ECLI:NL:TGZREIN:2018:27 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 17104

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2018:27
Datum uitspraak: 07-03-2018
Datum publicatie: 07-03-2018
Zaaknummer(s): 17104
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen:
  • Gegrond, waarschuwing
  • Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Bedrijfsarts wordt verweten dat hij 1) (medische) informatie heeft gelekt naar klagers werkgever over het feit dat klager in beroep was gegaan tegen het onderzoek van het centrum voor klinische arbeidsgeneeskunde en 2) hem heeft doorverwezen naar dat centrum. Verweerder heeft met het delen van de informatie zijn geheimhoudingsverplichting geschonden. Verweerder heeft klager op juiste gronden verwezen naar het centrum voor klinische arbeidsgeneeskunde. Deels gegrond. Verweerder ziet in dat hij zijn geheimhoudingsverplichting heeft geschonden en heeft excuses gemaakt. Waarschuwing.

Uitspraak: 7 maart 2018

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 29 mei 2017 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

bedrijfsarts

werkzaam te [D]

verweerder

gemachtigden mr. W.A.M. Rupert  en mr. K.M. Visser te Rotterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-          het klaagschrift en vier aanvullingen daarop;

-          het verweerschrift;

-          het proces-verbaal van het op 11 oktober 2017 gehouden mondelinge vooronderzoek.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

De klacht is ter openbare zitting van 7 februari 2018 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerder bijgestaan door mr. Visser.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klager kwam op 30 juni 2015 op verzoek van zijn werkgever op het arbeidsomstandigheden spreekuur van verweerder. Over het verzoek van de werkgever werd op 18 juni 2015 in de werknemerinformatiekaart het volgende genoteerd:

“(…)

Wil jij bij [naam verweerder] een afspraak inplannen voor [naam klager], hij is nog gewoon aan het werk maar heeft longklachten (ophoesten van slijm)

Volgens zijn huisarts heeft hij ?de longen van een 70 jarige? ?? vandaar de vraag.

Ik heb hier met [naam klager] over gesproken en hij vond het zelf prima om bij [naam verweerder] langs te gaan

(…)”

Naar aanleiding van het besprokene tijdens het spreekuur van 30 juni 2015 heeft verweerder klager doorverwezen naar het [E] voor een analyse van arbeidsgerelateerde luchtwegproblematiek. In de werknemerinformatiekaart noteerde verweerder (inclusief taal- en spelfouten) hierover het volgende:

“(…)

2e client deze week waar ik je aandacht voor vraag? Zelfde werkgever maar in [naam vestigingsplaats]? daar met name ook bezig met bewerking van noten waar suiker om gebrand wordt?heeft 20 jaar als bakker gewerkt, 1 jaar saladefabriek, sinds 5 jaar [naam werkgever]. Hij krijgt het benauwd op de werkvloer vanwege te hoge temperatuur en zoals hij dat benoemt de verbrandingsgassen?

(…)

Hij rekent met je uitnodiging en komt naar [E]? ik wil morgen eens op de werkvloer gaan kijken?

(…)”

Het door het [E] uitgebrachte rapport van 25 november 2015 werd aan verweerder toegezonden en tevens werd een kopie daarvan gezonden aan klager en klagers huisarts. Op

8 april 2016 noteerde verweerder in de werknemerinformatiekaart het volgende:

“MEMO

(…)

vertelt dat zowel [namen medewerkers [E]] een melding van de reg tuchtcie hebben ontvangen dat naar hen een klacht is ingediend…

(…)”

en

“MEMO

[naam medewerker werkgever] vertrouwelijk geïnformeerd tav tuchtbezwaar en moeite die ba heeft met gang van zaken.

(…)”

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder dat hij:

  1. (medische) informatie heeft gelekt naar klagers werkgever over het feit dat klager in         

    beroep was gegaan tegen het onderzoek van het [E];

  2. hem heeft doorverwezen naar het [E].

In zijn toelichting op de klacht merkt klager op dat een collega hem wist te vertellen dat hij in beroep gegaan was tegen het onderzoek van het [E]. Voorts merkt klager op dat er veel mis is met de gezondheidszorg in Nederland en dat hij geen vertrouwen heeft in arboartsen en dat dit ook wel gebleken is omdat er geen onderzoek gedaan is en alles goed bevonden is.

