ECLI:NL:TGZRAMS:2018:65 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2017/420T

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2018:65
Datum uitspraak: 12-06-2018
Datum publicatie: 12-06-2018
Zaaknummer(s): 2017/420T
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Klager verwijt verweerster dat zij, bij het vullen van een gaatje waar hij geen klachten van had, het gaatje groter heeft gemaakt, althans verkeerd heeft gehandeld waardoor hij pijnklachten heeft gehouden en uiteindelijk een wortelkanaalbehandeling elders moest ondergaan.  Volgens klager heeft verweerster bij de verwijzing voor de wortelkanaalbehandeling ook ten onrechte opgeschreven dat hij voor het boren van het gaatje al pijn had. Klager heeft nog steeds pijn.     Gegrond, waarschuwing

 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 8 november 2017 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C,

tandarts,

(destijds) werkzaam te B,

 v e r w e e r s t e r.

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      de op 6, 8, 14 en 20 maart 2018 binnengekomen e-mails van verweerster en de e-mails van het college van 6, 8, 16 en 20 maart 2018;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek en de zitting.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is op een openbare zitting behandeld.

Klager was aanwezig met een familielid genaamd D. Verweerster was afwezig zonder bericht van verhindering. Uit de correspondentie in het dossier blijkt dat het college ruim voorafgaand aan de zitting aan verweerster heeft uiteengezet wat de processuele consequenties zijn als zij niet op de zitting verschijnt en namens haar geen gemachtigde of advocaat naar de zitting komt. Daarna is niets meer van verweerster vernomen.

2.         De feiten

2.1       Op 20 december 2016 heeft klager, geboren op augustus 1987, voor een controle een bezoek gebracht aan tandartsenpraktijk E (hierna de tandartsenpraktijk) te B. Hij werd geholpen door verweerster die daar destijds werkzaam was. Verweerster sprak Engels tijdens de controle en met klager werd in het Nederlands gecommuniceerd via een collega van verweerster die als tolk fungeerde. Verweerster heeft tijdens de controle aan klager meegedeeld dat er een gaatje in zijn kies zat dat gevuld moest worden.

2.2       Op 29 december 2016 heeft verweerster onder verdoving de kies van klager gevuld. Het ging om element 27 waarin een (occlusale) vulling is geplaatst.

2.3       Klager heeft enige tijd later een nieuwe afspraak met verweerster gemaakt vanwege pijnklachten aan de gevulde kies.

2.4       Op 23 januari 2017 heeft verweerster de vulling uit de kies van klager verwijderd en een nieuwe tijdelijke vulling (met glasionomeer pulp protectie met lonoseal) geplaatst.

2.5       Na drie maanden is klager wederom met pijnklachten teruggegaan naar verweerster.

2.6       Bij brief van 16 mei 2017 heeft verweerster klager doorverwezen naar F voor een wortelkanaalbehandeling. In de brief staat voor zover van belang het volgende:

(..) Op 23-01-2017 kwam de patiënt met pijn op element 27 O. Na de vulling bij koud en  warm drinken zelfs bij kauwen van voedsel (..)

2.7       Uiteindelijk heeft klager vanwege de voor hem te hoge kosten geen wortelkanaalbehandeling ondergaan bij F, maar in de praktijk van verweerster. Over deze door een collega van verweerster uitgevoerde behandeling heeft klager eveneens een klacht ingediend bij het college.

2.8       Klager heeft bij de tandartsenpraktijk een klacht ingediend tegen verweerster. In een brief van 17 juli 2017 heeft de klachtenfunctionaris van de praktijk het volgende aan klager meegedeeld:

(..) Ik heb met uw tandarts (..) gesproken over uw klacht en overleg gehad met een tweede tandarts (..). Tandarts (..) zegt dat zij een (occlusie) vulling gedaan heeft bij u. Hierna bleek dat er dieper geboord moest worden om een goede vulling te maken om alle debrie weg te halen. De vulling is dus groter geworden. U bleef hiervan last krijgen en uiteindelijk moet het een wortelkanaalbehandeling worden.

Dit is drie keer aan u uitgelegd door drie verschillende zorgverleners. (..)

De tandarts blijft bij haar mening dat er niet verkeerds is gedaan en dat dit kan gebeuren. Tandartsen hebben een inspanningsverplichting en geen prestatieplicht. (..)

2.9       Klager heeft twee foto’s overgelegd die door verweerster van zijn gebit zijn gemaakt. De ene is gemaakt tijdens de controle op 20 december 2016 en de andere op 23 januari 2017 na het plaatsen van de tijdelijke vulling.

2.10     In het Overzicht zorgverlener staat dat de BIG-registratie van verweerster op 25 augustus 2017 op eigen verzoek is doorgehaald. Verweerster stond (in ieder geval) tot op de dag van de zitting nog steeds met naam, foto en BIG-registratienummer op de website van de tandartsenpraktijk vermeld.

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster de kies van klager onnodig en niet goed heeft gevuld waardoor hij veel pijn heeft geleden.

4.            Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1       Klager is ontvankelijk in zijn klacht, nu verweerster ten tijde van haar door klager klachtwaardig geachte handelen als tandarts in het BIG-register was geregistreerd.

5.2       De klacht van klager leidt tot de kernvraag of verweerster hem de juiste tandheelkundige zorg heeft gegeven. Het college zal beoordelen of verweerster hierbij de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening heeft overschreden, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard. Deze norm is onder meer vervat in Boek 7, titel 7, afdeling 5, van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de richtlijnen van de eigen beroepsgroep.

