ECLI:NL:TGZRSGR:2018:125 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-084

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2018:125
Datum uitspraak: 14-08-2018
Datum publicatie: 14-08-2018
Zaaknummer(s): 2018-084
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Ongegronde klacht tegen een psychiater. In het geval van klager was er geen sprake van een spoedverwijzing. Dat de opname medisch geïndiceerd was, betekent niet dat deze met spoed moest plaatsvinden. Niet gebleken dat de psychiater heeft geweigerd klager op te nemen, het is de eigen keuze van klager geweest om de gesprekken niet voort te zetten. De door de psychiater tijdens het intakegesprek gestelde vragen waren niet onredelijk. Ook is niet vast komen te staan dat de psychiater klager onheus heeft bejegend. Klacht afgewezen.  

Datum uitspraak: 14 augustus 2018

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende de B,

klager,

gemachtigde: C (moeder van klager)

tegen:

D, psychiater,

werkzaam te E,

verweerder,

gemachtigde: mr. J.C.C. Leemans

1.            Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 20 februari 2018

- het verweerschrift met bijlagen

- de brief van klager van 17 mei 2018

- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek op 24 mei 2018.

De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 3 juli 2018. Klager is niet verschenen. De gemachtigde (tevens moeder) van klager, vergezeld door  een vriendin, F, en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.  De gemachtigde van verweerder heeft pleitnotities overgelegd.

2.           De feiten

2.1              Klager, geboren op […] 1978, is langdurig verslaafd aan alcohol en heeft last

van angststoornissen. Klager woont bij zijn moeder, heeft veel last van angsten en somberheid en komt amper het huis uit. Klager is na verwijzing door zijn huisarts gezien door de psychiater G van H. Door hem werd de diagnose alcoholverslaving met een actieve psychose gesteld.

2.2              Verweerder is psychiater en verbonden aan I GGZ. Dit betreft een kliniek

voor ernstige psychiatrische aandoeningen met of zonder verslaving. De kliniek heeft een besloten afdeling, waarop geen gedwongen opnamen plaatsvinden. Psychiater G benadert verweerder op 8 februari 2018 met het verzoek een vrijwillige opname van klager te overwegen. Omdat er op de afdeling van verweerder plaats is, is opname mogelijk en wordt een intakegesprek afgesproken met verweerder op 14 februari 2018. Verweerder ontvangt informatie over de medische voorgeschiedenis van klager, waaronder de diagnose van psychiater G en enkele eerdere stukken.

2.3              Klager wordt door zijn moeder en haar vriendin naar I gebracht. Een

groepsbegeleidster van de kliniek deelt moeder en haar vriendin bij de receptie mee dat het intakegesprek zonder moeder zal plaatsvinden. Moeder en vriendin besluiten vervolgens te vertrekken. Aan het begin van het gesprek met klager vraagt verweerder of er familieleden zijn meegekomen voor het intakegesprek. Nadat klager vertelt dat zijn moeder door een medewerker van de kliniek is weggestuurd, vraagt verweerder klager zijn moeder te bellen, zodat zij aan het gesprek deel kan nemen. Intussen begint verweerder aan het gesprek met klager.

2.4              Aan het begin van het gesprek heeft verweerder aangegeven dat het intakegesprek

ongeveer een uur zal duren. Kort na het begin van het gesprek geeft klager aan dat hij te moe is om vragen te beantwoorden. Verweerder vertelt klager dat als hij het antwoord op een vraag niet weet, hij kan zeggen dat hij dat niet weet. Vanaf dat moment beantwoordt klager alle vragen met “Dat weet ik niet meer”. Verweerder zegt daarop dat als klager geen vragen meer beantwoordt, de opname niet kan doorgaan en dringt aan op een inhoudelijke beantwoording van de vragen. Daarop verlaat klager de spreekkamer onder het uiten van verwensingen.

2.5              Klager wacht bij de receptie op de komst van zijn moeder. Zij geven na komst van

moeder aan de groepsbegeleidster aan het gesprek te willen voortzetten. Tijdens het vervolggesprek schetst verweerder de gang van zaken tijdens het eerste gesprek. Hij vertelt dat klager scheldend uit dat gesprek is weggelopen en zegt dat het gesprek alleen zin heeft als klager inhoudelijke antwoorden geeft op de hem gestelde vragen. Daarnaast geeft verweerder aan dat hij verwacht dat klager excuses aanbiedt voor zijn verwensingen. Klager wordt vervolgens boos en vertrekt met zijn moeder. Ook moeder toont boosheid in de richting van verweerder.

3.           De klacht

Klager verwijt verweerder zakelijk weergegeven dat hij

1.      ten onrechte heeft geweigerd klager door middel van een spoedopname op te nemen in I

2.      klager onheus heeft bejegend en zich autoritair jegens hem heeft opgesteld

3.      de gezondheid van de moeder van klager op het spel heeft gesteld.

4.        Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.        De beoordeling

5.1       Het College stelt voorop dat, anders dan klager stelt, in het geval van klager geen sprake was van een spoedverwijzing. Dat de  opname medisch geïndiceerd was, betekent niet dat deze met spoed moest plaatsvinden.

