ECLI:NL:TGZRSGR:2018:130 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-058

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2018:130
Datum uitspraak: 14-08-2018
Datum publicatie: 14-08-2018
Zaaknummer(s): 2018-058
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht tegen een huisarts. Zij is geen rechtstreeks belanghebbende in de zin van de Wet BIG, omdat zij geen bij een handeling op het gebeid van de individuele gezondheidszorg betrokken belang heeft, maar een afgeleid (financieel) belang. Klaagster niet-ontvankelijk.  

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, huisarts,

werkzaam te B,

verweerster,

gemachtigde: mr. E. van de Linde, werkzaam te Utrecht.

1.            Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlage, ontvangen op 18 maart 2018

- het verweerschrift met bijlagen.

1.2       Het College heeft op 3 juli 2018 in raadkamer behandeld ter beoordeling van de ontvankelijkheid.  

2.           De feiten

2.1              Tussen klaagster en mevrouw D (hierna: D) heeft op […] 2016 een

handgemeen plaatsgehad. D heeft aangifte gedaan tegen klaagster. Deze aangifte heeft geleid tot strafrechtelijk onderzoek.

2.2              D is patiënte bij verweerster. Op verzoek van de advocaat van D heeft

verweerster een deel van het medisch journaal verstrekt.

2.3              Verweerster is in het strafrechtelijk onderzoek op 9 oktober 2017 door de rechter-

commissaris gehoord.

3.           De klacht

Klaagster verwijt verweerster zakelijk weergegeven:

1)      dat zij een medisch stuk heeft verstrekt aan de advocaat van D waaruit blijkt dat D door een mishandeling een hersenschudding heeft opgelopen en dat zij de in dit stuk vermelde diagnose hersenschudding telefonisch heeft gesteld;

2)      dat zij tegenover de rechter-commissaris heeft verklaard D te hebben gezien, maar dat zij dit niet in het huisartsenjournaal heeft vastgelegd;

3)      dat zij klaagster ten onrechte beschuldigt.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft primair een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van klager en subsidiair de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.        De beoordeling

5.1       Ter beoordeling staat primair of klaagster in haar klacht tegen verweerster kan worden ontvangen. Meer in het bijzonder rijst de vraag of klaagster rechtstreeks belanghebbende is in de zin van artikel 65, eerste lid, onder a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG).

5.2       Om als rechtstreeks belanghebbende als bedoeld in artikel 65, eerste lid, onder a van de Wet BIG te kunnen worden aangemerkt, dient sprake te zijn van een rechtstreeks bij een handeling op het gebied van de individuele gezondheidszorg betrokken belang. Dit vloeit voort uit de aard en strekking van de Wet BIG die beoogt de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg te bewaken. Als rechtstreeks belanghebbende zijn in ieder geval aan te merken een patiënt van de betrokken hulpverlener en een nabestaande van een overleden patiënt. Ook naaste betrekkingen van een patiënt kunnen rechtstreeks belanghebbende zijn.

5.3       De belangen die klaagster stelt te hebben zijn in de kern genomen terug te voeren op het belang dat zij als betrokkene bij het handgemeen heeft bij de uitkomst van de strafrechtelijke procedure en mogelijke civielrechtelijke (letselschade)procedure. Dit belang is geen rechtstreeks bij een handeling op het gebied van de individuele gezondheidszorg betrokken belang, maar een afgeleid (financieel) belang. Het College verwijst naar de uitspraak van het Centraal Medisch Tuchtcollege van 12 juli 2016, ECLI:NL:TGZCTG:2016:244. Naar het oordeel van het College wordt klaagster daarom niet rechtstreeks in haar belang getroffen door het door verweerster verstrekken van informatie uit het medisch dossier van D aan de advocaat van D. Het College zal klaagster dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar klacht en komt dus niet toe aan een inhoudelijke beoordeling.

6.       De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

verklaart klaagster niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven op 14 augustus 2018 door E.J. Daalder, voorzitter, E.B. Schaafsma-van Campen, lid-jurist, G.J. Dogterom, H.N. Koetsier en J. Edwards van Muijen, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.C. Zandman, secretaris.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.