ECLI:NL:TGZRZWO:2018:24 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 162/2017

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2018:24
Datum uitspraak: 19-01-2018
Datum publicatie: 19-01-2018
Zaaknummer(s): 162/2017
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Verweerder (tandarts) heeft twee verblokte kronen in één behandeling geplaatst maar deze later als twee separate kronen gedeclareerd als zijnde geplaatst in twee verschillende kalenderjaren. Verweerder heeft zodoende in strijd met de werkelijkheid gedeclareerd. Klachtonderdelen die hier op zien gegrond. Overige klachtonderdelen ongegrond. Berisping.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 19 januari 2018 naar aanleiding van de op 9 juni 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam binnengekomen en naar het onderhavige Tuchtcollege doorgezonden klacht van

A en B ,beiden werkzaam te C,

k l a g e r s

-tegen-

D , tandarts, wonende te E, (destijds) werkzaam te C,

bijgestaan door mr. Y. Kunze, advocaat te Kerkrade,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift;

- het aanvullend klaagschrift met bijlage;

- het verweerschrift.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.

De zaken zijn behandeld ter openbare zitting van 19 december 2017, alwaar is verschenen A (klager sub 1). B (klaagster sub 2), verweerder en zijn raadsvrouw hebben voorafgaand aan de zitting schriftelijk kenbaar gemaakt niet aanwezig te zullen zijn.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het patiëntdossier) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Verweerder is met ingang van augustus 2010 tot het najaar van 2016 als tandarts werkzaam geweest in de tandartsenpraktijk van klagers.

Klager sub 1 heeft op 10 januari 2013 bij F (hierna: patiënt) een wortelkanaalbehandeling uitgevoerd aan element 46. Na de wortelkanaalbehandeling zijn klachten blijven bestaan, waarna patiënt is verwezen voor een apexresectie, die eind 2013 of begin januari 2014 heeft plaatsgevonden.

In de patiëntenkaart is bij 24 april 2015 de volgende aantekening opgenomen:

“meneer heeft de afspraak voor de kronen aan het einde van het jaar gezet want hij wil graag 1 dit jaar en de ander volgend jaar ivm budget; verzekering [verweerder] bespreken met [klaagster sub 2]”

Bij 30 oktober 2015 staat:

“Meneer heeft de afspr van 1-12 naar 25-11 gezet. Nu blijkt dat hij een afspraak heeft gemaakt dat de rekening over 2 kalenderjaren verdeeld kan worden. Dus 1 in dec 2015 en dan de andere rekening op jan. 2016. Omdat meneer 2 kronen tegelijk laat doen is dit voor de verz. voordeliger. De vraag is nu of de afspraak van 25-11 dan niet te “vroeg” staat? Ik wil de afspraak wel na 1 december maken maar om een geschikte datum te vinden kwam ik al halverwege december en dan weet ik niet of het lab de kronen nog wel op tijd klaar heeft???? Dus beoordelen en meneer via de mail bevestigen of dit wel of niet kan.”

Op 2 november 2015 is genoteerd:

“Zie aant in de kaart over de 2 kronen. Zsm beoordelen!!!

Dit is niet met [klaagster sub 2] besproken eerst met [klaagster sub 2] overleggen voor meneer beloofd wordt dat het over 2 kalenderjaren kan”

En op 4 november 2015:

“[verweerder] overleggen met [klaagster sub 2] over de kronen op 2 verschillende jaren”

Op 9 december 2015 heeft verweerder kronen geplaatst op de elementen 46 en 47. Het betrof ‘verblokte’ kronen die, als twee losse kronen, zijn gedeclareerd in twee opvolgende kalenderjaren.

In de patiëntenkaart staat hierover bij 9 december 2015 “plaatsen kronen 46 en 47”. Voor element 46 is bij die dag een bedrag van € 231,67 voor verweerder en € 169,80 voor techniek opgenomen.

In de patiëntenkaart is op 6 januari 2016 voor element 47 een bedrag van € 232,54 voor verweerder en een bedrag van € 169,80 aan techniek opgenomen.

In het najaar van 2016 is vastgesteld dat ondanks de eerder uitgevoerde apexresectie een apicale ontsteking bestond bij element 46. Element 46 is op 16 december 2016 getrokken.

De inschrijving van verweerder in het BIG-register is op 6 januari 2017 doorgehaald vanwege niet-herregistreren.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGERS EN DE KLACHT

Klagers verwijten verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij:

a. bij patiënt twee verblokte kronen heeft geplaatst en gedeclareerd als twee separate kronen in verschillende jaren;

b. dit gedaan is terwijl de declaratie van werkstukken rondom het einde van het kalenderjaar en het nieuwe kalenderjaar vaker met verweerder is besproken, waarbij hem is meegedeeld dat de praktijk geen fraude tolereert met aanpassingen van behandel- en/of plaatsingsdata;

c. heeft verzuimd de slechte prognose van element 46 voor behandeling door te spreken. Het element is binnen twee jaar na plaatsing van de kroon verloren gegaan;

d. nadat hij door de praktijk is aangesproken op zijn handelwijze, geen gebruik heeft gemaakt van het herhaalde aanbod van de praktijk om patiënt alsnog adequaat te behandelen, dan wel anderszins te compenseren.

