ECLI:NL:TGZREIN:2018:38 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 17239

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2018:38
Datum uitspraak: 11-04-2018
Datum publicatie: 11-04-2018
Zaaknummer(s): 17239
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie:   Arts die verzekeringsgeneeskundige werkzaamheden uitvoerde,  wordt verweten dat hij klager, die voor 57% arbeidsongeschikt was, ten onrechte en zonder het opvragen van informatie bij klagers behandelend artsen volledig arbeidsgeschikt heeft bevonden. Criteria rapportage. De arts kwam in afwijking van de recente beoordeling uit 2017 tot een vermindering van eerder aangenomen beperkingen zonder de door klager aangegeven toename van klachten te toetsen aan actuele gegevens vanuit de behandelende sector en bood daarmee de basis voor een herbeoordeling waarbij niet langer recht op een uitkering bestond. De arts toetste de in de rapportage opgenomen prognose van behandelmogelijkheden voor klager evenmin aan de ervaringen en wetenschap van de behandelende sector. Onzorgvuldige formuleringen in de rapportage. Nagelaten eigen waarnemingen en meningen te toetsen aan de behandelende sector. Onvoldoende zelfreflectie. Berisping.  

Uitspraak: 11 april 2018

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 21 november 2017 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

arts

werkzaam te [D]

verweerder

gemachtigde mr. A.B. Schippers-Juergens te Amsterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-          het klaagschrift en de aanvulling daarop

-          het verweerschrift

-          de pleitnotitie, ter zitting overhandigd door de gemachtigde van verweerder.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek.

De klacht is ter openbare zitting van 28 februari 2018 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klager is in het kader van arbeidsongeschiktheid sinds 2011 beoordeeld door verzekeringsartsen van het UWV. Dit heeft onder andere geresulteerd in medische verslagen in september 2013, juni 2015 en januari 2017. In het verslag van januari 2017 staat –voor zover hier relevant-:

5. Conclusie

Er is sprake van beperking van de belastbaarheid als rechtstreeks en medisch objectief vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek. (…) Er is sprake van toegenomen beperkingen als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak als waarvoor in een eerdere beoordeling beperkingen zijn vastgesteld. (…)”

Op basis van mede de beoordeling van de verzekeringsarts is aan klager op 8 februari 2017 een uitkering op basis van Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekend.

Klager verzocht daarna in 2017 om een herbeoordeling omdat hij toename van beperkingen ervoer. Verweerder heeft klager gezien in verband met een door klager aangevraagde herbeoordeling. Verweerder is als arts-niet-in-opleiding-tot-specialist (ANIOS) in dienst van UWV.

In de ten behoeve van de herbeoordeling door klager ingevulde vragenlijst heeft klager aangegeven dat zijn gezondheid verslechterd is (vraag 2.1), dat hij sinds de laatste beoordeling minder doet (vraag 3.9) hetgeen onder 3.10 verder is uitgewerkt (citaat is overgenomen inclusief mogelijke typefouten):

“kan smorgen niet wakker worden ben kapot moe als ik de trap op loop lijkt het of mijn benen compleet verzuurt zijn moet even bij komen. waar door dit komt ik weet het niet ben geen dokter.”  

Verweerder heeft een op 26 september 2017 gedateerde rapportage en medisch onderzoeksverslag opgesteld. In deze stukken staat – voor zover hier relevant-:

1. Vraagstelling

Is er bij cliënt sprake van een vermindering van benutbare mogelijkheden t.a.v. het kunnen verrichten van arbeid, als rechtstreeks en objectiveerbaar gevolg van ziekte en/of gebrek?

(…)

2. Onderzoek

2.1 Onderzoeksactiviteiten

De dossiergegevens werden bestudeerd.

Een door cliënt ingevulde vragenlijst werd bestudeerd.

Cliënt werd gezien op het spreekuur d.d. 22-09-2017. (…)

Cliënt werd door mij geïnformeerd over het doel en de werkwijze van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek.