5.2       Verweerder heeft ter zitting betoogd dat het intakegesprek noodzakelijk was voordat klager kon worden opgenomen. Verweerder heeft uiteengezet dat vóór de opname duidelijkheid moest bestaan over het alcohol- en drugsgebruik van klager, zijn medicatiegebruik en de medicatietrouw. Verweerder heeft ter zitting uiteengezet dat het staken of toedienen van medicatie anders gezondheidsrisico’s met zich mee zou kunnen brengen. Het intakegesprek diende ook om de lichamelijke conditie, eventuele klachten en aandoeningen te inventariseren. Tenslotte diende het intakegesprek om de eerste (behandel)afspraken te maken. Het College acht aanvaardbaar dat verweerder over deze informatie wilde beschikken vóórdat de opname plaats zou vinden.

5.3       Klager heeft gesteld dat verweerder zou hebben gezegd dat hij met het gesprek diep op zijn problematiek zou ingaan en terug zou gaan tot zijn jeugd. Verweerder heeft dit ontkend. Nu de visies van partijen over wat er precies tijdens het gesprek hierover is gezegd uit elkaar lopen kan het College niet van hetgeen klager hierover stelt uitgaan.

5.4       Verweerder ontkent dat klager opname is geweigerd. Het is de eigen keuze van klager geweest om, tot twee keer toe, uit het intakegesprek weg te lopen. Het College acht het niet onbegrijpelijk dat klager zich bij het intakegesprek moe voelde en mogelijk door alcoholgebruik - klager had voor het gesprek naar eigen zeggen een halve liter wijn gedronken – minder energie had om het gesprek te voeren, maar nu in dit geval sprake was van een vrijwillige opname waarvoor ook de medewerking van de kliniek nodig was, had van klager meer medewerking mogen worden verwacht. Onder die omstandigheden is de mededeling van verweerder begrijpelijk dat als klager zou volharden in zijn houding waarbij hij alle vragen met “dat weet ik niet (meer)” beantwoordde, het gesprek geen zin had.

5.5       Verweerder heeft ter zitting uiteengezet dat hij om excuses heeft gevraagd vanwege de scheldwoorden die klager bij het verlaten van de spreekuurkamer had gebruikt omdat dergelijk taalgebruik ook na opname niet binnen de kliniek wordt geaccepteerd. Verweerder heeft voorts aangegeven dat wanneer klager zou hebben geweigerd zijn excuses aan te bieden, dat voor hem aanleiding zou zijn geweest om met klager daarover in gesprek te gaan. Zo ver is het niet gekomen omdat klager is weggelopen, aldus verweerder.

5.6       Gelet op de door klager gebruikte scheldwoorden acht het College het niet onbegrijpelijk dat verweerder klager heeft gevraagd excuses aan te bieden en met hem over de gebruikte termen in gesprek te gaan. Verweerder heeft verklaard  dat klager naar zijn inschatting in staat was excuses te maken of daarover in gesprek te gaan. In plaats daarvan heeft klager gekozen te vertrekken.

5.7       Onder deze omstandigheden is niet gebleken dat verweerder heeft geweigerd om klager op te nemen. Het is de eigen keuze van klager geweest om de gesprekken niet voort  te zetten. Het College begrijpt dat bij klager mogelijk een andere verwachting bestond over de wijze waarop de opname in de kliniek zou plaatsvinden. Het College acht evenwel de wijze waarop verweerder het gesprek heeft gevoerd en meer in het bijzonder de vragen die verweerder heeft gesteld over het drank-, drugs- en medicijngebruik van klager en het verlangen van verweerder dat hij excuses zou aanbieden, althans daarover met hem in gesprek te gaan, niet onredelijk. Het College betrekt daarbij dat verweerder weliswaar over enige medische informatie beschikte, maar dat deze informatie geen compleet actueel beeld gaf. Voorts acht het college van belang dat verweerder ter zitting heeft verklaard dat hij een inschatting heeft gemaakt van de gevolgen van het feit dat klager niet werd opgenomen en weer naar huis zou gaan. Naar het oordeel van het College zijn er geen aanwijzingen dat die inschatting onjuist was. Het klachtonderdeel dat verweerder een spoedopname van klager heeft geweigerd, is daarom ongegrond.

5.8       Het klachtonderdeel van klager dat verweerder hem onheus heeft bejegend en zich autoritair heeft opgesteld is eveneens ongegrond. Niet is gebleken dat verweerder klager onheus heeft bejegend. Voor zijn opstelling jegens klager heeft verweerder een redelijke uitleg.

Dat het optreden van verweerder op klager autoritair is overgekomen, maakt dat niet anders.

5.9       Tenslotte is ook het klachtonderdeel dat verweerder de gezondheid van de moeder van klager in gevaar heeft gebracht ongegrond. Het is duidelijk dat de moeder van klager lijdt onder de situatie waarin een verslaafde en zieke zoon bij haar in huis woont, maar dat brengt niet mee dat verweerder verplicht was haar zoon in de kliniek op te nemen. Daarbij merkt het college nogmaals op dat verweerder niet heeft geweigerd om klager op te nemen, maar dat het klager zelf is die tot twee keer toe is weggelopen.

De conclusie is dat verweerder met betrekking tot de klacht geen verwijt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. De klacht zal dan ook als ongegrond worden afgewezen.

6.        De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door  E.J. Daalder, voorzitter, E.B. Schaafsma-van Campen, lid-jurist, G.J. Dogterom, H.N. Koetsier en J. Edwards van Muijen, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.C. Zandman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2018.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.