ECLI:NL:TGZCTG:2018:66 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2017.304

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2018:66
Datum uitspraak: 08-03-2018
Datum publicatie: 08-03-2018
Zaaknummer(s): C2017.304
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen tandarts. Klager verwijt de tandarts een behandeling te hebben uitgevoerd waar klager niet om had gevraagd en voorts dat klager niet op de hoogte was van de kosten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat niet is komen vast te staan dat het zorgplan aan klager is toegezonden en derhalve ook niet dat klager van de inhoud van het zorgplan op de hoogte was en daarmee instemde. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht in beroep alsnog gegrond en legt aan de tandarts de maatregel van waarschuwing op.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.304 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., tandarts, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. M.J. Bos, verbonden aan DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij te Amsterdam.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft tegen C. - hierna de tandarts - een klacht ingediend die na doorzending door het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam is ontvangen op

22 september 2016. Bij beslissing van 6 juni 2017, onder nummer 16/362T, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De tandarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 1 februari 2018, waar is verschenen de tandarts, bijgestaan door

mr. L. Neuschäfer, kantoorgenoot van de gemachtigde van de tandarts. Klager was niet ter terechtzitting aanwezig. Van hem is tevoren bericht van verhindering ontvangen met het verzoek de behandeling van de zaak aan te houden, welk verzoek door het Centraal Tuchtcollege niet is gehonoreerd.

Het standpunt van de tandarts in beroep is ter terechtzitting door de tandarts en

mr. Neuschäfer nader toegelicht.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1. Klager heeft zich op 15 maart 2015 aangemeld als patiënt bij verweerder.

2.2. Op 2 september 2015 is klager opnieuw gezien door verweerder in verband met pijnklachten aan de verstandskies (28) en het afbreken van een stukje van deze kies. Verweerder heeft een begroting opgesteld voor de behandeling, gedateerd op

2 september 2015.

2.3. Op 15 september 2015 is verweerder gestart met de behandeling. Verweerder heeft een aantal caviteiten gerestaureerd en er is een wortelkanaalbehandeling uitgevoerd aan de kies voor de verstandskies (27). De verstandskies is gevuld.

2.4. Op 14 oktober 2015 meldt klager zich opnieuw tot verweerder in verband met pijnklachten aan de verstandskies (28). Verweerder heeft klager geadviseerd de kies te laten trekken.

3. De klacht en het standpunt van klager

3.1. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld omdat hij een behandeling heeft uitgevoerd waar klager niet om had gevraagd en onterecht kosten heeft gedeclareerd.

3.2. Klager heeft ter toelichting aangevoerd dat hij dacht dat de verstandskies zou worden getrokken, maar in plaats daarvan kreeg klager een wortelkanaalbehandeling aan deze kies. Na de behandeling had klager nog veel last en uiteindelijk moest de kies alsnog worden getrokken. Klager heeft dit niet gedaan. Volgens klager hoort elke arts te vertellen wat de kosten zijn en te vragen of je verzekerd bent voor de behandeling danwel deze kunt betalen. Verweerder heeft dit volgens hem nagelaten.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Volgens verweerder is eerst een intake uitgevoerd en is pas behandeld nadat klager akkoord was over het behandelplan. Dit behandelplan is volgens verweerder op

2 september 2015 aan klager toegestuurd en op 15 september 2015 retour gekomen met een akkoord, met uitzondering van het voorgestelde verwijderen van de 28. Er is na toestemming van klager een wortelkanaalbehandeling uitgevoerd aan de 27. Wat betreft de verstandskies wilde klager perse dat deze gevuld zou worden in plaats van getrokken. Verweerder heeft daarop aangegeven dat er daarna mogelijk pijnklachten zouden kunnen ontstaan, omdat het gat te groot was en een vulling het probleem niet zou oplossen. Tevens heeft verweerder aangegeven dat er over het algemeen geen wortelkanaalbehandelingen in verstandskiezen kunnen worden uitgevoerd. Desondanks is de verstandskies op verzoek van klager gevuld, waarna klager enige tijd later inderdaad aangaf dat de pijn weer was teruggekeerd. Volgens verweerder tracht klager er thans alles aan te doen om de nota voor de behandelingen niet te betalen, waaronder het indienen van deze tuchtklacht. Wel heeft verweerder de code E87 ( Gebruiksklaar maken van praktijkruimte voor wortelkanaalbehandeling ) in mindering gebracht op de rekening.

5. De beoordeling

5.1. Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. In het tuchtrecht is persoonlijke verwijtbaarheid uitgangspunt.

5.2. Het college overweegt dat er - het dossier lezende – sprake lijkt te zijn van een misverstand: klager dacht dat er een wortelkanaalbehandeling zou worden uitgevoerd aan de 28, maar volgens verweerder was het behandelvoorstel aldus, dat een wortelkanaalbehandeling aan de 27 zou worden uitgevoerd. Voor de 28 was in het behandelplan (zoals klager nu ook zelf zegt) extractie voorgesteld. Verweerder heeft echter gedocumenteerd dat klager expliciet heeft aangegeven dit niet te willen en dat hij (eerst) een vulling wilde.

De wortelkanaalbehandeling aan de 27 is wel uitgevoerd en derhalve (terecht) gedeclareerd. Niet vastgesteld kan worden dat verweerder een behandeling heeft uitgevoerd waarover destijds geen overeenstemming was, althans waarvan verweerder redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat klager hier niet mee akkoord was. Overigens volgt uit het dossier niet dat het zorgplan ook daadwerkelijk aan klager is ge-emaild en dat klager hierop heeft gereageerd. Verweerder heeft echter wat dit betreft een consistent verhaal dat steun vindt in de verslaglegging. Er is voor zover het college kan oordelen verder geen sprake van een foute diagnose of behandeling. Daarmee faalt de klacht.

