ECLI:NL:TGZRAMS:2018:92 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/141GZP

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2018:92
Datum uitspraak: 14-08-2018
Datum publicatie: 14-08-2018
Zaaknummer(s): 2018/141GZP
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerster (GZ-psycholoog) dat zij heeft gesteld dat hij psychotisch is en zijn kinderen ontvoerd zou hebben. Zij heeft dit gemeld aan Veilig Thuis zonder hem gezien te hebben en zonder diagnose. Op basis van deze informatie heeft klager zijn kinderen twee maanden niet gezien.  Ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 16 april 2018 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C,

gezondheidszorgpsycholoog,

werkzaam te D,

v e r w e e r s t e r .

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      het verweerschrift;

-                      het proces-verbaal van het op 27 juni 2018 gehouden mondeling vooronderzoek.

De klacht is op de openbare zitting van 17 juli 2018 behandeld. Partijen waren aanwezig.

2.         De feiten

2.1.      Verweerster is werkzaam als GZ-psycholoog; van 2011 tot 2014 was zij werkzaam voor E (onderdeel van E te D).

2.2.      Verweerster en klager kennen elkaar sinds september 2011 via de school waar hun kinderen op zitten. Verweerster is bevriend geraakt met de (inmiddels) ex-vriendin van klager. Klager en zijn ex-vriendin hebben twee kinderen.

2.3.      In oktober 2016 is klager via verweerster in contact gekomen met F (hierna: F), basispsycholoog en destijds collega van verweerster bij E. Klager is bij F (aanvankelijk in zijn privé praktijk, later bij E) in behandeling gegaan wegens (vermeende) klachten van ADHD. In deze periode komt de relatie tussen klager en zijn vriendin ten einde. Klager en zijn ex-vriendin hebben de zorg voor de kinderen verdeeld; de afspraak hield op dat moment in dat degene die de zorg voor de kinderen had met de kinderen in de (voorheen) gemeenschappelijke woning verbleef.

2.4.      Op 20 december 2016 heeft zich een incident voorgedaan tussen klager en zijn ex-vriendin. Op 21 december 2016 zouden de kinderen door klager (die toen de zorg voor de kinderen had) naar school worden gebracht en aan het einde van de schooldag zouden zij door zijn ex-vriendin (die de zorg overnam) van school worden opgehaald. Klager heeft de kinderen op 21 december 2016 afgemeld voor school en naar hun oma in B gebracht. De ex-vriendin van klager trof de kinderen aan het einde van de schooldag niet op school aan, de school wist niet waarom zij waren afgemeld en waar zij waren en zij heeft daarop telefonisch contact gezocht met (onder meer) verweerster. Verweerster heeft gebeld met de F. De ex-vriendin van klager is naar de politie gegaan. De kinderen zijn later die dag door of via Veilig Thuis bij hun oma opgehaald en naar een ander adres gebracht.  Klager heeft hierna geruime tijd geen contact met de kinderen mogen hebben. In het dossier van Veilig Thuis komt/kwam de naam van verweerster voor.

2.5.      In het EPD van klager bij F staat bij 21 december 2016 onder meer vermeld:

bericht van naastbetrokkenen C gekregen die belt namens vrouw van cliënt. Het gaat niet goed cliënt zou psychotisch zijn en de kinderen meegenomen hebben. De politie is ingeschakeld. Deze informatie ter kennisgeving aangenomen. (…).

2.6.      Klager heeft een klacht ingediend tegen F en G (behandelend psychiater bij E) bij de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg. Bij bindend advies van 7 februari 2018 is deze klacht deels gegrond verklaard (namelijk voor wat betreft het doorgeven van informatie aan Veilig Thuis).

