ECLI:NL:TGZRAMS:2018:39 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/126T

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2018:39
Datum uitspraak: 17-04-2018
Datum publicatie: 17-04-2018
Zaaknummer(s): 2018/126T
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Klaagster was tandartsassistente in de praktijk van verweerder en verwijt hem seksueel grensoverschrijdend gedrag. Niet-ontvankelijk.  

                      REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

                                                                AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 27 maart 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle binnengekomen en vervolgens naar dit college doorgestuurde en op 5 april 2018 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

tegen

C ,

tandarts,

v e r w e e r d e r.

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, binnengekomen op 5 april 2018. De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De klacht

Klaagster is in 2016 in dienst getreden als tandartsassistente in de praktijk van verweerder, nadat zij eerder jarenlang bij hem patiënte was geweest. Inmiddels is klaagster niet meer werkzaam in de praktijk van verweerder. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder - gedurende de periode dat klaagster zijn tandartsassistente was – klaagster op een ongewenste manier van haar vrijheid heeft beroofd. Verweerder zou – onder andere - intieme opmerkingen hebben gemaakt naar klaagster, hij wilde haar vaak aanraken, haar knuffelen wanneer zij hoofdpijn had en ook heeft verweerder in het bijzijn van (mannelijke) patiënten seksuele opmerkingen richting klaagster gemaakt. Klaagster heeft verweerder aangesproken op zijn gedrag, waarop verweerder zou hebben geantwoord dat hij in zijn eigen praktijk zichzelf zou moeten kunnen zijn. Verweerder heeft een opleiding van D voor klaagster betaald, maar wanneer klaagster ontslag zou nemen, moet zij de studiekosten terugbetalen, hetgeen voor klaagster niet mogelijk is

3.         De beoordeling

Als eerste moet worden beoordeeld of de verweten handelingen zijn aan de tuchtnormen zoals neergelegd in artikel 47 lid 1 sub a en b van de Wet BIG.

Naar het oordeel van het college ziet het door klaagster aan verweerder verweten handelen niet op handelen in de strijd met de zorg die een beroepsbeoefenaar dient te betrachten jegens degene met betrekking tot wiens gezondheidstoestand bijstand wordt verleend en/of ingeroepen (de eerste tuchtnorm), nu geen sprake is van een behandelrelatie. Evenmin is sprake van gedragingen die niet door de eerste tuchtnorm worden bestreken, maar niettemin in strijd kunnen zijn met het algemeen belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg (de tweede tuchtnorm). Volgens vaste jurisprudentie moet in dat geval het handelen van verweerder voldoende weerslag hebben op de individuele gezondheidszorg en dient het handelen van verweerder niet los te kunnen worden gezien van zijn hoedanigheid van tandarts.

Naar het oordeel van het college is het beklaagde handelen niet verweven met de hoedanigheid van tandarts en is sprake van privé-gedrag. Behoudens bijzondere omstandigheden is privégedrag geen zaak voor de tuchtrechter. Dat is slechts anders indien dit privé-gedrag van invloed is op de beroepsuitoefening. Daarvan is in dit geval geen sprake. De conclusie moet zijn dat het beklaagde handelen niet ter toetsing aan het college kan worden voorgelegd.

4. De beslissing

Het college verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht.

Aldus beslist op 17 april 2018 door:

mr. J. Recourt, voorzitter,

drs. D.E. de Jong en dr. B. van Ramshorst, leden-arts,

bijgestaan door mr. A. Kerstens, secretaris.

WG  secretaris                                                WG  voorzitter