Lichte verstoring van de stabiliteit scapulo-thoracaal

Lichte beperkingen in mobiliteit mn elevate schouder

Functioneringsproblemen – Beperkingen in activiteiten

Bovenarmse activiteiten iets hoog wegzetten

kracht zetten bv tijdens hout zagen

Medische voorgeschiedenis

Eerdere episodes van klachten gerelateerd aan huidig klachtbeeld te weten: zelfde klachten tot ca 6 weken geleden

(…)

Functioneringsproblemen – Participatie

De klachten belemmeren de patient:

- uitvoeren van huishoudelijk werk( schoonmaken, stofzuigen)

- uitvoeren van de adl( bv tuinieren)

Contextuele factor – Persoonlijk

patiente is gepensioneerd fysiotherapeut en heeft zodoende kennis van zaken rondom haar klacht

X foto MRI feb 2015, osteoporose met inzakking L1 en L2, discopathie

(…)

Conclusie diagnostische verrichtingen

Behandelbare grootheden

- mobiliteit schouder en Thwk en CTO

- Functie en hypertonie schouderstabilisatoren

Herstel belemmerende factoren

Er zijn geen herstel belemmerende factoren. Patiente geeft zelf duidelijk aan niet met vragenlijsten en scores te willen werken, maar eigen bevindingen centraal te stellen Ft accoord met deze aanpak.

Prognose m.b.t. herstel

Onderhoud

Prognose aantal

5

Prognose eenheid

jaren

Prognose aantal behandelingen

 >12 behandelingen

Behandelfrequentie

 1x per 2 weken

(…)

Uitleg verzekering/verantwoordelijkheden

Ja, uitleg verzekeringen gegeven en ook de afbel procedure besproken

Brochure meegegeven?

Ja

Huisreglement gegeven?

Ja

Beoogd eindresultaat/hoofddoel

Optimaliseren van de lokale belastbaarheid TWK en van de rechter schouder gericht op geheel hervatten van de ADL-functies( nl tuinieren, huishoudelijk werk) mogelijk onderhoudend met een zo laag mogelijke behandelfrequentie

(…)

Prognose van aandoening

Gezien het snel recidiveren van de klachten is de prognose nu niet te stellen maar zal behandeling een laag frequent onderhoudend karakter hebben”

In de patiëntgegevens staan de bezoeken opgetekend.

Bij evaluatie staat opgetekend dat het een beperkt effectieve behandeling is, waarbij afbouwen van de frequentie in het verleden steeds weer toename van klachten gaf.

Vanaf januari 2015 is de behandelfrequentie wekelijks.

De verwijzing van de huisarts, gedateerd 13 maart 2015, betrof reguliere fysiotherapie en hield in:

Rugklachten: lumbaal 1+2 wervelinzakkingen, osteoporose

Vraagstelling: fysiotherapie aan huis

Bij klaagschrift heeft klaagster een bijlage overgelegd, gedateerd 24 maart 2015. Dit betreft een ongeadresseerde verwijzing van D, verbonden aan E, locatie F, inhoudende:

“Verwijsdiagnose / diagnose:

                             Impressie fractuur L2

Vraagstelling:

                             Graag jullie begeleiding

                             event met zwemmen”

De uitslag van het botdichtheidsonderzoek was in april 2015: “ernstige osteoporose”.

Op 22 juni 2015 is genoteerd “massage rug in zijlig op de bank bdz”.

Op 6 juli 2015 werden de klachten aan het linkerbeen van klaagster besproken.

Op 3 augustus 2015 is opgetekend dat in de vakantie op verzoek van klaagster waarneming door ‘G’ zal plaatsvinden.

Op 12 augustus 2015 heeft verweerder het klachtenbeeld doorgegeven aan waarnemer G. Bij de datum van 12 en 20 augustus 2015 is G als fysiotherapeut ingevuld.

Op 14 september 2015 heeft verweerder bij ‘Journaaltekst’ voor zover thans van belang, opgetekend:

Patient is “verbijsterd”over feit dat de haar mondelinge uitslag van scan zo afwijkt van degene die ze nu schriftelijk heeft ontvangen. Patient vindt het niet goed dat aanvullingen nu door mij worden vastgelegd in dit dossier”

In oktober en november 2015 is frequent opgetekend dat de rug in zijlig is gemasseerd, beiderzijds.

Op 28 oktober 2015 heeft verweerder een brief verzonden aan de afdeling orthopaedie van H, met navolgende inhoud:

Sinds geruime tijd behandel ik uw patiënte [naam klaagster en geboortedatum, RTC] i.v.m. haar rug en nekklachten. Begin dit jaar werd diagnose gesteld “osteoporose met wervelinzakkingen. Via een MRI onderzoek vastgesteld. Door een aanvraag voor een corset is enige onduidelijkheid ontstaan omdat daarop staat vermeld “fractuur L1-2”. Voor de directe fysiotherapeutische behandeling niet heel anders, maar voor haar verzekering geld een fractuur wel en een inzakking niet als chronische indicatie. Dit laatste geeft haar een wat ruimere vergoeding.

Graag enige duidelijkheid van uw kant. Mocht er inderdaad sprake zijn(geweest) van een fractuur dan ontvang ik graag een machtiging waarop dit beschreven staat.”

Bij de indicatiedatum van 4 januari 2016 staat vermeld dat de medische verwijsdiagnose betreft “osteoporose met wervel inzakkingen L1 en L2”.

