ECLI:NL:TGZRSGR:2018:143 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-050

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2018:143
Datum uitspraak: 11-09-2018
Datum publicatie: 11-09-2018
Zaaknummer(s): 2018-050
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Deels gegronde klacht tegen een tandarts. Klager mocht erop vertrouwen dat door het ondertekenen van het behandelplan en de betalingsvoorwaarde een behandelovereenkomst tot stand was gekomen die in beginsel niet eenzijdig verbroken kon worden. De tandarts heeft de indruk gewekt in staat en bereid te zijn dit behandelplan uit te voeren. Zij heeft nagelaten voor de ondertekening door klager duidelijk te vertellen dat het slechts een voorlopig plan was en dat de wax-up en OPG moest worden afgewacht voor een definitief oordeel over de mogelijkheden. Gebrek aan expertise vormt een zwaarwichtige omstandigheid om een behandelovereenkomst te verbreken, maar deze verbreking wordt tuchtrechtelijk verwijtbaar geacht. Waarschuwing.      

Datum uitspraak: 11 september 2018

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klager,

tegen:

C , tandarts,

werkzaam te D,

verweerster,

gemachtigde: mr. M.C. Hazenberg, werkzaam te Utrecht.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 2 maart 2018

- het verweerschrift met bijlage.

1.2       De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 17 juli 2018. Klager is, alhoewel behoorlijk opgeroepen, zonder bericht niet verschenen. Verweerster, bijgestaan door de collega van haar gemachtigde mr. Peet, is verschenen en heeft haar standpunt mondeling toegelicht. 

2.         De feiten

2.1       Klager heeft in december 2017 het tandheelkundig E te Rotterdam bezocht voor (advies over) behandeling van zijn gebit. Verweerster is als tandarts werkzaam bij deze praktijk. Op 5 december 2017 heeft klager met een consulente van E mogelijke behandelopties besproken. De consulente heeft klager vervolgens verwezen naar verweerster, met wie klager op 7 december 2017 een vervolgafspraak had. Tijdens dit consult zijn afdrukken gemaakt ten behoeve van een wax-up. Getracht is een orthopantomogram (foto van het hele gebit, hierna: OPG) te maken, maar dat is niet gelukt omdat het apparaat dienst weigerde. Klager heeft die dag toestemming gegeven een wax-up te maken. Op 7 december 2017 heeft verweerster een uitgebreid behandelplan opgesteld, waarvan de totale kosten € 8.184,54 bedroegen. Klager heeft zijn paraaf gezet onder dit behandelplan. Ook heeft hij op 7 december 2017 een document getekend waarin stond dat hij voorafgaand aan de behandeling de volledige rekening zou moeten voldoen. Op 30 december 2017 is klager een rekening gestuurd voor de werkzaamheden op 7 december 2017, waarbij ook het maken van een OPG in rekening was gebracht.

2.2       In januari 2018 heeft verweerster tijdens een intern tandheelkundig overleg het behandelplan van klager voorgelegd aan haar collega’s. Tijdens dit overleg is besloten dat binnen E onvoldoende expertise aanwezig was om klager te behandelen. Verweerster heeft klager op 23 januari 2018 telefonisch uitgelegd dat de voorgestelde behandeling niet binnen E kon worden uitgevoerd en klager aangeboden hem te verwijzen naar een centrum voor bijzondere tandheelkunde. Op 26 januari 2018 heeft verweerster klager schriftelijk bevestigd hem niet te kunnen behandelen. Waarna op 29 januari 2018 de rekening van 30 december 2017 volledig is gecrediteerd. 

3.         De klacht

Klager verwijt verweerster zakelijk weergegeven dat de behandeling niet is doorgegaan, contractbreuk, fraude en schending van haar beroepsgeheim. Ook stelt hij financiële schade te hebben geleden door toedoen van verweerster, waarvan klager vergoeding wenst.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1       Het klaagschrift gaat uitvoerig in op aansprakelijkheid en schade. Het College oordeelt daar niet over. Voor zover de klacht daarop betrekking heeft, zal klager dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.

5.2       Het eerste klachtonderdeel gaat over contractbreuk en het niet doorgaan van de behandeling. Het College begrijpt dit klachtonderdeel aldus dat er zonder voorbehoud een behandelovereenkomst tot stand was gekomen die niet zomaar verbroken kon worden. Doordat verweerster desondanks behandeling alsnog heeft geweigerd heeft zij tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld jegens klager.

