ECLI:NL:TGZRZWO:2018:119 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 027/2018

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2018:119
Datum uitspraak: 15-06-2018
Datum publicatie: 15-06-2018
Zaaknummer(s): 027/2018
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen twee huisartsen. Klager heeft gebeld met de huisartsenpost, waar verweerder dienst had. Deze adviseert klager zich na 8.00 uur te wenden tot zijn eigen huisarts (028/2018). Deze schat de kans op een hartinfarct laag in en laat klager met zijn vrouw achter het stuur naar het ziekenhuis gaan om zich zekerheidshalve nader te laten onderzoeken. Dan blijkt klager een hartinfarct te hebben. Later die dag wordt hij gedotterd. Verweerder heeft klager en zichzelf een kans op een beter diagnosevorming ontnomen door klager niet zelf telefonisch te bevragen. Waarschuwing.  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 15 juni 2018 naar aanleiding van de op 2 februari 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , huisarts, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. M.E.M. van Eeden, advocaat te Utrecht,

v e r w e e r d e r

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit blijkt uit het volgende:

-          het klaagschrift met de bijlagen;

-          het verweerschrift met de bijlage;

-          de repliek;

-          de dupliek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 29 mei 2018, alwaar klager en verweerder zijn verschenen, de laatste bijgestaan door mr. van Eeden voornoemd. Ter zitting is gelijktijdig maar niet gevoegd de klacht behandeld tegen huisarts E (028/2018). In beide zaken wordt gelijktijdig uitspraak gedaan.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Op 13 maart 2017 kwam klager uit bed en voelde zich niet goed. Rond 6.45 uur belde de echtgenote van klager de huisartsenpost te F waar verweerder de dienstdoende huisarts was. Zij kreeg de triagiste aan de telefoon en op verzoek van de triagiste kwam vervolgens klager zelf aan de telefoon. De triagiste heeft de volgende aantekeningen gemaakt die verweerder heeft geaccordeerd:

“Datum: 13-03-2017   Tijd: 07:55

Waarneembericht van: [naam verweerder]

Verrichting         : telefonisch consult tijdens diensturen

Urgentie classificatie: Advies (U5)

Contactdatum:  13-3-2017

Deelcontact: (L04.00) Borstkas symptomen/klachten

(S) (TIE)

(H) 05 overleg wat te doen.

Vrouw is ongerust.

(B) dhr. komt net uit bed. Voelt zich niet goed.

Pijn in linkerarm. Niet fit.

Dhr. zelf; niet lekker. Voelt branderig, bij slokdarm en naar

beneden. Geen steken, branderig.

Ook iets trekken in linkeroor en linkerkaak, linkerarm. Dit is

meer pijnlijk.

Niet klam of zweten.

Voelt zich rustig.

Licht verkouden.

(TRI) ABCD is veilig!

Ingangsklacht Triage: Pijn thorax

(0) (TRI) Let op! Triagist heeft de voorgestelde urgentie overschreven

van U3 naar U5!

Motivatie: na overleg dd ha

(P) (TRI) Zelfstandig advies: Na overleg met dd ha HPH; nu geen directe

alarmsympt. Na 8 uur contact met eigen HA voor verdere

beoordeling. Dhr. akkoord, afgesproken bij toename klachten opnieuw contact.”

Naar aanleiding van advies om na 8 uur naar zijn eigen huisarts te gaan is klager vervolgens naar zijn huisarts E gegaan. Deze heeft klager met eigen auto, bestuurd door zijn echtgenote, naar het ziekenhuis laten gaan voor cardiologisch onderzoek. De klacht in de andere zaak heeft betrekking op dat advies.

Nadien bleek dat klager een hartinfarct had waarvoor hij diezelfde middag is gedotterd.

Klager heeft enkele dagen later een klacht ingediend bij de huisartsenpost waarna een gesprek heeft plaatsgevonden met verweerder en de klachtenfunctionaris. De calamiteit is gemeld bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. Bij brief van 1 november 2017 heeft de Inspectie de melding beëindigd omdat voldoende verbetermaatregelen zijn genomen.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder - zakelijk weergegeven - dat hij:

a.    verkeerd heeft gehandeld, het protocol is niet gevolgd;

b.    de diagnose hartinfarct heeft gemist.

Ter toelichting vermeldt klager bij repliek nog dat uitvraag is uitgebleven.

Bij repliek formuleert hij nieuwe klachten:

c.    ondeskundig gedrag;

d.    nalatigheid;

e.    meineed;

f.     valsheid in geschrift.