Voor zover thans van belang, voor beoordeling van de klacht, staat opgetekend in de anamnesekaart:

Beloop

Al vele jaren last plotseling verergerd begin 2015 door wervel inzakkingen. sindsdien geleidelijke verbetering van het beeld, maar het is nog steeds niet zoals daarvoor.”

Op 1 februari 2016 heeft verweerder navolgende opgetekend:

Situatie van behandelen door mij en haar klacht bij tuchtcollege besproken naar aanleiding van het deel van de klacht t.a.v. mijn behandeling

Gevraagd,”heeft u nog wel vertrouwen in mij als behandelaar

“Mw geeft aan “er geen enkel probleem mee te hebben dat ik haar behandel” vertelt verder dat klacht voor haar bedoeld is om recht te krijgen en onafhankelijke instantie te laten oordelen over wat haar is aangedaan”

Op 15 februari 2016 heeft klaagster aangegeven bij verweerder ‘erg ontstemd te zijn over het gevraagd uitstel van de tuchtzaak tot 1 maart’.

Op 9 maart 2016 is klaagster bij verweerders collega G op consult geweest. Na de behandeling geeft klaagster aan de volgende behandeling bij G te willen. G heeft aangegeven dat in de praktijk de afspraak geldt dit te bespreken met de behandelend therapeut.

Op 14 maart 2016 heeft klaagster aan verweerder aangegeven naar collega G over te willen. Afgesproken wordt dat klaagster de week erna nog bij verweerder komt.

Op 21 maart 2016 is het laatste contact tussen klaagster en verweerder waarbij verweerder het behandeltraject afsluit en klaagster heeft meegedeeld dat G volledige inzage heeft in het dossier.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- onzorgvuldig handelen:

1.    verweerder heeft onzorgvuldig gehandeld met betrekking tot een nieuwe chronische indicatie;

2.    verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorgplicht van verweerder;

3.    verweerder heeft onzorgvuldig gehandeld tijdens een behandeling waarbij klaagsters voet tegen de muur is gekomen;

4.    verweerder heeft onzorgvuldig gehandeld bij (eventuele) overgang naar een andere fysiotherapeut;

5.    verweerder heeft onzorgvuldig gehandeld bij klaagsters verzoek om in de praktijk van verweerder ‘op een bank te mogen liggen’.

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij met zijn handelen binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Voor zover nodig zal in de overwegingen nader ingegaan worden op het verweer.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college ziet aanleiding voor gezamenlijke bespreking van de klachtonderdelen nu deze allemaal zien op de behandeling van klaagsters behandeling door verweerder.

Klaagster is via directe toegang fysiotherapeut bij verweerder gekomen in januari 2015. In het dossier bevindt zich een verwijzing van de huisarts, d.d. 13 maart 2015. Niet aannemelijk is geworden dat de verwijzing van 24 maart 2015, zoals door klaagster bij klaagschrift overgelegd, aan verweerder bekend was.

De door de huisarts genoemde ‘inzakkingen’ en nadien uit de in februari 2015 gemaakte MRI-scan gebleken ‘inzakkingen’ bij osteoporose komen niet voor op de ‘chronische lijst’. Ook bij een wervelfractuur of een compressiefractuur, bij of ten gevolge van osteoporose kan geen indicatie ‘chronisch’ worden afgegeven nu deze geneest in zes tot acht weken met een conservatief beleid. Verweerder heeft in dezen gehandeld binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening.

Dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld en in strijd met zijn zorgplicht is door klaagster niet nader concreet onderbouwd en het college niet gebleken.

Ten aanzien van het stoten van de voet van klaagster overweegt het college dat uit het dossier niet blijkt van dit incident. Verweerder heeft aangegeven dat nu meteen na het incident niet bleek van enig letsel er derhalve niets genoteerd is in het dossier. Hoewel het noteren van het incident beter ware geweest, omdat het beloop van een dergelijk incident niet kan worden voorspeld, is het college van oordeel dat verweerder daarmee de grenzen van een redelijke bekwame beroepsuitoefening niet heeft overschreden. De verdere dossiervorming van verweerder is zeer uitgebreid en gelet op het doel van het patiëntendossier, de continuïteit van zorg kunnen garanderen, ruimschoots voldoende.

De afspraak die in de praktijk wordt gehanteerd, om bij een verzoek tot overname van een patiënt, dit verzoek eerst bespreekbaar te maken met de tot dan toe behandelende therapeut, acht het college alleszins te billijken. Nadat klaagster met verweerder hierover heeft gesproken heeft overname door de collega van verweerder binnen twee weken plaatsgevonden. Daarmee heeft verweerder naar het oordeel van het college alleszins redelijk gehandeld.

Omtrent klaagsters verzoek tot het mogen plaatsnemen op een bank heeft klaagster  kunnen lezen dat verweerder een andere kleur of interpretatie heeft gegeven aan het door klaagster geuite verzoek. Nu het college daar niet bij aanwezig was is niet vast te stellen hoe dat gesprek precies is verlopen en valt hooguit vast te stellen dat er sprake is geweest van een misverstand tussen partijen. Dat brengt mee dat niet kan worden vastgesteld of verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Dit berust er niet op dat aan het woord van klaagster minder waarde wordt gehecht dan aan dat van verweerder, maar op het uitgangspunt dat het handelen dat door een klager ter toetsing aan het college wordt voorgelegd eerst met voldoende mate van zekerheid moet kunnen worden vastgesteld, alvorens kan worden beoordeeld of dit al dan niet tuchtrechtelijk door de beugel kan.

5.3

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, S.E. Dekker en J.M. Uijen, leden-fysiotherapeuten, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2018 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.                                                                                                  

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.