5.3       Voorop staat dat een goede behandeling begint met het opnemen van de anamnese. De tandarts dient vervolgens onderzoek te verrichten, waarbij de aard van de klachten en de medische voorgeschiedenis bepalend zijn voor het soort onderzoek dat noodzakelijk is. Het onderzoek vormt vervolgens de basis voor de diagnose en de diagnose is op haar beurt bepalend voor de behandeling en de uitvoering daarvan. Bij de uitvoering van het gekozen behandelbeleid dient de tandarts vakbekwaam te werk te gaan, waarbij hij zich bewust moet zijn van de grenzen van zijn bekwaamheid. Voorts dient de tandarts bij de uitvoering van de behandeling zorgvuldig en volgens de regelen der kunst ter werk te gaan en na de behandeling behoorlijke nazorg te verlenen.

5.4       In deze zaak staat vast dat klager zonder klachten bij verweerster op controle kwam.

Verweerster heeft tijdens de controle aan klager meegedeeld dat er een gaatje in zijn kies zat dat gevuld moest worden. Klager heeft ter zitting verklaard dat hij het aanvankelijk niet nodig vond om zijn kies te laten vullen, maar dat hij uiteindelijk met de behandeling instemde omdat hij verweerster vertrouwde. Het college heeft geconstateerd dat het vullen van de kies van klager (element 27) niet goed heeft uitgepakt. Vast staat dat de vulling na pijnklachten is verwijderd, een tijdelijke vulling is geplaatst en een start van een wortelkanaalbehandeling is uitgevoerd.

De vraag rijst (en daar ziet de klacht ook op) of de behandeling überhaupt wel nodig was en of een onzorgvuldige diagnose aan de basis heeft gestaan van een onnodige, vérstrekkende en pijn veroorzakende behandeling.

5.5       Het college constateert dat een behoorlijke motivering voor de diagnose dat element 27 was aangetast en moest worden gevuld, ontbreekt. Er is door verweerster geen

patiëntendossier (met daarin een anamneseformulier, zorgplan, foto’s of andere stukken) verstrekt. Het college moet het doen met twee door klager overgelegde foto’s van respectievelijk 20 december 2016 en 23 januari 2017 die door verweerster van zijn gebit zijn gemaakt.

De waar te nemen situatie van het gebit van klager, in het bijzonder van element 27, op de foto die tijdens de controle op 20 december 2016 is gemaakt, is ontoereikend om de door verweerster gemaakte diagnose te onderbouwen. Onduidelijk is hoe de situatie op de foto van 20 december 2016 heeft geleid tot de situatie op de foto van 23 januari 2017, waarin in element 27 van klager een grote tijdelijke vulling is geplaatst.

Verweerster heeft afgezien van een verweerschrift, maar volstaan met een zeer summiere, Engelstalige e-mail van 6 maart 2018. Nog daargelaten dat processtukken in de Nederlandse taal moeten worden opgesteld, waarvan verweerster op de hoogte was, biedt ook deze e-mail geen begin van ondersteuning voor de juistheid van de zienswijze van verweerster.

Zij verwijst daarin weliswaar naar ‘the picture’ maar geeft geen nadere toelichting op het door haar gevoerde beleid en laat na informatie uit haar domein te verschaffen waarmee de klacht nader had kunnen worden gewogen.

Het was evenwel aan verweerster om zich in haar domein bevindende informatie - zoals (duidelijkere) foto’s - over te leggen die haar diagnose kon ondersteunen. Het afzien daarvan komt voor haar rekening. Het college houdt het er onder deze omstandigheden voor dat verweerster onnodig een te ingrijpende behandeling bij klager is gestart, waardoor hij langdurig pijn heeft geleden en gedwongen was aanvullende behandelingen te ondergaan.  

5.6       De conclusie van het voorgaande is dat de klacht gegrond is. Verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klager had behoren te betrachten.

5.7       Wat de op te leggen maatregel betreft, houdt het college rekening met de mate van onzorgvuldigheid van de handelwijze van verweerster en de mate van verwijtbaarheid daarvan, zoals hiervoor is overwogen. Daarbij wordt ook in aanmerking genomen dat verweerster zich niet toetsbaar heeft opgesteld. Dat verweerster terwijl zij daartoe in de gelegenheid is gesteld niet op een serieuze wijze op de klacht van klager is ingegaan, getuigt van een lichtvaardige houding aan haar zijde. Alles afwegend, ziet het college aanleiding de maatregel van waarschuwing op te leggen.

5.8       Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing zodra zij onherroepelijk is op na te melden wijze worden bekendgemaakt.

6. De beslissing

Het college:

-          verklaart de klacht gegrond;

-          legt op de maatregel van waarschuwing.

Bepaalt voorts dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG

in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan de tijdschriften Medisch Contact, Dentz en NT (Nederlands Tandartsenblad) ter bekendmaking zal worden aangeboden.

Aldus beslist door:

mr. P.J. van Eekeren, voorzitter,

drs. E.C.L. Fritschij, H.C. van Renswoude en R.C.M. van Gorp, leden-tandartsen,

mr. R.P. Wijne, lid-jurist,

bijgestaan door mr. G.H. Felix, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2018 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

WG                                                                                                     WG

secretaris                                                                                          voorzitter