ECLI:NL:TGZRSGR:2018:129 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-014a(2)

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2018:129
Datum uitspraak: 14-08-2018
Datum publicatie: 14-08-2018
Zaaknummer(s): 2018-014a(2)
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klager niet-ontvankelijk in zijn klacht tegen een psychiater. Voor de ontvankelijkheid is in ieder geval vereist dat de curator van klager – als zijn vertegenwoordiger – in rechte schriftelijk heeft ingestemd met het door klager indienen van onderhavige klacht. Voorts heeft klager geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan klager toch in zijn klacht zou moeten worden ontvangen. Niet gebleken dat klager wilsbekwaam is. Klager niet-ontvankelijk.  

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

gemachtigde: C (vader van klager)

tegen:

D, psychiater,

werkzaam te B,

verweerster,

gemachtigde: E, werkzaam te B.

1.            Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift, ontvangen op 15 januari 2018

- de brief d.d. 1 februari 2018 van klager

- het verweerschrift met bijlage

- de brief met bijlage d.d. 19 maart 2018 van verweerster

- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek op 9 mei 2018

1.2       Het College heeft de klacht op 3 juli 2018 in raadkamer behandeld. 

2.           De feiten

2.1              Klager is sinds februari 2017 opgenomen op de gesloten afdeling van Langdurige

Intensieve Behandeling van F (hierna: de afdeling). Verweerster is vanaf dat moment zijn behandelend psychiater.

2.2              In 2016 is klager onder curatele gesteld, waarbij de heer G, verbonden

aan de H tot curator is benoemd.

3.            De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven - als volgt:

1)      Sinds 5 januari 2018 zijn alle vrijheden van klager ten onrechte ingetrokken.

2)      Verweerster wisselt met de medicatie en houdt klager en zijn vader hiervan niet op de hoogte.

3)      Klager wordt al gedurende anderhalf jaar geestelijk onder druk gezet.

4)      Verweerster negeert elk contact en stuurt de vader van klager altijd door naar de curator, dit terwijl zijn vader geen contact heeft met de curator.

5)      Klager is door verweerster ten onrechte beschuldigd van een mishandeling.

6)      De vader van klager is ten onrechte beschuldigd van fraude door verweerster.

Deze klachtonderdelen zijn zowel door vader als door vader als gemachtigde van klager ingediend. De klacht van vader wordt apart behandeld onder zaaknummer 2018-014 (1).

4.        Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft primair een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van klager en subsidiair de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.        De beoordeling

5.1       Het College stelt voorop dat klager sinds 2016 onder curatele is gesteld, waarbij G  tot curator is benoemd. In ieder geval vanaf het moment dat klager op de afdeling is geplaatst, is de curator de contactpersoon inzake de behandeling van klager.

5.2       In het algemeen mag in een situatie als de onderhavige ervan worden uitgegaan dat de curator de veronderstelde wil van klager tot uiting brengt, tenzij sprake is van feiten of omstandigheden die in een andere richting wijzen. Het College is van oordeel dat voor de ontvankelijkheid in ieder geval is vereist dat de curator van klager - als zijn vertegenwoordiger in rechte  schriftelijk heeft ingestemd met het door klager indienen van de onderhavige klacht (vgl. CTG 15 mei 2018, ECLI:NL:TGZCTG:2018:130). Klager heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de curator  met het indienen van de onderhavige klacht door klager heeft ingestemd. Voorts heeft klager geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan klager toch in zijn klacht zou moeten worden ontvangen. Weliswaar heeft de gemachtigde van klager bij het vooronderzoek aangevoerd dat klager tweemaal door een vertrouwenspersoon is getoetst en dat daaruit bleek dat klager wel wilsbekwaam is, maar dit is niet met schriftelijke stukken onderbouwd en ook is niet duidelijk geworden in welk verband en met welk doel deze toets is afgenomen.

5.3       Het College is op grond van het vorenstaande van oordeel dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Dit betekent dat het College niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van deze klachtonderdelen.

6.       De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

verklaart klager niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven op 14 augustus 2018 door E.J. Daalder, voorzitter, E.B. Schaafsma-van Campen, lid-jurist, G.J. Dogterom, H.N. Koetsier en J. Edwards van Muijen, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.C. Zandman, secretaris.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.