ECLI:NL:TGZRZWO:2018:120 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 028/2018

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2018:120
Datum uitspraak: 15-06-2018
Datum publicatie: 15-06-2018
Zaaknummer(s): 028/2018
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen twee huisartsen. Klager heeft gebeld met de huisartsenpost, waar de tevens aangeklaagde huisarts dienst had (028/2018). Deze adviseert klager zich na 8.00 uur te wenden tot zijn eigen huisarts (verweerster). Deze schat de kans op een hartinfarct laag in en laat klager met zijn vrouw achter het stuur naar het ziekenhuis gaan om zich zekerheidshalve nader te laten onderzoeken. Dan blijkt klager een hartinfarct te hebben. Later die dag wordt hij gedotterd. Het voert het college te ver om ook bij een lage verdenking op een hartinfarct vervoer per ambulance voor te schrijven. Klacht ongegrond.    

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 15 juni 2018 naar aanleiding van de op 2 februari 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

E , huisarts, werkzaam te B,

bijgestaan door mr. M.E.M. van Eeden, advocaat te Utrecht,

v e r w e e r s t e r

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit blijkt uit het volgende:

-          het klaagschrift met de bijlagen;

-          het verweerschrift met de bijlagen;

-          een aanvullende bijlage verweerschrift d.d. 11 april 2018;

-          de repliek;

-          de dupliek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 29 mei 2018, alwaar klager en verweerster zijn verschenen, de laatste bijgestaan door mr. van Eeden voornoemd. Ter zitting is gelijktijdig maar niet gevoegd de klacht behandeld tegen huisarts C (027/2018). In beide zaken wordt gelijktijdig uitspraak gedaan.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Op 13 maart 2017 kwam klager uit bed en voelde zich niet goed. Rond 6.45 uur belde de echtgenote van klager de huisartsenpost te F waar de in de andere zaak aangeklaagde huisarts de dienstdoende huisarts was. Zij kreeg de triagiste aan de telefoon en op verzoek van de triagiste kwam vervolgens klager zelf aan de telefoon. De triagiste heeft de volgende aantekeningen gemaakt die de dienstdoende huisarts heeft geaccordeerd:

“Datum: 13-03-2017   Tijd: 07:55

Waarneembericht van: [naam dienstdoende huisarts]

Verrichting         : telefonisch consult tijdens diensturen

Urgentie classificatie: Advies (U5)

Contactdatum:  13-3-2017

Deelcontact: (L04.00) Borstkas symptomen/klachten

(S) (TIE)

(H) 05 overleg wat te doen.

Vrouw is ongerust.

(B) dhr. komt net uit bed. Voelt zich niet goed.

Pijn in linkerarm. Niet fit.

Dhr. zelf; niet lekker. Voelt branderig, bij slokdarm en naar

beneden. Geen steken, branderig.

Ook iets trekken in linkeroor en linkerkaak, linkerarm. Dit is

meer pijnlijk.

Niet klam of zweten.

Voelt zich rustig.

Licht verkouden.

(TRI) ABCD is veilig!

Ingangsklacht Triage: Pijn thorax

(0) (TRI) Let op! Triagist heeft de voorgestelde urgentie overschreven

van U3 naar U5!

Motivatie: na overleg dd ha

(P) (TRI) Zelfstandig advies: Na overleg met dd ha HPH; nu geen directe

alarmsympt. Na 8 uur contact met eigen HA voor verdere

beoordeling. Dhr. akkoord, afgesproken bij toename klachten opnieuw contact.”

Naar aanleiding van het advies van de huisartsenpost is klager meteen om 8 uur naar de huisartsenpraktijk gegaan, waar verweerster (eigen huisarts van klager) werkzaam is. Het bovengenoemde waarneembericht was daar beschikbaar.

Rond 8.30 uur is klager eerst door een huisarts in opleiding en daarna door verweerster gezien op het spreekuur. Het volgende is genoteerd:

2017-03-13 S Sinds vanochtend 6.30 uur last van branderig gevoel op de borst. Begonnen

terwijl hij in de badkamer bezig was. Zwaar gevoel li arm en raar gevoel in de kaken. Maakt zich zorgen om het hart. Niet eerder deze klachten gehad. Vader myocardinfarct. Roken + Geen N- V-, zweten-,buikpijn- dyspnoe-, hoesten-, zuurbranden- koorts-. Geen spanningen thuis of op het werk.

Al AZ consult 15

0 Oogt niet acuut ziek. Sat 99% Pulm: bdz VAG, geen bijgeluiden RR 120/80 pols 60

regulair. Cor; S1S2 geen souffle. Pijn niet opwekbaar door druk. Geen koorts.

AZ     15

E Pijn op de borst, dd cardiaal, pyrosis?

P Gezien aard van klachten: uitsluiten myocardinfract.

Naar cardiologie F.

Indien geen afwijkingen, weer afspraak maken.”

Klager is met de eigen auto, bestuurd door zijn echtgenote, naar het ziekenhuis gegaan.