4. Het standpunt van verweerder

Ad Klachtonderdeel 1:

Verweerder voert – kort samengevat – aan dat hij eenmalig de HR-manager van de werkgever van klager heeft geïnformeerd over de tuchtklacht tegen de artsen van het [E], omdat hij meende dat dit in het kader van de begeleiding van klager nodig was. Inmiddels is hij er zich van bewust dat hij deze informatie vanuit het oogpunt van vertrouwelijkheid niet met de werkgever had mogen delen. Van delen van enige informatie omtrent klager met collega’s van klager is geen sprake geweest.

Ad Klachtonderdeel 2:

Verweerder heeft het [E] juist, althans mede in het belang van klager, ingeschakeld. Het [E] is een centrum voor klinische arbeidsgeneeskunde met als doel de zorg te verbeteren voor werknemers met een arbeidsgerelateerde longaandoening of waarvoor een risico bestaat dat zij een arbeidsgerelateerde longaandoening ontwikkelen. Verweerder ziet niet in waarom hij klager niet had mogen doorverwijzen naar het [E]. In dit kader merkt verweerder nog op dat het Regionaal Tuchtcollege in een uitspraak heeft geoordeeld dat het rapport van het [E] over klager voldoet aan de daaraan te stellen eisen en dat de getrokken conclusies voldoende steun vinden in de in het rapport weergegeven bevindingen.

5. De overwegingen van het college

Klachtonderdeel 1

Dit klachtonderdeel ziet op de door verweerder aan de werkgever van klager in april 2016 verstrekte informatie omtrent de door klager tegen twee artsen van het [E] ingediende tuchtklacht. Vaststaat dat verweerder deze informatie heeft gekregen van een van deze artsen en dat hij die informatie vervolgens heeft gedeeld met een (HR) medewerker van de werkgever van klager. Naar het oordeel van het college had verweerder, ondanks het feit dat het geen medische informatie betrof, dienen te begrijpen dat deze informatie vertrouwelijk was en onder zijn geheimhoudingsverplichting viel. In dit kader wijst het college onder andere op de door de KNMG opgestelde Code Gegevensverkeer en samenwerking bij arbeidsverzuim, welke Code ook bij een bedrijfsgeneeskundige begeleiding, zoals in casu aan de orde, geldt.

Dit klachtonderdeel is gegrond.

Klachtonderdeel 2

Het college merkt allereerst op dat uit de toelichting op de klacht en uit hetgeen klager bij gelegenheid van het mondeling vooronderzoek en de zitting naar voren heeft gebracht, blijkt dat dit klachtonderdeel niet zozeer ziet op de verwijzing door verweerder van klager naar het [E] maar meer op de uitkomst van het door het [E] uitgevoerde onderzoek en zijn overtuiging dat het onderzoek in het voordeel van zijn werkgever uitviel. Het college hecht er aan op te merken dat het tuchtrecht zich enkel richt op de individuele zorgverlener, dus verweerder, en dat onvrede over andere personen en/of instellingen in de onderhavige klachtzaak niet door het college beoordeeld kan worden. Het college is van oordeel dat verweerder klager op juiste gronden heeft verwezen naar het [E]. Er was immers (mogelijk) sprake van arbeidsgerelateerde longklachten, zodat verwijzing naar een specialistisch centrum op dat gebied, zoals het [E], zeer zorgvuldig te noemen is. Klager heeft overigens ook nagelaten te onderbouwen om welke reden deze verwijzing onjuist zou zijn.

De conclusie is dan ook dat dit klachtonderdeel ongegrond is.

De maatregel

Nu een van de twee klachtonderdelen gegrond is dient het college te komen tot het opleggen van een maatregel. Voldoende aannemelijk is geworden dat verweerder zich inmiddels heeft gerealiseerd dat hij voornoemde informatie niet aan de werkgever had dienen te verstrekken en dat hij klager daarvoor ook zijn excuses heeft aangeboden. Voorts heeft verweerder nog opgemerkt dat hij in de toekomst met nog meer zorgvuldigheid zal werken. Het college zal om die  reden volstaan met het opleggen van een waarschuwing.

6. De beslissing

Het college:

-          verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond zoals hiervoor overwogen;

-          legt op de maatregel van een waarschuwing;

-          wijst de klacht voor het overige af.

Aldus beslist door mr. C.D.M. Lamers als voorzitter, C.M.F. van Roessel en

C.A.W.M. Hertog als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. I.H.M. van Rijn als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2018 in aanwezigheid van de secretaris.