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster aan F (telefonisch) en aan Veilig Thuis (telefonisch of persoonlijk) heeft gemeld dat klager psychotisch zou zijn en de kinderen ontvoerd zou hebben, zonder klager te hebben gezien of gesproken, zonder dat dit het geval was en zonder dat er een diagnose was gesteld.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.      Het college dient eerst te beoordelen of klager ontvankelijk is in zijn klacht. Het college stelt vast dat er tussen klager en verweerster geen behandelrelatie bestond of heeft bestaan. Verweerster stelt dat zij als vriendin (van de ex van klager) heeft gehandeld. Verweerster had als (destijds) collega van F evenwel makkelijk toegang tot F. Voorts heeft verweerster naar de stellingen van klager mededelingen gedaan die belastend voor klager zouden kunnen zijn en een medische/psychische lading hadden (door het gebruik van het woord psychotisch). Juist omdat verweerster GZ-psycholoog is, kunnen dergelijke mededelingen (ook als zij in de privésfeer worden gedaan) een extra sterk effect hebben. Dit alles brengt met zich dat het gestelde gedrag van verweerster niet los kan worden gezien van haar hoedanigheid van GZ-psycholoog en voldoende weerslag heeft op de individuele gezondheidszorg. Het gestelde gedrag is om die reden toetsbaar aan de in artikel 47 eerste lid onder b van de Wet BIG neergelegde tuchtnorm. Klager is derhalve ontvankelijk in zijn klacht.

5.2.      Het college is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat verweerster met F heeft gebeld omdat haar vriendin (de ex-vriendin van klager) dat vroeg. De verklaring van verweerster wordt op dit punt ondersteund door hetgeen F in de decursus heeft genoteerd (“belt namens vrouw van cliënt”). Hoewel van verweerster als GZ-psycholoog en collega van F enige terughoudendheid mag worden verwacht met betrekking tot het plegen van een dergelijk telefoontje in de privésfeer omdat van mededelingen van haar zijde, zeker als de term psychotisch wordt gebruikt, een extra sterke lading kan uitgaan, heeft het college niet kunnen vaststellen dat verweerster hier gelet op de omstandigheden van het geval een grens heeft overschreden. Verweerster heeft gesteld dat zij tegen F heeft verteld dat zij belde om hem namens haar vriendin te informeren en dat zij heeft gezegd dat de vriendin dacht dat klager psychotisch zou kunnen zijn omdat zij in de bijsluiter van de ADHD-medicatie van klager had gelezen dat dit een mogelijke bijwerking van die medicatie was. In de decursus van F staat genoteerd dat verweerster heeft gezegd dat klager psychotisch zou zijn. Het college heeft gezien het vorenstaande niet kunnen vaststellen dat verweerster tegen F heeft gezegd of de indruk heeft gewekt dat F naar haar mening of diagnose psychotisch was.

Het college heeft voorts niet kunnen vaststellen dat verweerster tegen F heeft gezegd dat klager de kinderen had ontvoerd. Verweerster heeft dit ontkend en in de decursus van F staat dit ook niet vermeld; daar is genoteerd dat verweerster heeft gezegd dat klager de kinderen meegenomen zou hebben.

Niet in geschil is dat klager de kinderen had afgemeld voor school en dat de school noch zijn ex-vriendin wisten waar de kinderen waren terwijl de zorg voor de kinderen aan het einde van de schooldag door de ex-vriendin van klager zou worden overgenomen. Het college acht niet onbegrijpelijk dat toen een noodsituatie, althans een situatie van zorg om het welzijn van de kinderen, is ontstaan en is van oordeel dat verweerster binnen de grenzen van wat van haar als beroepsbeoefenaar mag worden verwacht, is gebleven door namens haar vriendin F op de hoogte te stellen.

Verweerster heeft betwist dat zij telefonisch of persoonlijk contact heeft gehad met Veilig Thuis. Zij weet niet hoe haar naam in het dossier van Veilig Thuis terecht is gekomen. Het college heeft verder geen aanknopingspunten in het dossier of het verhandelde ter terechtzitting aangetroffen voor de stelling van klager dat verweerster contact heeft gehad met Veilig Thuis. De stelling van klager dat F tijdens de zitting van de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg zou hebben gezegd dat verweerster Veilig Thuis had gebeld en/of daar langs was geweest, is niet voldoende.

5.3.      De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is. Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt

6. De beslissing

Het college:

-          wijst de klacht in al haar onderdelen af.

Aldus beslist door:

W.A.H. Melissen, voorzitter,

L.J.J.M. Geertjens, W.C.B. Hoenink en C.H.J.A.M. van de Vijfeijken, leden-beroepsgenoot,

R.P. Wijne, lid-jurist,

bijgestaan door C. Neve, secretaris.

en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2018 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

WG  secretaris                                                                                    WG  voorzitter