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert - zakelijk weergegeven - aan:

Ad a: Met de wetenschap achteraf is inderdaad sprake geweest van een misinterpretatie van de klachten en een onjuiste diagnose. De triagiste is ten onrechte afgeweken van het NTS protocol door de uitstralende klachten niet aan te vinken. In het waarneembericht is gemeld: triagist heeft de voorgestelde urgentie overschreven van U3 naar U5;

Ad b: Klager presenteerde zich telefonisch met aspecifieke klachten voor een hartinfarct: hij had een branderig, niet drukkend gevoel bij de slokdarm en naar beneden. Er was geen sprake van vegetatieve verschijnselen en ook niet van benauwdheid. Hij transpireerde niet, was niet klam, was niet misselijk en patiënt was rustig. Na overleg met de triagiste en aan de hand van de NHG standaard ACS (Acuut Coronair Syndroom)  werden, op basis van het voorgaande, de klachten geduid als komende vanuit de slokdarm (dyspepsie of spasme). Een hartinfarct werd niet waarschijnlijk geacht;

Ad c: Verweerder is niet blind gevaren op de triagiste maar heeft de klachten en het risico gewogen en op basis daarvan een inschatting gemaakt. Het is gebruikelijk dat de arts en triagiste samen overleggen en dat dit kan leiden tot een advies aan de patiënt dat doorgegeven wordt door de triagiste. Het overleg verliep goed en verweerder vond de informatie volledig;

Ad. d: Verweerder heeft klager naar de eigen huisarts verwezen, die een uur na het gesprek beschikbaar zou zijn, omdat ACS wel in de differentiaaldiagnose voorkwam;

Ad e en f: Verweerder ontkent dat hij valsheid in geschrifte heeft gepleegd, zaken onjuist of onvolledig heeft voorgespiegeld of zaken “uit zijn duim heeft gezogen”.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Kern van de klacht is dat verweerder de juiste diagnose heeft gemist. Op zich zelf behoeft het missen van de juiste diagnose niet doorslaggevend te zijn voor het slagen van de klacht. De klacht is pas gegrond, als vast komt te staan dat de wijze waarop verweerder tot de onjuiste diagnose is gekomen in strijd is met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame beroepsgenoot mag worden verwacht. Bij de beoordeling daarvan wordt rekening gehouden met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep terzake als norm was aanvaard.

5.2

Wat in gevallen als deze onder een redelijk bekwame beroepsuitoefening en met name als de in de beroepsgroep aanvaarde norm wordt verstaan, is uitgewerkt in de NHG Richtlijn “Acuut Coronair Syndroom”. Klager heeft het gelijk aan zijn zijde waar hij stelt dat volgens deze richtlijn pijn op de borst met uitstralende pijn in de arm en pijn in de kaken als typische klachten, passend bij een ACS zijn te beschouwen. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat de klachten in de vroege ochtend waren ontstaan. De richtlijn vermeldt tevens dat het acceptabel is dat relatief veel patiënten met pijn op de borst worden ingestuurd voor nadere diagnostiek, ook bij lage verdenking, gezien de levensbedreigende aard van de aandoening en de goede behandelingsmogelijkheden. Verweerder heeft ervoor gekozen klager niet in te sturen voor nadere diagnostiek, waarmee hij in feite ACS in de differentiaaldiagnose heeft verworpen. Gezien de levensbedreigende aard van een mogelijk hartinfarct, had verweerder dit niet mogen doen zonder klagers klachten persoonlijk uit te vragen. Door dat niet te doen heeft verweerder zowel klager als zichzelf de kans ontnomen om tot een betere diagnosevorming te komen. In die zin is de klacht gegrond.

5.3

Voor het overige is de klacht ongegrond. De bij repliek toegevoegde klachtonderdelen, waar klager ter zitting niet op terug is gekomen, vinden geen steun in de stukken. Het verweerschrift rechtvaardigt niet de onder 3.c t/m 3.f weergegeven klachtonderdelen, terwijl de weergave van de feiten in de brief van G van 2 februari 2018 voor rekening komt van de regiodirecteur van G en niet aan verweerder kan worden toegeschreven.

5.4

Nu de klacht (groten)deels gegrond is, dient een maatregel te volgen. Zoals gezegd, had verweerder zelf de klachten beter moeten uitvragen bij klager . Aan de andere kant was er inderdaad, zoals verweerder stelt, sprake van een atypische presentatie omdat een heel aantal symptomen die passen bij een ACS ontbrak. Al met al is er geen sprake van een verhoogde mate van verwijtbaarheid en kan worden volstaan met een waarschuwing.

6.    DE BESLISSING

Het college:

-          verklaart de klachtonderdelen 3.a en 3.b gegrond en de overige klachtonderdelen ongegrond;

-          waarschuwt verweerder.

Aldus gedaan door mr. A.L. Smit, voorzitter, mr. dr. Ph. S. Kahn, lid-jurist, J.M. Komen, P. Jongerius en A.C.P. Maas, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van

mr. M. Duijnstee-Mikmak, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2018 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.                                                                                                   

            voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.