5.3       Het College stelt voorop dat het verweerster zelf is geweest die, zonder enig voorbehoud, dit uitvoerige (en kostbare) behandelplan heeft opgesteld (overigens zonder voorafgaande foto’s en/of wax-up) en door klager heeft laten tekenen. Onder deze omstandigheden mocht klager er op vertrouwen dat er een behandelovereenkomst tot stand was gekomen, die in beginsel niet eenzijdig verbroken kon worden. Weliswaar vormt gebrek aan expertise een zwaarwichtige omstandigheid om een behandelovereenkomst te verbreken, maar deze verbreking wordt in dit geval desondanks tuchtrechtelijk verwijtbaar geacht. In dit verband wijst het College op het volgende.

5.4       Na verwijzing door de consulente naar verweerster, werd verweerster verantwoordelijk voor de behandeling van klager. Verweerster heeft op 7 december 2017 klager onderzocht om te bezien wat zij voor hem kon betekenen. Diezelfde dag, nog voordat een wax-up was gemaakt en zonder beschikking te hebben over een OPG, heeft verweerster het zeer uitgebreide behandelplan opgesteld. Dit behandelplan heeft zij, zoals gezegd, ter tekening voorgelegd aan klager, die het behandelplan en de betalingsvoorwaarde diezelfde dag voor akkoord ondertekende. Na het maken van de wax-up constateerde verweerster dat het behandelplan heel weinig afweek van een behandelplan en wax-up van een andere tandarts, die klager eerder consulteerde en waar klager zich niet in kon vinden. Volgens verweerster realiseerde zij zich pas daarna dat de uitvoering van de combinatie van alle handelingen uit het behandelplan voor haarzelf teveel zou zijn. Dit was aanleiding voor verweerster de behandeling van klager in januari 2018 tijdens het intern tandheelkundig overleg voor te leggen aan het team van E. Het team heeft toen gezamenlijk besloten dat binnen E onvoldoende expertise aanwezig was om dit behandelplan uit te voeren en dat zij klager dus niet wilden behandelen.

5.5       Verweerster heeft door de uitgebreidheid van het behandelplan, het laten tekenen van het plan en de voorwaarde dat het volledige met dit plan gemoeide bedrag tevoren moest worden voldaan, de indruk gewekt in staat en bereid te zijn dit behandelplan uit te voeren. Deze indruk had verweerster weg kunnen nemen door klager voordat hij het plan ondertekende duidelijk te vertellen dat het slechts een voorlopig plan was en dat de wax-up en de foto (OPG) moesten worden afgewacht voor een definitief oordeel gegeven kon worden over de mogelijkheden. Dit heeft verweerster nagelaten. Voor de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van dit gedrag is niet van belang of klager een behandelovereenkomst had met verweerster of E. Verweerster heeft hiermee in strijd heeft gehandeld met de zorg die zij ten opzichte van klager behoorde te betrachten zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Dit klachtonderdeel is dan ook aldus verstaan, gegrond.

5.6       Het tweede klachtonderdeel betreft het verwijt dat verweerster zich schuldig heeft gemaakt aan fraude door het maken van een OPG te declareren terwijl die niet is gemaakt. Verweerster heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het declareren van deze handeling berustte op een vergissing. Daarbij is het onterechte betaalde bedrag op 29 januari 2018 gecrediteerd, net als de rest van de rekening betreffende de werkzaamheden van 7 december 2017. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.7       Het laatste klachtonderdeel betreft het verwijt dat verweerster haar beroepsgeheim heeft geschonden. Verweerster heeft dit weersproken. Aangezien klager heeft nagelaten dit klachtonderdeel te onderbouwen zal het College het afwijzen.

5.8       De klacht is dus op een onderdeel gegrond en zal voor het overige worden afgewezen. Het College acht het opleggen van de lichtste tuchtmaatregel, een waarschuwing, voldoende en passend bij de situatie.

6.         De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

verklaart klager in de klacht niet-ontvankelijk, voor zover deze betrekking heeft op aansprakelijkheid en schade;

-          verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond;

-          legt op de maatregel van waarschuwing en

-          wijst de klacht voor het overige af.

Deze beslissing is gegeven door M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, E.M. Deen, lid-jurist, M.M.L.F. Smulders, H.W. Luk en J.M.W. Croes, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door B.J. Dekker, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 11 september 2018.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij

niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de

volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.