ECLI:NL:TGZREIN:2018:17 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 17189

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2018:17
Datum uitspraak: 09-02-2018
Datum publicatie: 09-02-2018
Zaaknummer(s): 17189
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:   huisarts van gezin, schrijft in kader door moeder gestarte gezagsprocedure tot verkrijgen eenhoofdig gezag over 11 jarige zoon, op verzoek van vader een brief over het handelen, nemen van verantwoordelijkheid door klaagster en deelt medisch informatie over zoon. Evident dat informatie bedoeld was gezagsverzoek van klaagster ter discussie te stellen en derden te informeren. Verweerder schendt zijn beroepsgeheim. Waarschuwing.

Uitspraak: 9 februari 2018

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 20 september 2017 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

gemachtigde mr. J.J. Blok te Utrecht

tegen:

[C]

huisarts

destijds werkzaam te [D]

verweerder

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-          het klaagschrift

-          het verweerschrift

-          een brief van verweerder d.d. 18 november 2017

-          een brief van de gemachtigde van klaagster d.d. 4 december 2017.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen. De klacht is ter openbare zitting van 17 januari 2018 behandeld. Klaagster was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder was, na bericht en in verband met gezondheidsredenen, niet aanwezig.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klaagster en haar ex-echtgenoot hebben een thans elfjarige zoon. Verweerder was in het verleden de huisarts van het gezin van klaagster. Verweerder is in september 2014 gestopt met werken. Klaagster heeft in het verleden al een keer eerder geklaagd over verweerder op welke klacht door dit college op 10 juni 2015 is beslist. Verweerder heeft toentertijd beroep ingesteld. In beroep heeft het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg op 17 november 2016 de klacht deels gegrond verklaard en aan verweerder de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

Klaagster is thans in een juridische procedure verwikkeld met haar ex-echtgenoot omtrent het gezag over hun zoon. In dat kader heeft verweerder op 2 januari 2017 een e-mail met bijlagen gestuurd aan de ex-echtgenoot van klaagster. In deze e-mail (hieronder de letterlijke weergave inclusief taal- en typefouten cursief weergegeven) noteerde verweerder onder meer:

“(…)

Onderwerp: klacht

Beste heer [naam ex-echtgenoot],

I.v.m. de procedure met [naam klaagster] wil/kan ik aan punt 30 het volgende toevoegen:

(…)

lijn 3-4: Na zijn behandeling (kort na geboorte) had [naam zoon] geen bijzondere zorg nodig; wel is hij onder periodieke controle gehouden. Aan de ouders is gevraagd dieetmaatregelen te volgen zoals geen grote brokken te laten eten. Het niet voldoende volgen van deze adviezen had verslikaccidenten als gevolg. Bij navraag gaf moeder aan dat ze [naam zoon] dit niet kon weigeren. De kinderarts in [E] zegt in het verslag d.d. 21/05/2007 dat de logopedist geen motorische verklaring gevonden heeft voor het spugen. Het leek meer een gevolg van de interactie tussen moeder en [naam zoon], een pedagogisch probleem. De pedagogisch medewerker en de maatschappelijk werker zien ook de invloed van moeder hierin. 

(…)

lijn 11-13: onjuist, het dossier van [naam zoon] is in januari 2013 overgemaakt naar de huisarts in [F]nadat de huisarts in [D]de uitspraak van de Jeugdrechtbank/RVK (i.v.m. scheiding ouders van [naam zoon]) had vernomen. Beide ouders wisten dat het dossier van [naam zoon] bij de huisarts in [naam vestigingsplaats] bleef tot de uitspraak van de RKV bekend was (…). [naam klaagster] heeft klacht ingediend tegen de huisarts in [naam vestigingsplaats] in september 2014 anderhalf jaar nadat het dossier van [naam zoon] was overgemaakt.

lijn 13-15: in 2015 het Tuchtcollege van Eindhoven uitspraak gedaan zonder dat aangeklaagde op de hoogte was van deze klacht. Hij heeft eind 2015 bezwaar ingediend bij het Tuchtcollege. Het vonnis van het Regionaal Tuchtcollege Eindhoven is door het eindoordeel van het CTG ingetrokken.

Aanvullend: verslag van de kinderarts [naam specialist en ziekenhuis] d.d. 13/01/2006 in dossier [naam zoon][G]: zie bijlage. Illustratie van lichamelijk geweld van [naam klaagster] tegen haar toenmalige echtgenoot en verantwoordelijkheid van haar als ouder.

Zo zijn er in het dossier van [naam zoon] nog verslagen van de huisartsenpost of SEH waar het gedrag van [naam klaagster] beschreven wordt.