(…)

4.2 Prognose functionele mogelijkheden

De verwachting is dat de medische situatie en functionele mogelijkheden op lange termijn wezenlijk zal verbeteren. Er zijn immers nog diverse behandelmogelijkheden die het een en ander kunnen verbeteren. (…)

4.3 Reactie cliënt

De relevante onderdelen van de beschouwing, conclusie en planning werden besproken. Cliënt kon zich hierin vinden.

5. Conclusie

Er is sprake van verminderde benutbare mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek. Hierdoor is cliënt aangewezen op werkzaamheden conform de opgestelde functionele mogelijkhedenlijst. (…)”

Aan de hand van de functionele mogelijkhedenlijst die verweerder opstelde is de arbeidsongeschiktheid van klager door de arbeidsdeskundige vastgesteld op minder dan 35%. Op 6 oktober 2017 heeft dit geresulteerd in een beslissing van het UWV op grond waarvan de WIA-uitkering met ingang van 7 december 2017 is stopgezet.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder dat hij klager, die voor 57% arbeidsongeschikt was, ten onrechte en zonder het opvragen van informatie bij klagers behandelend artsen volledig arbeidsgeschikt heeft bevonden. Het door de verzekeringsarts opgestelde rapport bevat allemaal leugens en aannames.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder is van mening niet tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld. Het was niet nodig informatie bij de behandelende sector in te winnen. Er bestond bij verweerder geen twijfel aan de informatie van klager en de door klager genoemde diagnoses en verweerder kon op basis van zijn eigen ervaring in de cardiologie, eigen onderzoek, de medicatie en de gestelde diagnose een goede inschatting maken van de invloed van klagers cardiale pathologie ten aanzien van het arbeidsvermogen. Verweerder had voorts informatie uit dossiers van 2013 en 2015 van collega’s. Bij een herbeoordeling ligt het accent op het objectiveren van een verandering ten opzichte van de vorige beoordeling.

In het rapport staat dat klager zich in de inhoud kon vinden. Ter zitting gaf verweerder aan dat die formulering wel wat ongelukkig is geweest. Ter zitting gaf verweerder aan dat het achteraf gezien wel zinvol had kunnen zijn om van gedachten te wisselen met de behandelaars.

5. De overwegingen van het college

De klacht heeft betrekking op het advies dat verweerder aan UWV heeft uitgebracht. De door klager geformuleerde klachten lenen zich voor gezamenlijke bespreking en beoordeling.

Bij de beoordeling van de vraag of een advies van een arts voldoet aan de daaraan te stellen eisen dienen de volgende criteria in aanmerking te worden genomen:

1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Het college toetst ten volle of het onderzoek door de arts uit het oogpunt van

vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen.

Klager verwijt verweerder dat deze tot zijn advies is gekomen zonder informatie op te vragen bij klagers behandelend artsen. Een verzekeringsarts kan op zijn eigen oordeel varen als het gaat om het vaststellen van beperkingen. Een verzekeringsarts dient de behandelende sector te raadplegen in die gevallen waarin een behandeling in gang gezet zal worden of reeds plaatsvindt en die behandeling een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid van de betrokkene of indien de betrokkene stelt dat de behandelende sector een beredeneerd afwijkend idee heeft over zijn beperkingen. Hoewel verweerder geen gespecialiseerd verzekeringsarts is maar een ANIOS voerde hij verzekeringsgeneeskundige werkzaamheden uit zodat de hiervoor geformuleerde uitgangspunten ook voor hem dienen te gelden.

