ECLI:NL:TGZRSGR:2018:131 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-060

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2018:131
Datum uitspraak: 14-08-2018
Datum publicatie: 14-08-2018
Zaaknummer(s): 2018-060
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht tegen een anesthesioloog. Zij is geen rechtstreeks belanghebbende in de zin van de Wet BIG, omdat zij geen bij een handeling op het gebeid van de individuele gezondheidszorg betrokken belang heeft, maar een afgeleid (financieel) belang. Klaagster niet-ontvankelijk.  

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, anesthesioloog,

werkzaam te B,

verweerder,

gemachtigde: mr. E.J.C. de Jong, werkzaam te Utrecht.

1.            Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 14 maart 2018

- het verweerschrift.

1.2       Het College heeft op 3 juli 2018 in raadkamer behandeld ter beoordeling van de ontvankelijkheid. 

2.           De feiten

2.1              Tussen klaagster en mevrouw D (hierna: D) heeft op […] 2016 een

handgemeen plaatsgehad. D heeft aangifte gedaan tegen klaagster. Deze aangifte heeft geleid tot strafrechtelijk onderzoek.  

2.2              D is patiënte bij verweerder. Op verzoek van de advocaat van D heeft

verweerder informatie uit het medisch dossier van D verstrekt.

3.           De klacht

Klaagster verwijt verweerder zakelijk weergegeven:

1)      dat hij als behandelend arts van D een verklaring met zijn oordeel heeft gegeven ten behoeve van een rechtszaak;

2)      dat hij ongenuanceerd een uitspraak over klaagster heeft gedaan zonder haar te kennen.

4.        Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.        De beoordeling

5.1       Ter beoordeling staat primair of klaagster in haar klacht tegen verweerder kan worden ontvangen. Meer in het bijzonder rijst de vraag of klaagster rechtstreeks belanghebbende is in de zin van artikel 65, eerste lid, onder a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG).

5.2       Om als rechtstreeks belanghebbende als bedoeld in artikel 65, eerste lid, onder a van de Wet BIG te kunnen worden aangemerkt, dient sprake te zijn van een rechtstreeks bij een handeling op het gebied van de individuele gezondheidszorg betrokken belang. Dit vloeit voort uit de aard en strekking van de Wet BIG die beoogt de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg te bewaken. Als rechtstreeks belanghebbende zijn in ieder geval aan te merken een patiënt van de betrokken hulpverlener en een nabestaande van een overleden patiënt. Ook naaste betrekkingen van een patiënt kunnen rechtstreeks belanghebbende zijn.

5.3       De belangen die klaagster stelt te hebben zijn in de kern genomen terug te voeren op het belang dat zij, als betrokkene bij het handgemeen, heeft bij de uitkomst van de strafrechtelijke procedure en mogelijke civielrechtelijke (letselschade)procedure. Dit belang is geen rechtstreeks bij een handeling op het gebied van de individuele gezondheidszorg betrokken belang, maar een afgeleid (financieel) belang. Het College verwijst naar de uitspraak van het Centraal Medisch Tuchtcollege van 12 juli 2016, ECLI:NL:TGZCTG:2016:244). Naar het oordeel van het College wordt klaagster daarom niet rechtstreeks in haar belang getroffen door het door verweerder verstrekken van informatie uit het medisch dossier van D aan haar advocaat . Het College zal klaagster dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar klacht en komt dus niet toe aan een inhoudelijke beoordeling.

6.       De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

verklaart klaagster niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven op 14 augustus 2018 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, mr. E.B. Schaafsma-van Campen, lid-jurist, dr. G.J. Dogterom, H.N. Koetsier en J. Edwards van Muijen, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door mr. E.C. Zandman, secretaris.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.