Succes en met vriendelijke groeten,

(…)”

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerder dat hij:

a.       zich in een e-mailbericht aan de ex-echtgenoot van klaagster ten onrechte en op een voor hem als voormalig huisarts niet passende wijze in een juridische discussie heeft gemengd;

b.      over medische informatie van klaagsters zoon beschikt en deze mogelijk heeft opgevraagd, terwijl hij al jaren niet meer de huisarts is van klaagster en haar zoon en dus niet bevoegd is tot het beschikken over dan wel het verkrijgen van deze informatie;

c.       in zijn e-mail im- en expliciete beschuldigingen aan het adres van klaagster heeft geuit die deels berusten op eigen interpretatie van medische informatie.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft aangegeven dat hij inderdaad per e-mail een bericht van de ex-echtgenoot van klaagster heeft beantwoord. De ex-echtgenoot heeft verweerder een e-mail gestuurd omdat klaagster in het kader van de actuele juridische procedure met haar ex-echtgenoot haar eerdere klacht over verweerder - welke is behandeld door het tuchtcollege - heeft vermeld. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat klaagster zelf verantwoordelijk is voor het feit dat verweerder hierin is betrokken. Immers, zij heeft een klacht in de gezondheidszorg in een juridische procedure vermeld. Voor het beantwoorden van de e-mail van de ex-echtgenoot heeft verweerder het medisch dossier van de zoon niet ingekeken. Naar aanleiding van de eerdere klacht van klaagster en de procedure bij het Centraal Tuchtcollege heeft verweerder het dossier van de zoon met machtiging van de ex-echtgenoot in de zomer van 2016 kunnen inkijken. Verweerder heeft niet de beschikking over het medisch dossier van de zoon en heeft geen informatie aangevraagd. De diverse im- en expliciete beschuldigingen aan het adres van klaagster komen allemaal zonder enige uitzondering uit berichten (verslagen) van de tweedelijns zorgverleners.

5. De overwegingen van het college

De klachtonderdelen a. en b. lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Ter zitting is gebleken dat klaagster in een juridische procedure bij de familierechter, met als inzet het verkrijgen van zogenaamd eenhoofdig gezag over haar elfjarige zoon, is geconfronteerd met het schriftelijke stuk van verweerder. In dat stuk laat verweerder zich onder meer uit over het handelen en het nemen van verantwoordelijkheid van klaagster als ouder. Het was voor verweerder evident, waarvoor het college verwijst naar de inhoud van de onder de feiten geciteerde email, dat door de ex-echtgenoot aan hem informatie over klaagster werd gevraagd die zou worden gebruikt in bovengenoemde familierechtelijke procedure. Met behulp van (dit schriftelijk stuk van) verweerder wordt – kennelijk –  door de ex-echtgenoot van klaagster het verzoek van klaagster om te komen tot eenhoofdig gezag ter discussie gesteld. Voorts bevat het stuk medische informatie over de zoon van klaagster. Door al deze informatie te verstrekken aan de ex-echtgenoot in het kader van de thans nog lopende juridische procedure wist verweerder dat het stuk door een derde zou worden gebruikt en dientengevolge door derden zou worden gelezen. Hierdoor konden derden kennis nemen van medische - en daarmee hoogst persoonlijke en vertrouwelijke - informatie van de zoon van klaagster. Daarmee heeft verweerder zijn beroepsgeheim geschonden. Een dergelijk gebruik van medische informatie uit een patiëntendossier van een voormalig patiënt - nota bene kennelijk afkomstig uit een tuchtrechtelijke procedure waar verweerder zelf partij was - door verweerder op verzoek van de ex-echtgenoot van de moeder van de voormalig patiënt, kan de toets der kritiek niet doorstaan. Het college zal deze klachtonderdelen gegrond verklaren. 

Klachtonderdeel c. treft geen doel nu klaagster en haar gemachtigde ter zitting desgevraagd hebben verklaard dat zij deze stelling niet concreet kunnen onderbouwen en het een gevoel van klaagster betreft. Verweerder heeft de stelling ook gemotiveerd betwist. Het grootste deel van de e-mail bevat geen feitelijke onjuistheden. Klaagster heeft aangegeven dat zij met name valt over de laatste alinea van de e-mail (“Aanvullend: (…)”). Het college overweegt dat aan klaagster kan worden toegegeven dat deze alinea anders en beter had kunnen worden geformuleerd, maar dat verweerder terzake geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het college zal dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.  

De maatregel

Naar het oordeel van het college is het opleggen van een maatregel passend en geboden. Bij de beoordeling van de vraag welke maatregel verweerder daarbij dient te worden opgelegd, houdt het college rekening met de omstandigheden van het geval, waarbij het college van belang acht dat het op de weg van verweerder had gelegen zich te onthouden van het geven van medische informatie van een voormalige patiënt aan een derde ten behoeve van een gerechtelijke procedure.

Gelet op deze omstandigheden zal het college aan verweerder de maatregel van een waarschuwing opleggen.

6. De beslissing

Het college:

-          verklaart het klachtonderdeel c. ongegrond;

-          verklaart de klachtonderdelen a. en b. gegrond;

-          legt verweerder de maatregel van een waarschuwing op.

Aldus beslist door mr. C.D.M. Lamers als voorzitter, mr. J. Iding als lid-jurist,

J.D.M. Schelfhout, C.L.S.M. Stuurman en A. Pfaff als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.H.S.M. van Balen als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2018 in aanwezigheid van de secretaris.