Het college is van oordeel dat verweerder niet overeenkomstig deze uitgangspunten heeft gehandeld. Klager verzocht immers een herbeoordeling op basis van door hem ervaren toegenomen klachten. Verweerder geeft in zijn verweer daarbij aan dat bij een herbeoordeling het accent ligt op het objectiveren van een verandering ten opzichte van de vorige beoordeling. Dat verweerder in die situatie (enkel) vaart op zijn eigen waarneming, kennis en –zoals hij ter zitting aangaf- oudere informatie uit beoordelingen in 2013 en 2015 klemt des te meer nu verweerder niet volstaat met een afwijzende beoordeling van een toename van de klachten maar in afwijking van de recente eerdere beoordeling uit 2017 komt tot een vermindering van eerder bij recente beoordeling in 2017 aangenomen beperkingen zonder de door klager aangegeven toename van klachten te toetsen aan actuele gegevens vanuit de behandelende sector en daarmee de basis biedend voor een herbeoordeling waarbij er niet langer recht op een uitkering bestaat. Daarnaast is in de rapportage een prognose opgenomen van behandelmogelijkheden waarvan verweerder de daadwerkelijke toepassing ervan in de situatie van klager alsmede de mogelijke uitkomsten daarvan eveneens op geen enkele wijze heeft getoetst aan de ervaringen en wetenschap van de behandelende sector. Daarmee kan niet anders geconcludeerd worden dan dat er op dit vlak is gehandeld in strijd met de hiervoor weergegeven uitgangspunten en er in de rapportage sprake is van aannames. Mogelijke eigen kennis van verweerder op een onderdeel van de gezondheidsklachten van klager is geen rechtvaardiging dit contact met de behandelende sector achterwege te laten.

Het vorenstaande leidt reeds tot een gegrondheid van de klacht.

Tussen partijen is voorts komen vast te staan dat de vermelding in het rapport dat klager zich met de inhoud kan vinden niet dan wel niet volledig juist geformuleerd is. Vanwege het karakter dat van deze opmerking uitgaat mag in een situatie als de onderhavige, waarin beoordeling en rapportage significant afwijken van de verwachting van klager bij het verzoek tot herbeoordeling alsmede van de recente beoordeling door een verzekeringsarts, verwacht worden dat zorgvuldiger omgegaan wordt met deze formuleringen.

Daarmee is niet voldaan aan alle van de hiervoor onder 1., 2., 3., 4. en 5. genoemde eisen waaraan een rapport dient te voldoen. De klacht is daarmee gegrond.

Dit brengt het college tot beoordeling van de aan verweerder op te leggen maatregel. Het college laat daarbij zwaar wegen dat de rol van verzekeringsarts een doorslaggevende is in het beoordelen van arbeidsgeschiktheid of -ongeschiktheid, welke beoordeling ernstige gevolgen kan hebben voor de inkomenssituatie van betrokkenen. Deze rol vergt een hoge mate van zorgvuldigheid en besef van de gevolgen die de beoordeling kan hebben.

Dit geldt in zijn algemeenheid maar in het bijzonder in een geval als het onderhavige waar de beoordeling nadelig is voor de betrokkene en afwijkend van diens verwachting bij de aanvraag en een eerdere recente beoordeling door een verzekeringsarts. Verweerder heeft op meerdere momenten onvoldoende blijk gegeven zich deze rol te beseffen en zijn handelen dientengevolge met voldoende zorgvuldigheid te omkleden. Verweerder heeft – zich deels laten leiden door een eigen visie op een onderdeel van de gezondheidsproblematiek van klager – nagelaten zijn eigen waarnemingen en meningen te toetsen aan de behandelende sector. Deze handelwijzen geven het beeld van een arts met onvoldoende zelfreflectie. Weliswaar gaf verweerder ter zitting aan dat het zinvol had kunnen zijn om van gedachten te wisselen met de behandelaars, maar dit is in zijn eerdere opstelling niet gebleken en kwam eerst nadat het college hem daarover uitdrukkelijk ondervraagd had. Het biedt daarmee onvoldoende basis om te denken dat reeds nu door hem voldoende lering is getrokken uit het voorgevallene. Het college is van oordeel dat om die redenen niet kan worden volstaan met een andere maatregel dan een berisping.

Om redenen aan het algemeen belang ontleend bepaalt het college dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden gepubliceerd.

6. De beslissing

Het college:

-          verklaart de klacht gegrond;

-          legt op de maatregel van berisping;

-          bepaalt dat deze beslissing nadat deze onherroepelijk is geworden in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift Medisch Contact, alsmede het Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde.

Aldus beslist door mr. A.H.M.J.F. Piëtte als voorzitter, mr. T. Zuidema als lid-jurist,

E.H. The-van Leeuwen, M. van Heugten-Hoogendoorn en P.E. Rodenburg als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. I.H.M. van Rijn als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2018 in aanwezigheid van de secretaris.