De cardioloog stelde vast dat klager een hartinfarct had waarvoor hij diezelfde middag werd gedotterd in I in G.

Klager heeft enkele dagen later een klacht ingediend bij de huisartsenpost en heeft nadien ook een melding gedaan bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in oprichting. Er zijn verschillende nagesprekken geweest tussen klager en verweerster.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerster - zakelijk weergegeven - dat zij:

a.    verkeerd heeft gehandeld;

b.    de diagnose hartinfarct heeft gemist.

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert - zakelijk weergegeven - aan:

-          klager presenteerde zich met aspecifieke klachten voor een hartinfarct. Er was een branderig niet drukkend gevoel, net alsof een slokje water bleef hangen. Klager oogde niet ziek en er was geen sprake van de kenmerkende vegetatieve verschijnselen. Hij was niet benauwd,  transpireerde niet, was niet klam, zag niet grauw en was niet misselijk. Uit het lichamelijk onderzoek bleek een normale bloeddruk, een rustige pols en een normale ademhaling. Er was een blanco cardiovasculaire voorgeschiedenis. Op basis van het voorgaande werd een Acuut Coronair Syndroom (verder ACS genoemd) niet waarschijnlijk geacht;

-          zij heeft klager, ondanks de lage verdenking op een ACS, toch zekerheidshalve doorgestuurd naar de cardioloog om een cardiale oorsprong van de klachten uit te sluiten;

-          in overleg met klager en zijn echtgenote is besloten dat zij met eigen vervoer (echtgenote achter het stuur) naar het ziekenhuis zouden gaan nu de verdenking op een ACS laag was;

-          ook al bleek het achteraf een misinterpretatie te zijn, zij heeft zorgvuldig gehandeld nu zij klager, direct nadat hij belde, op de praktijk heeft gezien en hem vervolgens direct heeft ingestuurd terwijl de verdenking op ACS op dat moment laag werd ingeschat.

-          zij heeft daarom ook geen ambulance met U1-indicatie gebeld, die de richtlijn van de NHG wel voorschrijft als beleid   indien een ACS waarschijnlijk wordt geacht;

-          zij betreurt dit achteraf en dit is nu ook geformuleerd als verbetermaatregel. Ook is de gebeurtenis meerdere malen besproken met de betrokken AIOS, beide maten van de huisartspraktijk en met collega’s uit H;

-          er is geen vertraging geweest in het stellen van de diagnose en er was geen sprake van ernstige schade;

-          zij heeft voldoende nazorg verleend aan klager nu zij meerdere malen telefonisch en op het spreekuur contact heeft gehad met klager om de casus te bespreken.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Kern van de klacht is dat verweerster klager met eigen vervoer naar het ziekenhuis heeft laten gaan. Bij de beoordeling van deze klacht wordt rekening gehouden met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep terzake als norm was aanvaard.

5.2

Wat in gevallen als deze onder een redelijk bekwame beroepsuitoefening en met name als de in de beroepsgroep aanvaarde norm wordt verstaan, is uitgewerkt in de NHG Richtlijn “Acuut Coronair Syndroom”. Klager heeft het gelijk aan zijn zijde waar hij stelt dat volgens deze richtlijn pijn op de borst, pijn in de arm en pijn in de kaken als typische klachten, passend bij een ACS (hartinfarct) zijn te beschouwen. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat de klachten in de vroege ochtend waren ontstaan. Daar kwam in het consult bij dat klager familiair belast was en rookte. Aan de andere kant was er inderdaad, zoals verweerster stelt, sprake van een atypische presentatie omdat een heel aantal andere symptomen die passen bij een ACS ontbrak. Klager heeft ter zitting nogmaals uiteengezet dat hij aan verweerster op de vraag naar de aard van de pijn heeft geantwoord dat deze branderig was, alsof een slokje water bleef hangen. Alles overziende kon verweerster (volgens de richtlijn) een ACS niet uitsluiten, zoals zij ook niet heeft gedaan want ze heeft klager verwezen naar de cardioloog, maar mocht zij wel het risico daarop als erg laag inschatten. Het gaat naar het oordeel van het college te ver om in een geval waarin er een zeer lage verdenking op een ACS bestaat en de patiënt klinisch in goede toestand is, van een huisarts te verlangen dat deze een ambulance inschakelt om de patiënt voor verdere diagnose naar het ziekenhuis te vervoeren. Gezien het feit dat de situatie van klager er klinisch niet bedreigend uitzag, mocht verweerster er in de gegeven situatie voor kiezen klager met eigen vervoer, met zijn echtgenote als chauffeur, naar het ziekenhuis te laten gaan. De klacht is dus ongegrond.

6.    DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan door mr. A.L. Smit, voorzitter, mr. dr. Ph. S. Kahn, lid-jurist, J.M. Komen, P. Jongerius en A.C.P. Maas, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van

mr. M. Duijnstee-Mikmak, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2018 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.                                                                                                  

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.