Klagers verzoeken het college, verweerder tuchtrechtelijk te veroordelen en daarnaast uitdrukkelijk te verklaren dat verweerder geen betaling kan verlangen van de geleverde werkzaamheden.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat sprake was geweest van een wortelbehandeling en dat de tand op het moment van onderzoek ontstekingsvrij was, maar als zwak moest worden aangemerkt. Verweerder achtte het daarom noodzakelijk de kronen met elkaar te verbinden omdat de tand te zwak was om de kroon zelf te dragen. Voor zover verweerder de declaraties gesplitst heeft, heeft dit geen gevolgen voor klagers. Immers zij lijden hierdoor geen schade, nu beide facturen door de verzekeraar voldaan zullen zijn.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college is bevoegd deze klacht te behandelen, omdat verweerder een bekende woonplaats in het buitenland heeft en het desbetreffende handelen of nalaten in het ambtsgebied van het college is geschied (artikel 3, lid 2 van het Tuchtrechtbesluit BIG).

5.2

Het college stelt voorop dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.3

Vast staat dat verweerder de (verblokte) kronen in één behandeling heeft geplaatst maar deze later als twee separate kronen heeft gedeclareerd als zijnde geplaatst in twee verschillende kalenderjaren. Verweerder heeft zodoende in strijd met de werkelijkheid gedeclareerd. Verweerder heeft dit voorts gedaan ondanks het in de patiëntenkaart (herhaald) opgenomen verzoek van medewerkers van de praktijk dit met klaagster sub 2 te bespreken. Daarbij komt dat verweerder zijn handelen heeft proberen te verhullen door ook in het medisch dossier van patiënt niet aan te tekenen dat het verblokte kronen betrof in plaats van twee separate kronen. Dit heeft geleid tot een situatie waarin de feitelijke toestand van de elementen 46 en 47 niet in overeenstemming was met de toestand waarvan op basis van het dossier kon worden uitgegaan.

Op grond van het vorenstaande moet worden geconcludeerd dat verweerder met zijn wijze van declareren buiten de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is getreden en dat de klachtonderdelen a en b gegrond zijn.

5.4

Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt het college dat het plaatsen van verblokte kronen onder omstandigheden verdedigbaar kan zijn. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen beoordelen of dat in de situatie van patiënt al dan niet het geval was. Evenmin kan aan de hand van het dossier worden geoordeeld dat de prognose van element 46 slecht was. Ook blijkt uit de stukken niet wat verweerder voorafgaand aan de behandeling met patiënt heeft besproken. Het college kan daarom niet vaststellen dat verweerder in dit opzicht een fout heeft gemaakt die hem tuchtrechtelijk kan worden aangerekend. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat dit klachtonderdeel niet kan slagen.

Dit betekent dat ook het onder d geformuleerde klachtonderdeel niet kan slagen. Nu niet kan worden vastgesteld dat verweerder bij het plaatsen van de (verblokte) kronen een fout heeft gemaakt die hem tuchtrechtelijk kan worden aangerekend, kan niet worden geconcludeerd dat verweerder patiënt diende te compenseren voor het (later) verloren gaan van de kroon.

5.5

De conclusie is dat de klacht deels gegrond is. Gelet hierop dient het college een maatregel op te leggen. Bij het bepalen van deze maatregel neemt het college in aanmerking dat verweerder willens en wetens onjuist heeft gedeclareerd. Dit blijkt uit de omstandigheid dat verweerder ondanks de aantekeningen van andere praktijkmedewerkers in het dossier door is gegaan op de ingeslagen weg. Ook blijkt dit uit de omstandigheid dat verweerder de onjuistheid van de declaratie heeft proberen te verhullen door in het dossier geen melding te maken van het feit dat bij patiënt verblokte kronen werden geplaatst. Dit in aanmerking genomen is een berisping op zijn plaats.

De door klagers gevraagde verklaring dat verweerder geen betaling kan verlangen van de geleverde werkzaamheden valt, wat daar verder ook van zij, buiten het bestek van deze procedure.

6. DE BESLISSING

Het college:

- verklaart de klacht deels gegrond (als hierboven genoemd onder 5.3);

- legt op de maatregel van berisping;

- wijst de klacht voor het overige af.

Aldus gedaan door mr. W.J .B. Cornelissen, voorzitter, mr. dr. Ph.S. Kahn, lid-jurist,

dr. Th.J.M. Hoppenreijs, R. Rowel en dr. M.E. Geertman, leden-tandarts, in tegenwoordigheid van mr. M. Keukenmeester, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op * door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.