5.3. De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het beroep

4.1 Klager beoogt met zijn beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert – impliciet – tot gegrondverklaring van het beroep.

4.2 De tandarts voert hiertegen verweer en concludeert tot verwerping van het

beroep.

4.3 In beroep herhaalt klager zijn stelling dat hij nooit een behandelplan met een begroting (tezamen ook: zorgplan) van de tandarts heeft ontvangen. De tandarts persisteert in zijn stelling dat dit zorgplan op 2 september 2015 per mail aan klager is toegezonden. Met het Regionaal Tuchtcollege constateert het Centraal Tuchtcollege dat het dossier geen bewijs bevat van de stelling van de tandarts dat het zorgplan is toegezonden. Het Centraal Tuchtcollege overweegt hieromtrent als volgt.

4.4 In de procedure in eerste aanleg zijn partijen in het kader van het mondeling vooronderzoek op 13 januari 2017 gehoord. Het proces-verbaal dat van dit verhoor is opgemaakt bevat, voor zover thans van belang, een verklaring van de tandarts met daarin de volgende passages:

Pagina 3, 3e alinea:

“[…] Op 15 september is het zorgplan retour gekomen met een akkoord voor alle tanden behalve voor de behandeling van de 28. Dit betekent dat ik alle voorgestelde behandelingen mocht uitvoeren met uitzondering van het trekken van de verstandskies. […] Verweerder beweert dat hij via de mail geen zorgplan heeft gekregen. In het computerprogramma waarmee wij mails verzenden wordt al het mailverkeer vastgelegd. Bij het uitdraaien van het dossier is dit niet meegekomen, ik kan dit alsnog doen en naar het college opsturen.”

Pagina 4, 2e alinea:

“Ik zeg toe uw College het bewijs toe te sturen ter onderbouwing van de stelling dat het zorgplan per mail aan klager verzonden is.”

Bij brief van 10 februari 2017 heeft de gemachtigde van de tandarts het Regionaal Tuchtcollege afschrift van mailberichten aan klager toegezonden, welke mailberichten alle betrekking hebben op nog met klager te maken of reeds gemaakte behandelafspraken. De door de tandarts toegezegde mail waarmee hij, naar hij stelt, het zorgplan aan klager heeft gezonden bevindt zich niet bij deze mailberichten.

4.5 Als hiervoor onder 4.3 aangegeven constateert het Regionaal Tuchtcollege in de bestreden beslissing dat het procesdossier geen bewijs bevat dat het zorgplan aan klager is toegezonden en met een akkoord is geretourneerd.

4.6 Ter terechtzitting in beroep heeft de tandarts desgevraagd aanvankelijk aangegeven de mail waaruit blijkt dat het zorgplan aan klager is toegezonden niet te kunnen printen, nu het door hem gebruikte computerprogramma die mogelijkheid niet biedt. Vervolgens heeft de tandarts, wederom, aangeboden de betreffende mail aan het Centraal Tuchtcollege toe te zenden. Het Centraal Tuchtcollege ziet echter geen aanleiding de tandarts deze gelegenheid te bieden, nu hij van de eerder aan hem geboden gelegenheid, ondanks expliciete toezegging, geen gebruik heeft gemaakt.

4.7 Voorts merkt het Centraal Tuchtcollege op dat in de begroting van 2 september 2015 zoals overgelegd geen melding wordt gemaakt van een voorgenomen extractie van element 28 (maar van een meervlaksvulling composiet). Dit is niet in lijn met de aantekening “Zorgplan/begroting akkoord behalve ex 28” zoals de tandarts die op 15 september 2015 in het patiëntendossier heeft gemaakt.

4.8 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan niet alleen niet worden vastgesteld dat de tandarts het zorgplan aan klager heeft toegezonden maar ook niet dat klager van de inhoud van het zorgplan op de hoogte was en daarmee heeft ingestemd. Het had, in lijn met de “regeling mondzorg” (artikel 6.1) van de Nederlandse Zorgautoriteit, op de weg van de tandarts gelegen, gelet op de in het onderhavige geval voorziene kosten en het feit dat het hier een nieuwe patiënt en een eerste patiëntencontact betrof, de begroting vooraf door klager voor akkoord te laten tekenen. Het beroep van klager slaagt derhalve.

4.9 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de bestreden beslissing niet in stand kan blijven. Het Centraal Tuchtcollege zal opnieuw rechtdoende de klacht alsnog gegrond verklaren. Het Centraal Tuchtcollege acht oplegging van de maatregel van waarschuwing passend en toereikend.

4.10 Om redenen aan het algemeen belang ontleend gelast het Centraal Tuchtcollege de publicatie van deze uitspraak.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan beroep;

en opnieuw rechtdoende:

verklaart de klacht alsnog gegrond;

legt aan de tandarts de maatregel van waarschuwing op;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de

Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het

Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg

Jurisprudentie, Medisch Contact en het Nederlands

Tandartsenblad, met het verzoek tot plaatsing

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. M.P. den Hollander en

prof.mr. J. Legemaate, leden-juristen en drs. H.J. van Iterson en mr.drs. R. van der Velden, leden-beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 8 maart 2018.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.